Verantwoordingsbrief over 2008
Namens het kabinet biedt de minister-president de Tweede Kamer de Verantwoordingsbrief aan. Hierin maakt het kabinet de balans op over de voortgang van het beleidsprogramma 'Samen werken, samen leven 2007-2011' in het jaar 2008.
Geachte voorzitter,
1. Inleiding
In deze verantwoordingsbrief maakt het kabinet de balans op over de voortgang van het beleidsprogramma "Samen werken, samen leven 2007-2011" zoals zich dat per ultimo 2008 heeft afgetekend. Dit gebeurt op een nieuwe wijze, namelijk door de voortgang van de 74 doelen en 10 projecten uit het beleidsprogramma expliciet in kaart te brengen. Meetbaarheid en transparantie van beleid worden op deze wijze als onderdeel van de jaarlijkse begrotingsverantwoording bevorderd.
Dit past goed binnen de nadere uitwerking van de afspraken van het kabinet met uw Kamer over de voortgang van het experiment 'Verbetering verantwoording en begroting' en hiermee voldoe ik aan de toezeggingen die ik vorig jaar aan uw Kamer heb gedaan bij het debat over de Verantwoording 2007 en bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2008 van het ministerie van Algemene Zaken.
Het beleidsprogramma 'Samen werken, samen leven' beslaat de periode 2007-2011 en bevat concrete doelstellingen en beoogde resultaten die het kabinet aan het eind van die periode (2011) wil hebben bereikt. Om de voortgang van deze doelstellingen te volgen en te meten is gekozen voor de meetmethodiek "delivery". In deze verantwoordingsbrief wordt deze methodiek toegelicht en aangegeven hoever de voortgang van die doelstellingen per ultimo 2008 is. Deze verantwoordingsbrief geeft daarmee een tussenstand.
De resultaten over 2008 in ogenschouw nemend, kan worden geconcludeerd dat de uitvoering van het beleidsprogramma voor 82% van de beleidsdoelen (inclusief de projecten) op koers ligt (tegenover 44% op koers ultimo 2007).
Hierbij moet echter een kanttekening worden geplaatst. In 2008 is de wereld geconfronteerd met een nieuwe economische werkelijkheid. Er is economisch zwaar weer. In paragraaf 2 wordt aangegeven voor welke doelstellingen dit gevolgen kan hebben en hoe het kabinet hier met het aanvullend beleidsakkoord op heeft geanticipeerd. In paragraaf 3 wordt vervolgens de meetmethodiek "delivery" verklaard. Daarna zal in paragraaf 4 in algemene zin worden stilgestaan bij de uitvoering van het beleidsprogramma per pijler. In de bijlage wordt tot slot een specifiek overzicht gegeven van de voortgang van álle 74 beleidsdoelen en 10 prioritaire projecten van het kabinet.
2. Gevolgen economische recessie voor het beleidsprogramma
Het behoeft geen betoog dat de economische recessie haar weerslag zal hebben op de verwezenlijking van een aantal doelstellingen van het beleidsprogramma. Vooral doelstellingen op sociaaleconomisch terrein zullen moeilijker haalbaar zijn.
Het kabinet kiest er desondanks nadrukkelijk niet voor om de doelstellingen neerwaarts bij te stellen. De ambities blijven hoog. Daarom is in het aanvullend beleidsakkoord "Werken aan toekomst" van 25 maart jl. extra aandacht besteed aan dat wat nodig is om de verwezenlijking van deze ambities dichterbij te brengen. In dit aanvullend beleidsakkoord zijn zoals bekend maatregelen opgenomen om de gevolgen van de recessie te verminderen, herstel van de overheidsfinanciën in te zetten en waar mogelijk een aantal kansen voor de langere termijn te benutten (agenda richting 2015 en daarna).
Een voorbeeld is de doelstelling om het aantal mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te brengen. Dit doel blijft onverminderd van groot maatschappelijk belang, maar wordt nu tevens aangevuld met de uitdaging om naar vermogen werknemers in het arbeidsproces betrokken te houden. Een ander voorbeeld is het naar verwachting afnemend vermogen van ondernemingen om te investeren in innovatie en vernieuwing. Het kabinet zal - om ondernemersdynamiek te ondersteunen - extra investeren in kennis en in innovatie en zal de regeldruk verder verminderen.
