Mest geen hoofdpijndossier meer
Minister Verburg bezocht de mestverwerkingsinstallatie van Biogreen in Heeten. "Ik hoop dat ik de laatste minister ben waarbij het mestdossier nog een hoofdpijndossier is."
Speech van de minister van Natuur, Landbouw en Voedselkwaliteit, G. Verburg, aftrap pilotprojecten kunstmestvervangers, 21 april 2009.
Dames en heren
Ik ben op de boerderij geboren en fietste altijd naar school. Er waren dan periodes waar mest werd uitgereden. Dan Denen mijn broers en ik een spelletje om te raden welke mest werd uitgereden. Koeienmest, varkensmest, kippenmest. Om het nog iets moeilijker te maken probeerden we ook in te schatten hoe oud de mest was.
U heeft het vast wel eens meegemaakt. U loopt ergens en ineens ruikt u iets wat u onmiddellijk doet terugdenken aan uw vroeger. Geheugenpsychologen noemen dat het 'Proustmoment', naar de Franse schrijver Marcel Proust, die daar in een van zijn boeken over schrijft.
U begrijpt het al, mestgeur is voor mij een Proustmoment; van mest word ik blij. Overigens, niet alleen omdat het gelukkige herinneringen oproept, maar ook omdat mest gewoon een waardevolle grondstof is voor plantengroei is. Tenminste…, in gepaste hoeveelheden. En dat brengt me meteen bij de bijeenkomst van vandaag. Want zoals gezegd, mest is weliswaar een waardevolle grondstof voor plantengroei, maar te veel mest kan het milieu niet verdragen. Te veel mest tast de kwaliteit van het grondwater aan.
En daarom is ingrijpen noodzakelijk. Om de balans tussen opbrengst en belasting weer te herstellen. En om tot een verduurzaming van de veehouderij te komen in al zijn facetten: people, planet en profit. Daar zijn we nu al een aantal jaren mee bezig. Waarbij we worden geleid door de kaders die worden gesteld door de Nitraatrichtlijn uit Europa en de verschillende Nitraat Actieporgramma's. Die zijn deze week weer actueelin de politiek en Tweede Kamer.
En we gaan de goede kant op. Want iedere keer weer zijn de agrarische ondernemers erin geslaagd om met behulp van innovaties, oplossingen en toepassingen te vinden die voor de landbouw praktisch uitvoerbaar en economisch haalbaar zijn. Langzaam zie je dan ook dat het evenwicht zich herstelt. Dat is een geweldige prestatie van de hele sector. Uit één van de laatste onderzoeken van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt zelfs dat de ammoniakemissie 60 tot 70% is afgenomen sinds boeren hun land emissiearm bemesten.
Echter, om de balans helemaal horizontaal te krijgen, is nog een krachtinspanning nodig. En ik gebruik het woord 'krachtinspanning' niet voor niets. Want eenvoudig zal het niet zijn. Niet alleen is de tijd beperkt, ook het laaghangende fruit is inmiddels geplukt. Er zijn geen eenvoudige oplossingen meer voorhanden.
Wat nu nodig is, zijn nagenoeg gesloten productiecycli. Voer-mest kringlopen die grotendeels gesloten worden op bedrijfs-, nationaal- of Noord-Europees niveau. Hierbij horen bemestingsniveaus die voorzien in de behoefte van gewassen, maar tevens leiden tot schoon water.
En daarmee, dames en heren, betreden we heel nadrukkelijk het terrein van de Europese wetgeving. Een terrein waar strenge regels en gebruiksnormen gelden, noodzakelijk om Europese en nationale milieudoelen te realiseren. Om een voorbeeld te noemen: producten uit mestbewerking en mestverwerking mogen niet zomaar worden aangemerkt als kunstmeststoffen. Daarvan moet namelijk eerst worden aangetoond dat ze gelijkwaardig zijn aan een kunstmest. Tot die tijd vallen ze dus onder de - voor Nederland ongunstige - gebruiksnormen voor dierlijke mest.
Gelukkig is de Europese Commissie naast streng en strikt, ook bereid om nieuwe inzichten op te doen en argumenten uit te wisselen. Met interesse hebben ze dan ook geluisterd naar ons pleidooi om een grootschalig onderzoek te mogen uitvoeren. Een onderzoek om mineralenconcentraat uit dierlijke mest te produceren en te gebruiken als vloeibare kunstmeststof. En op 13 november 2008 kregen we het groene licht om een aantal grootschalige pilotprojecten op te starten.
En hier staan we dan, dames en heren. In Heeten, bij de firma Biogreen. Een van de vier bedrijven die het mineralenconcentraat gaat produceren. Het blijft niet bij die 4 bedrijven. Er is in de pilot ruimte voor 10 bedrijven en er heeft zich nog een aantal bedrijven gemeld. Daar hoort u dus binnenkort meer van.
Vooralsnog, dames en heren, gaan we aan de slag met vier bedrijven. En dat wordt een spannende en ongetwijfeld nuttige exercitie. Want natuurlijk doen we - overigens samen met het bedrijfsleven - al heel veel op het gebied van mestverwerking.
- Denk aan programma Schoon en Zuinig.
- Denk aan de innovatieagenda Vleesvarkensketen.
- En denk aan die talloze innovatieve mestverwerkingsinitiatieven waarvoor ik subsidie heb verleend.
Desondanks blijft nog een groot aantal vragen onbeantwoord. Een deel van die vragen, gaat - hoop ik - de universiteit van Wageningen beantwoorden. De WUR start namelijk - in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven - op mijn verzoek met een reeks van gerichte onderzoeken en concrete acties op het gebied van mestverwerking.
