Toespraak over harmonisatie (kinderopvang en vve)

Dames en heren,

Mooie presentaties van de taskforce Kinderopvang en van de VNG - van Ina Brouwer en Elly Dekker, dus.

Interessant dat de werkgroep "Inhoud" waar Ina Bouwer de leiding over heeft, een onderdeel Andere Tijden heeft.

Want als het gaat om kinderopvang en het denken over de ontwikkeling van jonge kinderen, dan leven we inderdaad in andere tijden. Om het maar even samen te vatten: was de crèche vroeger een soort noodzakelijk kwaad, waar je je kinderen kon brengen, nu is iedereen het erover eens, dat er voor kinderen veel te halen valt. Aan ontwikkeling van motoriek, emotionele vaardigheden en taal, bijvoorbeeld.

Dat was vroeger wel anders. En van Andere Tijden gesproken: het gelijknamige historische radioprogramma - met een grote faam op het gebied van de oral history- interviewde ooit mevrouw Sonja de Vries. Zij was op dat moment 88 jaar en voor zover bekend de oudste peuterleidster in ons land.

In 1927 - ze was toen 15 jaar oud - begon ze te werken in een Amsterdamse Kinderbewaarplaats, waar ze tot 1937 zou blijven. In haar eentje bestierde ze in die dagen een zaal. Op de ene zaal waren dreumesen, peuters en kleuters ondergebracht. Op de andere zaal lagen de baby's. En moet je je voorstellen: dan ging het dus om dertig kinderen in de ene ruimte en twintig in de andere.

Wat je zegt: een bewaarplaats, want de kinderen werden niet erg actief beziggehouden. De baby's brachten de dagen vooral slapend door en de wat oudere kinderen speelden met elkaar en werden af en toe voorgelezen.

Het waren beroerde tijden. Jaren van crisis en van grote armoede. Veel kinderen die 's ochtends binnenkwamen, waren vies, net zoals hun kleertjes. En een goede maaltijd schoot er thuis maar al te vaak bij in. Dus zat daar het meeste werk in: de kinderen werden 's ochtends in bad gestopt en kregen dan een schone luier en een roodgeruit kieltje van de crèche. Dan volgde een bord warme pap. En tussen de middag een stevige stamppot.

Je kunt wel stellen dat er veel veranderd is. Niet alleen komen kinderen van nu weldoorvoed en fris gewassen de crèche of peuterzaal binnen, ook ouders van nu zijn anders dan ouders uit de tijd van Sonja de Vries. Een crèche is niet langer een noodzakelijk kwaad, maar een moderne oplossing voor ouders die allebei willen zorgen en werken. En daarom behoefte hebben aan opvang, waar ze hun kinderen in goede handen weten. Dat wil zeggen: in professionele handen, van medewerkers die zorgzaamheid koppelen aan kennis over het jonge kind.

Die vraag hangt ook samen met nieuwe inzichten in de ontwikkeling van kleine kinderen. Met dank aan de onstuimige opmars van het hersenonderzoek in de afgelopen jaren. Daardoor weten we dat de levensfase van 0 tot 4 ongelooflijk belangrijk is. Voor de emotionele ontwikkeling, en voor de schoolprestaties van later. Om met orthopedagoog Paul Leseman te spreken: leren begint al in de wieg. Leseman houdt ervan om dingen scherp te verwoorden, dus hij voegt daaraan toe:

"De grote groep kinderen die niet in hun eerste jaren de onmisbare bouwstenen voor hun schoolse en sociale vorming krijgen aangereikt, is over twintig jaar het ongeletterde kwart van de beroepsbevolking. Demontage van deze - grotendeels allochtone - tijdbom moet nog voor de basisschool gebeuren".

Die woorden brengen me bij vve, waarvan we kinderen meer willen bieden in peuterspeelzalen en kinderopvang. En zo kom ik bij meer harmonisatie: het naar elkaar toegroeien van peuterspeelzalen en kinderopvang, waarbij in beide voorzieningen de basiskwaliteit is gegarandeerd.

Maar eerst meer over vve. Als kabinet hebben we afgesproken dat in 2011 alle kinderen met een risico op een taalachterstand meedoen aan een vve-programma. Daarvoor is een landelijk dekkend aanbod van vve in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen nodig. En moet dat aanbod van goede kwaliteit zijn.