Concreet gaat het om de volgende onderdelen uit het beleidsakkoord, waarbij tevens is aangegeven welke bestaande doelstellingen daardoor direct worden beïnvloed:
- Mensen aan het werk houden en bedrijvigheid stimuleren (beleidsdoelen 11, 15, 33, 34, 44, 37, projecten 2 en 6). In het aanvullend beleidsakkoord wordt in 2009 - 2011 euro2 ¼ mld extra geïnvesteerd in de arbeidsmarkt, onderwijs en kennis. Tevens wordt voor bijna euro1 ½ mld de liquiditeit van het bedrijfsleven verruimd. Voorts bevat het aanvullend beleidsakkoord een versnelde uitvoering van regeldrukvermindering en een aantal nadere voorstellen om bedrijven meer ruimte te geven om te ondernemen (arbeidsmarkt, bouwactiviteiten, inrichting van de ruimte en verdere doorvoering van een 'high-trust'-benadering).
- Werken aan een duurzame en innovatieve economie (beleidsdoelen 14, 17, projecten 2 en 4). De duurzame economie wordt in het aanvullend beleidsakkoord voorzien van een impuls 2009-2010 van euro1 ¼ mld; daarenboven is in het aanvullend beleidsakkoord een structurele impuls aan duurzaamheid en innovatie geformuleerd met als onderdelen duurzame energie en energiebesparing (waaronder een ruimer en robuuster SDE), een Deltafonds, een agenda voor onderwijs, innovatie en kennis op tenminste het niveau van het OESO gemiddelde en een nadere agenda voor het grotestedenbeleid en de wijkaanpak na 2011.
- Investeringen in infrastructuur en bouw versnellen (beleidsdoelen 16, 19, 23, project 3). Het aanvullend beleidsakkoord bevat een versnelling van infrastructuur en (woning)bouw ad euro1 ¾ mld in 2009 en 2010, en circa euro268 mln aan versnelde invulling van FES-projecten. Tevens bevat het aanvullend beleidsakkoord het voornemen om een crisis- en herstelwet in te dienen gericht op versnelling en vereenvoudiging van planprocedures voor infrastructurele en andere grote bouwprojecten en de verlenging van de planperiode van het Infrafonds naar 2028.
3. De meetbaarheid van doelstellingen (delivery)
In het Beleidsprogramma 'Samen werken, samen leven' geeft het kabinet aan waar het zich gedurende vier jaar voor wil inzetten, waar de accenten liggen en waarop het kabinet aanspreekbaar is aan het eind van deze vierjaarsperiode. Weten hoe het met de uitvoering van de beleidsdoelen gaat en of er voortgang wordt geboekt, maakt het mogelijk om tijdig bij te sturen.
De ontwikkeling van de meetmethodiek "delivery" is met verantwoordingsdag van vorig jaar in gang gezet. Om de voortgang in de uitvoering van het beleidsprogramma te kunnen bepalen, heeft het kabinet voor alle kabinetsbeleidsdoelen en projecten een startpunt (waar staan we aan het begin van de kabinetsperiode) en een eindpunt (wat is gerealiseerd aan het eind van de kabinetsperiode) vastgelegd. Om tijdig te kunnen bijsturen, zijn tussenstappen (in meetbare uitkomsten en/of processtappen) geformuleerd om het beleidsdoel vooruit te helpen. Haalt het kabinet de tussenstappen, dan ligt het op koers. Zo niet, dan is duidelijk dat bijgestuurd moet worden.
Het kabinet beoogt met de doelstellingen uit het beleidsprogramma veranderingen in de samenleving te bewerkstelligen. De beoogde maatschappelijke effecten staan dus voorop. Het beleidsprogramma is een politiek document waarin over de volle breedte van het beleid doelstellingen zijn geformuleerd die deels kwantificeerbaar zijn (bijvoorbeeld 100.000 minder fietsendiefstallen), maar deels gaan over kwalitatieve verbeteringen in de samenleving (bijvoorbeeld het bevorderen van een respectvolle omgang van mensen met elkaar), soms zelfs buiten onze grenzen (bijvoorbeeld het dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten). Dit betekent onherroepelijk dat zowel de wijze waarop de 74 doelen in eindtermen (in 2011) zijn geformuleerd als de meetbaarheid van tussenstappen van deze doelen verschillen.