En daarbij gaat het erom om antwoorden op vragen te vinden als: Hoe kunnen we onze kennis over mestscheiding verbreden? Wat zijn de commerciële kansen als het gaat om fosfaatverkoop? Immers, wereldwijd ontstaat een tekort aan fosfaten, en Nederland heeft genoeg mest.
Overigens, wie meer wil weten over dit onderzoek, vertegenwoordigers van de WUR zijn hier vandaag aanwezig en vertellen er graag wat meer over. En dit biedt ook gelijk de mogelijkheid voor een vruchtbare ontmoeting tussen praktijk en wetenschap.
En als de WUR onverhoopt een antwoord schuldig moet blijven, dan kunt u misschien aankloppen bij de vier bedrijven die met de pilot mee gaan doen. Want ook zij gaan belangrijke antwoorden geven. En gaan in ieder geval inzichtelijk maken:
- of we een volwaardige vloeibare kunstmestvervanger kunnen produceren;
- of deze vervanger in alle opzichten wel gelijkwaardig is aan kunstmest. Denk aan de landbouwkundige werking, maar denk ook aan de belasting of ontlasting voor het milieu;
- En tenslotte moeten de pilots ons duidelijk maken of de productie van de kunstmestvervanger beter voor het milieu is, dan de productie van kunstmest.
De hoop, dames en heren, is natuurlijk dat op alle fronten het mineralenconcentraat als een volwaardige vervanger van kunstmest uit de bus komt, waardoor de erkenning van het concentraat als kunstmestvervanger door de Europese Commissie dichtbij komt.
En dat is natuurlijk een wenkend perspectief. Toch moeten we ons niet alleen blindstaren op die datum waarop het concentraat wordt erkend. Minstens zo belangrijk is de weg ernaar toe. Dat is een weg met innovatie en het delen van kennis.
Ik ben dan ook zeer geïnteresseerd naar wat de samenwerking tussen de producenten onderling, tussen ondernemers en onderzoekers en tussen beleid en praktijk zal opleveren. Aan nieuwe kennis. Aan andere inzichten. En aan praktische informatie.
Ik wil graag mijn compliment geven aan het landbouwbedrijfsleven voor de grote voortvarendheid waarmee zij de uitvoering van deze pilotprojecten heeft opgepakt. Want zonder de durf en denkkracht van de ondernemer, krijgen we dit nooit van de grond.
Tenslotte, dames en heren. Het is een belangrijk traject. Het gaat over het verwerven van nieuwe kennis. Bijvoorbeeld om de verduurzaming van de veehouderij in al zijn facetten vorm te geven. En over het verkrijgen van andere inzichten.
Het is al gezegd, maar ik hoop dat ik de laatste minister ben waarbij het mestdossier een hoofdpijndossier is. Wat zou er mooier zijn dan er een succesdossier van te maken. Stelt u zich voor; melkveehouders die naast het witte goud, het bruine goud verzilveren. Kippen die naast eieren leggen, mest leveren voor energie. Varkens die naast heerlijk vlees geen probleem voor het mestdossier zijn. Er liggen kansen. Zoals de woonwijk in Deventer die biogas krijgt. Zoals de stadsbussen in Leeuwarden die op biogas rijden en waar ook een woonwijk wordt voorzien van biogas.
Ik wil graag de heer Schokker van de firma Biogreen danken voor het feit dat we hier vandaag te gast mogen zijn. Op zijn prachtige bedrijf, met zijn indrukwekkende technologie. In het mooie Heetense landschap.
En over dat laatste wil ik graag nog iets zeggen. Met name over hoe het bedrijf van de heer Schokker hier in het landschap is ingebed. Ik weet dat de heer Schokker ook op dat gebied nog ambitie heeft.
Bedrijven als dat van de heer Schokker zijn niet alleen belangrijk voor het opwekken van duurzame energie, maar ze zijn ook een bron van kennis en praktijkervaring. Dit soort bedrijven wil ik dus graag meer zien in Nederland. Echter, ik ben niet alleen de minister van Landbouw, maar ik ben ook de minister van Natuur. Ik vind het van groot belang dat dit soort bedrijven zorgvuldig worden ingepast in het landschap. Want zoals ik al zei in het begin van mijn verhaal: het gaat om profit, planet én people. En voor de burgers, maar ook voor mij, is landschappelijke inpassing een heel belangrijk element. Bedrijven als Biogreen moeten als een pareltje in het landschap liggen.
Ik roep gemeenten en provincies op om samen met de ondernemers en omwonenden te zoeken naar nieuwe manieren om deze nuttige, maar aanwezige bedrijven op een goede manier in te passen in de omgeving. Immers, met gerichte architectuur en een goede inpassing werk je ook aan maatschappelijk draagvlak en aan enthousiasme over de oplossingen voor het mestdossier.
Dames en heren,
Vandaag zetten we met - met de pilotprojecten - de eerste stap op de weg die uiteindelijk zal leiden tot een discussie met de Europese Commissie om het mineralenconcentraat te erkennen als kunstmeststof. En ik hoop zeer dat dat gaat lukken. Het betekent dan wel dat als ik weer met mijn broers en zussen door het landschap fiets, ik niet meer kan ruiken welke mest is uitgereden omdat de mest dan zo goed als geurloos is. Het betekent ook dat ik wat minder kan genieten van mijn Proustfenomeen.
Ik hoop dat we met z'n allen van mest een 'succesdossier' kunnen maken. Dat we toepassingen kunnen vinden waar iedereen, ook heel veel burgers, nooit van hadden kunnen dromen.
Ik dank u voor uw aandacht.