Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Koşer Kaya over bestrijding van misstanden in de alternatieve zorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA-K-U-2916542

13 mei 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden op de vragen van het kamerlid Koşer Kaya (D66) over bestrijding van misstanden in de alternatieve zorg (2009Z03572).

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

dr. A. Klink


Vraag 1

Wat is uw reactie op de kritiek van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) op de door u voorgestelde maatregelen om uitwassen in de alternatieve zorg aan te pakken?

Antwoord 1

Ik ben van mening dat de kritiek van de KNMG voorbarig is. De uitwerking van de aangekondigde maatregelen is immers nog in voorbereiding. Ten aanzien van de handhaving van de Wet oneerlijke handelspraktijken valt er mijns inziens nog niets te zeggen over de bewijsbaarheid, gezien het feit dat er nog geen ervaring is opgedaan met optreden tegen misleidende aanprijzing van therapieën of misleidende naamsvoering. Wat betreft de invoering van de bevelsbevoegdheid voor de IGZ constateer ik dat de KNMG mijn mening deelt dat hiermee ernstige(r) schade voorkomen kan worden. Met betrekking tot aanpassing van artikel 96 verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 2

Deelt u de mening van de KNMG dat het Openbaar Ministerie vrijwel nooit optreedt tegen zorgverleners, inclusief alternatieve genezers, omdat de tekst van artikel 96 van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) hiertoe onvoldoende mogelijkheden biedt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Zie onder 4.

Vraag 3

Deelt u de mening van de KNMG dat u onvoldoende middelen hebt om te bewijzen dat zorgverleners, inclusief alternatieve genezers, patiënten misleiden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ik verwijs hiervoor naar hetgeen ik hierover in het antwoord op vraag 1 heb opgemerkt. Zoals in mijn brief aan de Tweede Kamer is aangekondigd wordt de mogelijkheid van handhaving op grond van de Wet oneerlijke handelspraktijken door de IGZ en de Consumentenautoriteit de komende tijd nader onderzocht. Aan de hand van die uitkomst zal besloten worden over een mogelijke aanpak ter zake.

Vraag 4

Bent u van plan afspraken te maken met het Openbaar Ministerie om misstanden in de zorg intensiever op te sporen en daadwerkelijk tot vervolging van zorgverleners over te gaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 4

Er bestaan met het Openbaar Ministerie reeds afspraken over de vervolging van strafbare feiten met betrekking tot misstanden in de zorg. Om effectief op te kunnen treden tegen zorgverleners is het Openbaar Ministerie afhankelijk van signalen van de IGZ en van aangiftes tegen malafide alternatieve genezers. De IGZ is op haar beurt weer afhankelijk van meldingen die gedaan worden en van signalen, bijvoorbeeld uit onderzoek verricht in een ander kader door de IGZ. Het OM ontvangt overigens weinig signalen en weinig aangiftes.

Daar komt bij dat het leveren van bewijs tegen malafide alternatieve genezers inderdaad lastig is. Om beter aan te sluiten bij vergelijkbare strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht en om een langere verjaringstermijn te verkrijgen is de verzwaring van de overtreding tot een misdrijf van artikel 96 Wet BIG één van de voorgenomen maatregelen om een effectievere handhaving van malafide alternatieve genezers te bewerkstelligen. De hoogte van de straf wordt daarmee in overeenstemming gebracht met de ernst van het feit en het belang van het beschermen van ieders gezondheid. Bij de uitwerking van deze maatregel zal bezien worden of er mogelijkheden zijn om de bewijsvoering bij artikel 96 Wet BIG te verbeteren. Zoals ook in mijn brief aan de Kamer is aangekondigd, zal het OM in deze geconsulteerd worden. Uiteraard wordt in dit kader tevens bezien in hoeverre er nadere afspraken dienen te worden gemaakt tussen de IGZ en het OM om de misstanden in de zorg effectiever aan te kunnen pakken.

Vraag 5

Bent u van mening dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over voldoende middelen beschikt om toezicht te houden op de alternatieve genezers in Nederland? Zo ja, kunt u uiteenzetten om hoeveel alternatieve genezers het hier gaat, over hoeveel inspecteurs de IGZ beschikt om hierop toezicht te houden en op welke wijze zij dit toezicht gaat invullen?

Antwoord 5

De IGZ heeft geen overzicht wie zich als alternatief therapeut c.q. behandelaar presenteert. Het gaat om een grote groep therapeuten en een nog grotere verscheidenheid aan aangeboden hulp. De IGZ kan bij toepassing van alternatieve behandelwijzen door een niet BIG-geregistreerde behandelaar alleen optreden op grond van artikel 96 Wet BIG. Dit artikel stelt strafbaar het veroorzaken van (een aanmerkelijke kans op) schade aan iemands gezondheid door (ondeskundig) verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg. De IGZ heeft een Bureau Opsporing dat onderzoek kan doen aan de hand van meldingen. Het gemiddeld aantal fte’s dat de IGZ inzet om op grond van artikel 96 tegen misstanden in de alternatieve zorg op te treden is naar schatting 1 fte inspecteur ten behoeve van behandeling van meldingen, 0,5 fte aan ondersteuning in het IGZ-loket en in de regio en 0,5 fte aan juridische inzet/buitengewoon opsporingsambtenaar. De IGZ heeft nog geen wettelijke (bestuursrechtelijke) instrumenten om de praktijken van alternatieve behandelaars die niet BIG-geregistreerd zijn te stoppen. Naast de in de brief voorgestelde invoering van een bevelsbevoegdheid voor de IGZ voorziet het wetsvoorstel tot uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de volksgezondheidswetgeving overigens in de introductie van de bestuurlijke boete in een aantal wetten, waaronder in de Wet BIG. Beide maatregelen zijn echter nog niet wettelijk vastgelegd.

Vraag 6

Gaat u met uw Europese collega’s afspraken maken over de aanpak van misleidende alternatieve genezers die Nederlandse patiënten in andere lidstaten behandelen?

Antwoord 6

Omdat de Wet oneerlijke handelspraktijken vrij recent in werking is getreden en nog nader onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheid om op te treden tegen misleidende aanprijzing van therapieën of misleidende naamsvoering op grond van deze wet wacht ik eerst deze resultaten af.

*1 Trouw, 25 februari 2009: ”Artsen sceptisch over voorstellen Klink”
*2 Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 467, nr. 8
*3 Kamerstukken Eerste Kamer, 2007-2008, 31 122, A