Het voorbeeld van het sterk veranderende economisch beeld laat zien, dat externe factoren een grote invloed op het wel of niet halen van doelstellingen hebben en dat de kabinetsbijdrage in sommige gevallen nu eerder ligt in het mitigeren van ongewenste ontwikkelingen, dan in het bereiken van het eerder geformuleerde (kwantitatieve) doel. Bovendien is niet altijd eenduidig aan te geven welke maatregelen daadwerkelijk bijdragen aan een maatschappelijk effect. Vaak is een breed palet aan activiteiten nodig. Soms wordt een maatschappelijk effect pas over langere termijn gerealiseerd. Daarom wordt er in het kader van delivery zoveel mogelijk voor gekozen te monitoren middels zo specifiek mogelijke indicatoren. Het kabinet kiest er bijvoorbeeld voor om de kenniseconomie te stimuleren door onder andere de prestaties van universiteiten te verbeteren. In de combinatie van prestatie-indicatoren is onder andere een mondiale placering (ten aanzien van Nederlandse citatiescore) opgenomen (output) en niet bijvoorbeeld economische groei die er ook uit voortvloeit (outcome).
Bij de eerste meting over 2007 lag 44% van alle doelstellingen op koers en kon de helft van de beleidsdoelen (nog) niet worden gemeten (zie figuur realisatie 2007). Op zichzelf is dit beeld wel verklaarbaar. Het jaar 2007 kenmerkte zich, als eerste jaar van het kabinet, vooral als opbouwjaar van kabinetsbeleid. Er werden beleidsplannen voorbereid en er werd wet- en regelgeving in de steigers gezet. Het beter meetbaar maken van de beleidsdoelen (met name voor de tussenstappen in de jaren tot aan 2011) werd een belangrijke opgave ten behoeve van de tweede meting over 2008.
4. De uitvoering van het beleidsprogramma: een analyse
Algemeen
Inmiddels is die tweede meting afgerond en deze geeft een beeld van de voortgang over het jaar 2008. De meetbaarheid van de doelstellingen is vergroot naar 99%. De tussenstappen naar het einde van de kabinetsperiode zijn beter geformuleerd en geven daarmee inzicht in de risico's en kansen voor 2009. Dit tezamen maakt dat het tweede delivery overzicht behulpzaam is als bron van informatie, maar tevens als monitor- en adviesinstrument op het gebied van uitvoering en effectiviteit van het regeringsbeleid.
De realisatiegegevens over 2008 laten zien dat de uitvoering van het beleidsprogramma goed op stoom is gekomen in het tweede volle jaar van de kabinetsperiode. Veel beleidsdoelen liggen, gegeven de ambities, op koers (82%). Slechts 1% van de doelstellingen is nog onvoldoende uitgewerkt om de voortgang te kunnen meten (grijs). Concreet gaat het om de volgende twee doelstellingen: respectvolle omgang van mensen en fatsoen in het maatschappelijke verkeer (49) en het realiseren van een betere en kleinere overheid (64). Bij deze doelstellingen ligt de oorzaak in het - in meer of mindere mate - ontbreken van meetbare tussenstappen met zicht op het einddoel. Ten opzichte van de realisatie over 2007 (44% van de doelen op koers) is dit een forse verbetering. Eveneens is de meetbaarheid van de doelen ultimo 2008 fors verbeterd ten opzichte van ultimo 2007. Ultimo 2007 was 50% van de doelen nog onvoldoende meetbaar; ultimo 2008 is dit slechts 1%. Een deel van de doelen die thans wel meetbaar zijn geworden, blijken niet op koers. Dit betreft zes van de twaalf doelstellingen. Het meetbaar maken van de doelen verklaart daarmee tevens voor een deel de omvang van de doelen die ultimo 2008 niet op koers liggen.
