Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koser Kaya (D66) over de maatschappelijke hulpverlening aan doven en slechthorenden
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
20 mei 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koser Kaya (D66) over de maatschappelijke hulpverlening aan doven en slechthorenden (2009Z07617).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
1.Bent u bekend met het feit dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vanaf 1 januari 2009 geen indicaties meer verleent voor materiële en psychosociale hulpverlening aan doven en ernstig slechthorenden door het gespecialiseerde maatschappelijk werk voor deze doelgroep?
1.
De GGMD voor doven en slechthorenden heeft mijn aandacht gevraagd voor de zorg en dienstverlening aan doven en slechthorenden en de effecten van de pakketmaatregel AWBZ.
2.
Deelt u de mening dat hierdoor noodzakelijke hulpverlening aan deze doel- groep in de knel komt, terwijl er geen reëel alternatief beschikbaar is?
2.
Op dit moment zijn mijn ambtenaren en medewerkers van het Centrum Indicatiestelling Zorg in gesprek met GGMD. Doel van de gesprekken is om duidelijkheid te krijgen over eventueel in het verleden gemaakte afspraken rond gespecialiseerd maatschappelijk werk voor doven en slechthorenden en om de huidige situatie goed in kaart brengen. Het gaat om een drietal vragen:
- is er bij het aanleren van communicatieve vaardigheden aan plotsdoven sprake van AWBZ-behandeling of valt dit onder de Zvw;
- valt begeleiding bij diverse ‘life-events’, vergelijkbaar met de dienstverlening door MEE onder de AWBZ ;
- Dienstverlening voor het leren omgaan met cq accepteren van Tinnitus, Menière en hyperacusis. Ook hier speelt de vraag of dit onder de AWBZ of onder de Zvw valt.
De drie partijen werken gezamenlijk aan de beantwoording van deze vragen. GGMD is geadviseerd zich voor te bereiden op de situatie waarin het antwoord op één of meerdere vragen inhoudt dat het geen AWBZ-zorg betreft. In dit kader is voor de tussentijd afgesproken dat het CIZ de aanvragen die betrekking hebben op bovenstaande zorgverlening, nog conform de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2008 zal afhandelen. Hiermee komt de hulpverlening op dit moment niet in gevaar.
3.
Kunt u aangeven hoe u ervoor gaat zorgen dat deze doelgroep de benodigde zorg ontvangt? Gaat u het CIZ opdragen voor deze hulpverlening indicaties te verlenen als er sprake is van een duidelijke hulpvraag vanuit de doelgroep waarvoor een alternatief ontbreekt?
3.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 aangaf, is het overleg nog gaande. GGMD is hierbij nadrukkelijk betrokken. Op dit moment kan ik niet op de mogelijke oplossingen vooruit lopen.