Minister Klink verklaart bezwaarschrift café De Kachel ongegrond
Café De Kachel uit Groningen heeft in februari 2009 bezwaar ingediend tegen een boete die was opgelegd voor overtreding van het rookverbod. Dit bezwaar is behandeld door de bezwaarschriftencommissie van VWS in een hoorzitting die op 3 maart 2009 plaatsvond.
De bezwaarschriftencommissie heeft twee - inhoudelijk van elkaar verschillende - adviezen over het bezwaarschriften uitgebracht. In het eerste advies (van 19 maart 2009) adviseert de commissie het bezwaarschrift ongegrond te verklaren omdat de eigenaren van het café zich niet hielden aan de verplichting om in het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven.
In het aanvullend advies (van 14 april 2009) adviseert de commissie het bezwaarschrift gegrond te verklaren omdat horecaondernemers mét en horecaondernemers zonder personeel in de ogen van de commissie ongelijk behandeld worden ten nadele van horecaondernemers zonder personeel. Na bestudering van het bezwaarschrift en de adviezen van de bezwaarschriftencommissie daarover verklaart de minister het bezwaarschrift ongegrond. Daarmee volgt hij het eerste advies van de commissie en neemt hij het aanvullende advies van de commissie niet over. De belangrijkste reden voor het niet overnemen van het aanvullende advies is dat de commissie daarin voorbij lijkt te gaan aan het feit dat zowel horecaondernemers met als zonder personeel het recht hebben om een rookruimte in te richten en dat het juist steeds de wens van de wetgever is geweest om ongelijkheid in de horeca te voorkomen. De resultaatsverplichting op basis van de democratisch tot stand gekomen regelgeving is voor horecaondernemers met en zonder personeel immers hetzelfde. Als de eigenaren van De Kachel het niet eens zijn met het besluit van de minister kunnen zij hiertegen beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank te Rotterdam. Er zijn inmiddels ook enkele bezwaarschriften behandeld van horecaondernemers met personeel. Ten aanzien van deze bezwaarschriften is de bezwaarschriftencommissie van oordeel dat er geen sprake is van rechtsongelijkheid tussen kleine en grote horeca-inrichtingen. Zij zijn alle verplicht om maatregelen te nemen ter bescherming van hun werknemers. Bezwaren dat een horeca-inrichting te klein is om een rookruimte in te richten, dat het oneerlijk is dat anderen de wet niet goed naleven, dat alle aanwezigen roken en er dus geen hinder of overlast is, dat de boetes te hoog zijn, etc. wijst de commissie van de hand. Deze bezwaarschriften zijn dan ook ongegrond verklaard.