De realisatie over 2008 laat zien dat 17% van de doelstellingen (nog) niet op koers ligt en interventie nodig is (rood). Concreet gaat het om de volgende doelstellingen: slagvaardige aanpak van economische ontwikkeling in top- en grensregio's (17), verbetering van de bereikbaarheid over weg en water (19), groeiambitie van 5% per jaar voor het openbaar vervoer per spoor (20), duurzaam inkopen (21), meer tevredenheid landschap, groene gebieden en vitaal platteland (24), 200.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk helpen (34), een sluitend systeem voor kinderopvang (39), een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast (52), een divers samengesteld personeelsbestand van de Rijksoverheid (65), versterken van burgerschapsvorming en van de Grondwet (67), het project Schoon en Zuinig (P4) en het Deltaplan Inburgering (P7).
Voor al deze doelstellingen geldt dat de beoogde realisatie voor 2008, zoals verwoord in de tussenstap voor dat jaar, niet is gehaald. Extra inspanningen in 2009 zijn dus nodig. Zoals hiervoor aangegeven, voorziet het aanvullend beleidsakkoord reeds in een aantal extra inspanningen. Daar waar het aanvullend beleidsakkoord daarin niet voorziet, zal in de desbetreffende ontwerpbegroting 2009 een nadere beschouwing plaatsvinden.
Om het totaalbeeld te preciseren schets ik hieronder de ontwikkelingen per pijler. Bovendien is in de bijlage bij deze brief een integraal overzicht van de voortgang van alle 74 doelstellingen en 10 projecten opgenomen.
Ontwikkelingen per pijler
I. Actieve internationale en Europese rol
Bij het realiseren van de beleidsdoelen in pijler 1 is een forse inhaalslag gemaakt ten opzichte van 2007. Uit de aard van de onderwerpen vloeit voort dat bij nagenoeg alle beleidsdoelen de inzet van maatregelen bepalend is voor de beoordeling van de voortgang. De Nederlandse bijdragen en prestaties moeten immers nadrukkelijk worden geplaatst in een brede internationale context.
Gedurende het gehele jaar is bijvoorbeeld door meerdere bewindslieden intensief gewerkt aan het Europese energie- en klimaatpakket. Dit heeft in december 2008 geresulteerd in een ambitieus akkoord, waarmee Europa het voortouw neemt in de wereldwijde klimaatdiscussie. De Europese Raad (voorafgegaan door een topbijeenkomst van de Eurolanden) speelde eveneens een doorslaggevende rol bij het vormgeven van een gemeenschappelijke aanpak van de financiële crisis en bereikte overeenstemming over een reeks maatregelen voor de reële economie. Andere belangrijke onderwerpen waren het conflict tussen Rusland en Georgië (extra Europese Raad van 1 september 2008) en de ratificatie door Nederland van het Verdrag van Lissabon.
In 2008 zijn belangrijke stappen gezet in de modernisering van ontwikkelingssamenwerking om de effectiviteit ervan te vergroten. Ook de inspanningen van Nederland voor de mensenrechten en bij conflictsituaties en vredesmissies in het buitenland mogen binnen deze pijler niet onbenoemd blijven. Er is internationaal met name veel waardering voor de Nederlandse inzet in Afghanistan. Deze waardering is onder meer tot uiting gekomen tijdens de recente Afghanistan-top in Den Haag op 31 maart 2009, waarbij de Nederlandse 3D-aanpak (ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en defensie) geprezen werd. Ten slotte speelt Nederland in G20-verband een actieve rol in de internationale discussie over hervorming van het wereldwijde financiële systeem. Daarbij is bijzondere aandacht voor de gevolgen van de financiële crisis voor ontwikkelingslanden.
II. Innovatieve en ondernemende economie
De stand van zaken bij de realisatie van de doelstellingen van pijler 2 is op verschillende onderdelen verbeterd ten opzichte van 2007. De inzet van maatregelen wordt vooral vermeld en minder de nadruk op geboekte resultaten. De wijze waarop het beoogde effect zou moeten worden gerealiseerd is op onderdelen voor verbetering vatbaar. Dat kan bijvoorbeeld door een betere verbinding tussen de gekozen indicatoren en de beoogde tussendoelen. Dit is vooral zichtbaar rond de thematiek 'onderwijs, kenniseconomie en innovatie'.
