Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Dezentjé Hamming-Bluemink over Vroegsignalering psychosociale problemen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

28 april 2009

PG-K-U-2919112

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) over Vroegsignalering psychosociale problemen (2009Z04072).

Hoogachtend,
de minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Kent u het bericht “Code rood als voorspeller van opvoedingsproblemen”? [1]

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kan u aangeven in wiens opdracht de richtlijn is ontwikkeld?

Antwoord 2

De richtlijn is ontwikkeld door het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid in opdracht van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Het werkveld van de jeugdgezondheidszorg is nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

Vraag 3

Kan u aangeven waarom er in deze overheidsrichtlijn staat dat circa 11 tot 28 procent van alle kinderen psychosociale problemen heeft, en deze vragenlijst door alle kinderen in Nederland moet worden ingevuld?

Antwoord 3

Het is belangrijk dat ouders goed geïnformeerd worden over de vragenlijsten en het doel ervan. Op basis daarvan kunnen zij een beslissing nemen of zij de lijst wel of niet invullen.
Om de kinderen met psychosociale problemen goed te kunnen signaleren, is de vragenlijst een zinvol hulpmiddel. Vervolgens wordt bekeken welke individuele kinderen extra ondersteuning of hulp nodig hebben in overleg met het kind/de jongere en diens ouders.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het gelukkig met het overgrote deel van de kinderen in Nederland goed gaat, en dat gericht beleid daarom veel meer effect zou kunnen sorteren?

Antwoord 4

Met de meeste kinderen gaat het inderdaad goed. Een deel heeft echter extra ondersteuning of hulp nodig. Het afnemen van de vragenlijsten helpt bij het vaststellen om welke kinderen het precies gaat. Aan deze individuele kinderen kan specifieke ondersteuning of hulp geboden worden.

Vraag 5

Kan u bevestigen dat de beantwoording van de vragen wordt opgenomen in het Elektronisch Kind Dossier?

Antwoord 5

Het Elektronisch Kind Dossier (EKD) is het medisch dossier van de jeugdgezondheidszorg en vervangt het huidige papieren medische dossier. De jeugdgezondheidszorg volgt de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van het kind en noteert bijzonderheden in het dossier. De regels van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst zijn van toepassing op het EKD. Dit betekent dat het dossier alleen toegankelijk is voor degenen die direct bij de behandeling betrokken zijn en toestemming gevraagd moet worden om informatie te delen met anderen.
Het EKD biedt de mogelijkheid voor de professionals om aan te geven welke vragenlijst zij hebben gebruikt, welke bijzonderheden zij hebben opgemerkt en welke conclusie zij hebben getrokken. In de praktijk worden alleen de bijzonderheden in het EKD opgenomen, die aanleiding geven voor vervolgacties voor het desbetreffende kind.

Vraag 6

Kunt u aangeven wat de waarde van de beantwoording is, omdat in het artikel wordt gesteld dat risicoprofielen alleen werken als er op dezelfde wijze beantwoord wordt?

Antwoord 6

Het doel van de JGZ-richtlijn ‘Vroegsignalering psychosociale problemen’ is niet het opstellen van een risicoprofiel, maar het vroeg en tijdig signaleren van psychosociale problemen bij een kind en zorgwekkende opvoedingssituaties. Een professional moet eventuele risicofactoren altijd in de context van het individuele kind beoordelen. Dit betekent dat (naast het gebruik van vragenlijsten als hulpmiddel) observatie en de dialoog tussen de professional en het kind/jongere en/of diens ouders voorop staan.

Vraag 7

Hoe worden ouders geïnformeerd dat het niet verplicht is om mee te werken aan deze vragenlijst?

Antwoord 7

Alle kinderen in Nederland krijgen jeugdgezondheidszorg aangeboden. Deelname vindt plaats op vrijwillige basis. Tijdens het eerste contact met de jeugdgezondheidszorg geeft de jgz-professional uitleg over de inhoud en werkwijze van de jeugdgezondheidszorg en maakt het vrijwillige karakter ervan kenbaar. Ik zal de jeugdgezondheidszorg meegeven naast het nut ook de vrijwilligheid helder onder de aandacht van ouders te (blijven) brengen.

Vraag 8

Kan u aangeven wat uw afwegingskader is om dergelijke ingrijpende privacyvraagstukken niet eerst voor te leggen aan de Kamer, maar de ingrijpende vragen direct aan de kinderen en ouders voor te leggen?

Antwoord 8

De JGZ-richtlijn ‘Vroegsignalering van psychosociale problemen’ is een professionele richtlijn. Als minister heb ik hier geen inhoudelijke betrokkenheid bij.

[1]NRC Handelsblad, 4 maart 2009, pagina 3