Kunnen alle kinderen meedoen?
Arme kinderen zitten minder vaak op sport, muziekles of scouting dan rijkere kinderen. Dat is ongewenst, want de ontwikkeling van een kind wordt steeds meer bepaald door activiteiten in hun vrije tijd.
Dit blijkt uit het gisteren verschenen rapport Kunnen alle kinderen meedoen? van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Jeugd en Gezin beschrijft het SCP de verschillen in vrijetijdsbesteding tussen arme en niet-arme kinderen.
Enkele conclusies
In Kunnen alle kinderen meedoen? doet het SCP verslag van een eerste peiling waarvoor 2.200 kinderen tussen 5 en 18 jaar en één van hun ouders zijn geïnterviewd. Enkele conclusies uit het rapport:
-
Van de 2,5 miljoen kinderen tussen 5 en 18 jaar wonen er bijna 350.000 in een ‘arm’ gezin.
-
Een half miljoen kinderen is niet ‘maatschappelijk actief’: zit niet op sport, muziekles, scouting etc.
-
Het percentage arme kinderen dat nergens aan deelneemt, is twee keer zo hoog als dat van niet-arme kinderen.
-
Bij arme kinderen die nergens aan meedoen spelen financiële redenen drie keer zo vaak een rol als bij niet-arme kinderen: 48% tegenover 16%.
Eerste peiling
Het kabinet heeft aan gemeenten voor 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro beschikbaar gesteld om de deelname van arme kinderen aan sport, cultuur en andere recreatieve activiteiten te bevorderen. Om na te gaan of deze doelstelling wordt gehaald, is in 2008 een eerste peiling (nulmeting) uitgevoerd. In 2010 vindt de vervolgmeting plaats.