In convenanten met de VNG zijn afspraken gemaakt over de voorschoolse educatie, en er is op dat gebied ook al veel in gang gezet, maar: cijfers tonen aan dat eenderde van de doelgroepkinderen niet wordt bereikt.

Daarom gaan we een aantal zaken bij wet regelen. In het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie - dat binnenkort naar de Kamer gaat- worden de kwaliteit, de toegankelijkheid en een optimaal aanbod van vve in één keer geregeld.

Zo willen we de kwaliteit van de peuterspeelzalen op gelijke hoogte brengen met die van kinderdagverblijven. En de peuterspeelzalen betaalbaar houden, speciaal voor ouders van wie de kinderen meedoen aan vve. Bovendien worden gemeenten aangespoord, ook de kinderopvang van vve-geld te voorzien. Zodat ook kinderen van laagopgeleide tweeverdieners, die in de kinderopvang worden ondergebracht, spelend kunnen leren, bovendien samen met kinderen uit betere milieu's. Daarmee gaan we gelijk de scheiding tussen zwarte peuterspeelzalen en witte kinderdagverblijven tegen. Want het is te gek voor woorden dat segregatie al bij peuters begint.

Bij vve draait alles om de interactie tussen leidster en kind. Uit zo'n beetje alle onderzoeken naar de effecten van vve in Nederland blijkt dat de manier waarop vve-programma's worden uitgevoerd van grote invloed is op het effect ervan op de peuters en kleuters. Dan heb je het al gauw over scholing en bezettingsgraad. Daar gaan we dus mee aan de slag. In het wetsvoorstel is dan ook opgenomen dat er bij vve altijd twee beroepskrachten staan op een groep van 16 kinderen; en dat die allebei tenminste opleidingsniveau pw-3 moeten hebben, inclusief scholing voor vve.

Ook voor peuterspeelzalen in het algemeen gaan we de basiskwaliteit versterken door een leidster-kind ratio vast te stellen van 1:8 en door aan een van de beroepskrachten op de groep de minimumeis van pw-3 te stellen.

Door gelijkwaardige kwalitetseisen te stellen heffen we belemmeringen op, die samenwerking in de weg staan. En zo kunnen we het beste van twee werelden met elkaar verbinden.

Door de bestaande structuur te handhaven, maar op onderdelen te versterken, wordt de keuzevrijheid van ouders gegarandeerd en kan de samenwerking zo worden vormgegeven, dat die past bij de locale wensen en behoeften. Bovendien kunnen zo alle kinderen met een taalachterstand bereikt worden - of ze nou de peuterspeelzaal of de kinderopvang bezoeken.

De VNG ontwikkelt samen met OCW een paar modellen, die als voorbeeld kunnen worden gebruikt om een bepaalde mate van harmonisatie te realiseren. Bovendien brengen we in kaart, hoe dat allemaal juridisch en financieel zit.

Tot slot nog iets over de rol van de gemeenten- de spelverdelers, waar het om vve gaat.

Met het wetsvoorstel OKE krijgen gemeenten een wettelijke verantwoordelijkheid om alle doelgroepkinderen van vve ook vve te bieden. Dat betekent dat ze bijvoorbeeld vve geld kunnen inzetten in de kinderopvang - daar heb ik net al iets over gezegd. Bovendien krijgen gemeenten de inspanningsverplichting, om al die kinderen ook te bereiken. Want aanbod creëren is één, maar zorgen dat kinderen er naartoe komen, is twee.

Gemeenten hebben de betrokken partijen daar hard bij nodig. Daarom krijgen peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen de plicht om samen met de gemeenten acties te ondernemen, die leiden tot een optimaal bereik van kinderen, die vve nodig hebben.

De verwachting is, dat de wet op 1 augustus 2010 zal worden ingevoerd.

Dames en heren,

Alle werkende ouders willen hun kinderen in goede handen weten. Alle kinderen hebben recht op pedagogische kwaliteit in de kinderopvangcentra en in de peuterspeelzalen. En alle kinderen met taalachterstanden verdienen vve, omdat ze daarmee hun kansen vergroten op een goede toekomst.

Laten wij ons daar met elkaar sterk voor maken, want we leven in Andere Tijden. De roodgeruite kieltjes en de stevige stamppot liggen ver achter ons, maar op ons bord liggen nieuwe problemen die om een oplossing vragen, zoals taalachterstanden bij kleine kinderen.

Dank u wel.