Toekomst hoger onderwijs in Europa
Minister Plasterk en zijn collega-ministers uit de Benelux, Vandenbroucke, Simonet en Biltgen, zijn gastheer tijdens de Bologna-conferentie over het Europese hoger onderwijs. Deze conferentie vindt plaats op 28 en 29 april in Leuven en Louvain-la-Neuve.
Tijdens de conferentie maken de ministers uit de 46 landen die meedoen aan het Bologna-proces afspraken om studeren in het buitenland nog makkelijker te maken. Nadruk ligt op de kwaliteit van het onderwijs en op het zichtbaar maken van de verschillen tussen de instellingen in Europa. Maar ook op het verbeteren van de randvoorwaarden voor mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers, zoals de erkenning van studiepunten en het vergemakkelijken van visa-procedures.
De onderlinge afhankelijkheid en de verbondenheid van landen neemt toe en ontwikkelingen als de klimaatverandering, financiële crisis en veiligheid bepalen de toekomst van het hoger onderwijs in Europa. Deze ontwikkelingen vragen om mondiale oplossingen en die zijn alleen mogelijk door internationaal samen te werken. De concurrentie om kenniswerkers en studenten neemt toe. De bevolking vergrijst, jong talent wordt een schaars goed.
De afspraken die de toenmalige ministers van hoger onderwijs in 1999 in Bologna maakten, waren vooral bedoeld om het concurrentievermogen van Europa te versterken door meer mobiliteit te creëren in het Europese hoger onderwijs. Daartoe werd de bachelor- en masterstructuur breed ingevoerd, inclusief de mogelijkheid van een tussenniveau, in Nederland de Associate degree genoemd. 'Bologna' betekent harmonisatie van stelsels, wederzijdse erkenning van kwalificaties en diploma's, het afstemmen van accreditaties, maar ook het samen opzetten van joint degrees, en meer mogelijkheden voor mobiliteit door bijvoorbeeld het meenemen van studiefinanciering in steeds meer Europese landen, waaronder Nederland.