Het beleidsdoel over vermindering van regeldruk heeft in de loop van 2008 extra aandacht gekregen, met resultaat. Onverminderde aandacht en inzet blijft echter noodzakelijk (mede in relatie tot beleidsdoel 69 regeldruk burgers). In het verlengde hiervan speelt de discussie over de verbetering van de bereikbaarheid over weg en water. Snelle afronding van de wetgevingstrajecten (wegverbreding) is niet alleen noodzakelijk om op koers te komen, maar kan ook een stimulerende bijdrage leveren aan de inzakkende economie. De Eerste Kamer heeft recent ingestemd met het wetsvoorstel wijziging spoedwet wegverbreding en tracéwet dat hiertoe strekt. Daarnaast vraagt de doelstelling groeiambitie van 5% per jaar voor het openbaar vervoer per spoor extra aandacht.
Bij de beleidsdoelen die betrekking hebben op kenniseconomie, innovatie en ondernemerschap (zoals hoger onderwijs, R&D-investeringen/WBSO, innovatievouchers, Pieken in de Delta) is in 2008 de nodige voortgang geboekt. Zo blijkt uit de Competitiveness Index 2008-2009 van het World Economic Forum dat de concurrentiepositie van Nederland is verbeterd. Het is echter te verwachten dat de haalbaarheid van de beleidsdoelen negatief zal worden beïnvloed door de recessie. Deze raakt immers het hart van de reële economie en heeft naar verwachting ook een specifieke doorwerking op sommige regio's en sectoren in Nederland. De maatregelen die in het aanvullende beleidsakkoord zijn opgenomen, zijn er op gericht de impact van de recessie zoveel mogelijk op te vangen. Voor behoud van het innovatief vermogen van het Nederlandse bedrijfsleven zijn er extra middelen beschikbaar gesteld voor subsidies in het kader van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), voor strategische high tech projecten ter versterking van kennisinfrastructuur en voor tijdelijke inzet van private onderzoekers bij publieke instellingen. Om ervoor te zorgen dat bedrijven over voldoende financieringsmogelijkheden beschikken, heeft het kabinet eerder al de werking van de BBMKB uitgebreid en de Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) geïntroduceerd. Deze maatregelen steunen bedrijven bij het op peil houden van hun investeringen.
III. Duurzaamheid
De klimaatbestendige inrichting van Nederland (vooral het waterdeel) heeft een impuls gekregen met het advies van de Deltacommissie onder leiding van de heer Veerman en de instelling van de Ministeriële Stuurgroep Deltacommissie. De stuurgroep heeft zich ten doel gesteld om in 2009 met een ontwerp van een Deltawet te komen. Positief is ook de inzet om te komen tot een Europees energie- en klimaatpakket en het bereiken van een mondiaal klimaatakkoord in Kopenhagen in december 2009. De aandachtspunten ultimo 2008 betreffen vooral het Project Schoon en Zuinig, dat een hoog ambitieniveau kent, en de doelstellingen duurzaam inkopen door het Rijk en de realisatie groene gebieden. De in 2008 ontstane vertraging bij duurzaam inkopen door het Rijk is inmiddels in het eerste kwartaal van 2009 geheel ingelopen.
Pijler 3 zal in 2009 mogelijk negatief worden beïnvloed door de recessie. Dit zal tot uitdrukking kunnen komen in bijvoorbeeld de woningproductie, de beschikbaarheid van bedrijfslocaties en grote ruimtelijke opgaven. Kansen zijn er ook. Die liggen vooral op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, in de bevordering van duurzame energie en duurzame innovatie en in de aanleg van infrastructuur ten behoeve van duurzame energie, waaronder het zgn. 'stopcontact op zee'. Ook zijn in het aanvullend beleidsakkoord afspraken gemaakt over het stimuleren van duurzaamheid. U wordt separaat geïnformeerd over de voortgang van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO).
IV. Sociale samenhang
Vijf van de tien prioritaire projecten zijn onderdeel van deze pijler (Kansen voor kinderen, Iedereen doet mee, de Wijkaanpak, Aanval op de uitval en het Deltaplan Inburgering). De projecten springen er, op één na (Deltaplan Inburgering), gunstig uit. Positief is onder meer de lagere schooluitval. De ambities van het Deltaplan Inburgering zijn begin dit jaar neerwaarts bijgesteld.
