Antwoorden op kamervragen van Langkamp over de explosieve groei van kinderen die onder toezicht staan van Bureau Jeugdzorg Rotterdam

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJJ-5596542

27 april 2009

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Langkamp aan minister Rouvoet over de explosieve groei van kinderen die onder toezicht staan van Bureau Jeugdzorg Rotterdam. (2009Z01586)

Vraag 1

Wat is uw mening over het artikel dat het aantal kinderen dat onder toezicht staat van Bureau Jeugdzorg Rotterdam toeneemt? 1)

Antwoord 1

Uit contact met de Stadsregio Rotterdam blijkt dat het in het artikel genoemde aantal van 3000 onder toezicht gestelde kinderen niet juist is. In dit getal van 3000 is ook het aantal kinderen dat onder voogdij staat opgenomen. Het daadwerkelijke aantal onder toezicht gestelde kinderen in Rotterdam was op 1 maart 2009 2.653.

Vraag 2

Is het inderdaad waar dat in de stadsregio Rotterdam het aantal ondertoezichtstellingen toeneemt in verhouding tot andere plaatsen? Zo ja, heeft u hier een verklaring voor?

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van het aantal ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen in de provincies en stadsregio's, en hoe deze aantallen zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld?

Antwoord 2 en 3

In de bijlage treft u een overzicht aan van het aantal ondertoezichtstellingen en de afgegeven machtigingen uithuisplaatsingen in de provincies en grootstedelijke regio’s voor de jaren 2006 tot en met 2008. Uit de cijfers blijkt dat er geen sprake is van een explosieve groei in het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Integendeel, er lijkt sprake te zijn van een afvlakking van de groei in het aantal kinderbeschermingsmaatregelen. Zo is landelijk het aantal ondertoezichtstellingen tussen 2006 en 2007 met 14% gestegen en tussen 2007 en 2008 met 9%. Het aantal machtigingen uithuisplaatsing steeg landelijk tussen 2006 en 2007 met 20% en tussen 2007 en 2008 met 4%.
Voor specifiek Rotterdam is het aantal ondertoezichtstellingen tussen 2006 en 2007 met 16% gestegen en tussen 2007 en 2008 met 11%. Het groeipercentage in de Stadsregio Rotterdam is derhalve licht hoger dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast heb ik heb bij de Stadsregio Rotterdam het aantal onder toezichtstellingen per 1 maart 2009 opgevraagd. Hieruit blijkt dat het aantal ondertoezichtstellingen tussen 1 oktober 2008 en 1 maart 2009 gestegen is van 2.577 naar 2.653. Dat is een stijging van 3%. Dit is geen explosieve stijging te noemen. Mocht deze trend zich voorzetten dan is er sprake van een verdere afvlakking van de groei.

Vraag 4

Bent u bereid te onderzoeken wat de oorzaak is van de explosieve groei van ondertoezichtstellingen in Rotterdam? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Zoals uit de antwoorden op vraag 2 en 3 blijkt is er geen sprake van een “explosieve toename” van het aantal ondertoezichtstellingen in de stadsregio Rotterdam. Ik zie derhalve geen reden om onderzoek te doen.

Vraag 5

Is het waar dat de ernst van de problematiek in gezinssituaties toeneemt? Zo ja, wat is volgens u hiervan de oorzaak, en wat gaat u hiertegen ondernemen?

Antwoord 5

Er zijn mij geen wetenschappelijke gegevens bekend over de vraag of, en zo ja waarom, de ernst van “de problematiek” in gezinnen toeneemt.

Vraag 6

Kan worden gesteld dat er een relatie bestaat tussen het hoge aantal ondertoezichtstellingen in Rotterdam en het hoge aantal kinderen (89%) dat opgroeit in achterstandswijken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 6

In algemene zin kan opgemerkt worden dat het niet bevorderlijk is voor het welzijn en de ontwikkeling van een kind om in een achterstandssituatie op te groeien. Er is echter geen eenduidig wetenschappelijk relatie te leggen tussen opgroeien in een achterstandswijk en het in aanraking komen met de jeugdbescherming.

Vraag 7

Wanneer kan de Kamer uw reactie verwachten op de brandbrief van de 12 Rotterdamse jeugdrechtadvocaten?

Antwoord 7

Uw Kamer kan deze reactie zo spoedig mogelijk verwachten. Naar aanleiding van betreffende brief van de jeugdrechtadvocaten is ambtelijk een gesprek gevoerd met deze advocaten. Ook is gesproken met Bureau Jeugdzorg Rotterdam en de kinderrechters. De advocaten hebben inmiddels een debat 'Zorg om Jeugdzorg' georganiseerd, dat op 24 april jl. heeft plaatsgevonden. Het doel van het debat is om op positieve wijze met de partners in de jeugdbeschermingsketen de discussie aan te gaan over de manier waarop uitvoering wordt gegeven aan de jeugdbescherming. Ik vind het een positieve ontwikkeling dat de partners binnen de jeugdbescherming met elkaar hierover het gesprek aangaan en volg dit nauwgezet.

Vraag 8

Is het waar dat er in de stadsregio Rotterdam te weinig hulpverleners zijn die deze kinderen en ouders kunnen begeleiden? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waar zijn dan de lange wachtlijsten aan te wijten?

Antwoord 8

De wachtlijst in de stadsregio Rotterdam telde op 1 januari 2009 529 jeugdigen die nog niet de zorg ontvingen waarvoor ze geïndiceerd waren. Zoals ik in mijn brief van 23 maart 2009 aan uw Kamer heb aangegeven, ga ik met de stadsregio Rotterdam spreken over hun aanpak van de wachtlijsten.

Vraag 9

Bent u bereid, gezien het feit dat in de stadsregio Rotterdam het aantal kinderen en gezinnen dat een beroep doet op jeugdzorg explosief is gestegen, de landelijke financiering die de stadsregio Rotterdam ontvangt voor jeugdzorg naar boven bij te stellen? Zo ja, met welk bedrag? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

In de prestatieafspraken die ik met het IPO heb gemaakt om de wachtlijsten in de jeugdzorg van langer dan negen weken weg te werken, wordt rekening gehouden met een groei van gebruikers van 7,8% voor 2008 en voor 2009 van 8,4%. Zowel voor het wegwerken van de wachtlijsten als de verwachte groei van de gebruikers heb ik middelen beschikbaar gesteld. Er zijn mij op dit moment geen aanwijzingen bekend dat de groei van het aantal gebruikers van jeugdzorg in Rotterdam hoger zal uitkomen dan verondersteld in de prestatieafspraken.