Vanaf 2009 zal door de economische recessie de situatie op de arbeidsmarkt waarschijnlijk sterk verslechteren. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de doelstelling voor arbeidsparticipatie en het extra aan het werk helpen van 200.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Op het gebied van onderwijs vraagt vooral de kwaliteit extra aandacht. De invloed van de economische ontwikkeling biedt hier mogelijk kansen als het gaat om de relatie tussen arbeidsaanbod en openstaande vacatures in het onderwijs. Dit geldt overigens evenzeer voor werkgelegenheid in de zorg. Een goed voorbeeld hiervan vormen de nieuwe regionale mobiliteitscentra die bestaande beleidsdoelen ondersteunen.
In de volgende jaren wordt bij een aantal doelen de omslag gemaakt van sturen op de inzet van maatregelen naar sturen op resultaat. De eerste mogelijkheden doen zich voor bij de beleidsdoelen van Jeugd en Gezin en VWS. Zo moet de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin zich gaan vertalen in concrete resultaten voor de ondersteuning van kinderen en hun ouders.
Er worden al resultaten geboekt bij het verhogen van de kwaliteit van de zorg. Zo is er meer aandacht voor de rechten van patiënten. Ook kunnen patiënten beter de kwaliteit van ziekenhuizen beoordelen via kiesbeter.nl.
V. Veiligheid
De realisatie binnen deze pijler is in 2008 duidelijk positief verbeterd ten opzichte van 2007. Uit de Integrale Veiligheidsmonitor van het CBS blijkt dat de veelvoorkomende criminaliteit verder is gedaald. Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is in 2008 verder afgenomen en de doelstelling voor het terugdringen van fietsendiefstal is niet alleen gerealiseerd, maar zelfs overtroffen (110.000 minder gestolen fietsen).
Bij een enkele doelstelling in deze pijler wordt te weinig voortgang geboekt, of is de uitwerking onvoldoende waardoor het kabinet nagenoeg geen mogelijkheden heeft tot bijsturing. Dit komt omdat er onvoldoende zicht is op tussendoelen (of de daartoe benodigde indicatoren) die moeten leiden naar het beoogde eindresultaat. Dit is het geval bij verloedering en overlast (beleidsdoel 52), waar de beoogde reductie over 2008 is achtergebleven. Voorts speelt dit bij respect (beleidsdoel 49), waarvan de voortgang niet goed meetbaar is; de voor dit doel coördinerend minister van Justitie heeft voor 2009 verbetering in gang gezet.
VI. Overheid en publieke dienstverlening
Pijler 6 vertoont een gevarieerd beeld. Goede voortgang wordt geboekt bij het terugdringen van de regeldruk en administratieve lasten voor burgers en de decentralisatie van bevoegdheden naar gemeenten en provincies.
De aandachtspunten hebben vooral betrekking op de doelstelling over een kleinere en betere overheid (niet voor wat betreft de kwantitatieve taakstelling maar voor wat betreft de kwalitatieve verbetering waarvan de meetbaarheid lastig is), het beleidsdoel ten aanzien van het aantal allochtone medewerkers dat werkzaam is binnen de Rijksdienst en de doelstelling met betrekking tot het versterken van burgerschapsvorming en van de Grondwet (waarbij sprake is van vertraging in de tijd).
Tot slot
Het spreekt vanzelf dat het kabinet bij de uitvoering van het beleidsprogramma niet geïsoleerd te werk kan en wil gaan. In deze economisch moeilijke tijden is bundeling van krachten meer dan ooit noodzakelijk om de voortgang in de uitvoering van doelstellingen op peil te houden. De onverminderde inzet van medeoverheden, bedrijven, burgers, maatschappelijke instellingen en organisaties in onderwijs, zorg, volkshuisvesting en andere sectoren is onontbeerlijk. Het kabinet doet ook een beroep op steun en medewerking van uw Kamer. Dit geldt in het bijzonder voor de tijdige realisatie van de forse wetgevingsopgave (onder andere gericht op forse verlaging van regeldruk en versnelling van procedures) die is verbonden aan de beleidsdoelstellingen.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende