Nieuwe vestigingsplaatsen voor de rechtspraak
Minister Hirsch Ballin van Justitie stelt voor dat zeventien steden in de wet worden aangewezen als vestigingsplaats voor de rechtspraak. Dit is noodzakelijk om de - 200 jaar oude - verdeling van de rechtspraak over Nederland aan te passen op huidige tijd. Dat schrijft hij vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
In de wet wordt vastgelegd dat er in de aangewezen steden een rechtbankzetel zal zijn. De plaatsen zijn geselecteerd op basis kwaliteit en doelmatigheid en bereikbaarheid en herkenbare aanwezigheid van de rechtspraak. De Raad voor de Rechtspraak zal daarnaast een beperkt aantal overige zittingsplaatsen aanwijzen.
In zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft de minister dat hij de gerechtelijke kaart wil herzien om nu en in de toekomst kwalitatief goede rechtspraak te blijven waarborgen. Om specialisatie mogelijk te maken en om de kwetsbaarheid van gerechten en parketten te verminderen, is een aanpassing nodig van de huidige rechterlijke indeling die een geschiedenis heeft van 200 jaar. Om die reden komen er minder rechtsgebieden dan de huidige 19 arrondissementen. In die grotere rechtsgebieden zal een rechtbank dan twee of zelfs drie vestigingen kunnen omvatten, die wettelijk worden verankerd. De minister stelt de volgende wettelijk vestigingsplaatsen voor rechtspraak voor: Almelo, Almere, Amsterdam, Arnhem, Assen, Breda, Eindhoven, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ‘s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.
Bij het bepalen van de vestigingsplaatsen heeft het perspectief van de rechtzoekende centraal gestaan. De rechtzoekende is gebaat bij hoge kwaliteit van rechtspraak. Daarnaast is voor de rechtzoekende de bereikbaarheid en de herkenbare aanwezigheid van rechtspraak van belang. Bij bereikbaarheid gaat het, naast financiële en digitale toegankelijkheid, ook om geografische bereikbaarheid. Het gaat dus om een juiste balans tussen het op voldoende kwalitatief hoog niveau doelmatig kunnen afdoen van zaken en om een evenwichtige spreiding over Nederland.
De minister hanteert als uitgangspunt de tien grootste steden (inwonertal) en de provinciehoofdsteden. Het is echter vanuit bedrijfseconomisch perspectief onwenselijk om twee wettelijke vestigingsplaatsen in directe nabijheid van elkaar te hebben en daar dezelfde voorzieningen aanwezig te hebben. Dit is het geval bij de provinciehoofdstad Arnhem en bij de tiende stad van Nederland, Nijmegen en bij de provinciehoofdstad Lelystad en de zevende stad van Nederland Almere. Een ander voorbeeld vormen Tilburg en Breda, de respectievelijk zesde en negende stad van Nederland.
Van de huidige arrondissementshoofdplaatsen Almelo, Dordrecht, Alkmaar, Roermond en Zutphen wordt alleen Almelo als in de Twentse stedelijke regio passende plaats een wettelijke vestigingsplaats. Dordrecht, Alkmaar, Roermond en Zutphen hebben een vestigingsplaats op ongeveer of minder dan een half uur reistijd met auto en openbaar vervoer.
De Raad voor de Rechtspraak zal daarnaast aanvullende zittingsplaatsen aanwijzen. Dit zijn plaatsen voor rechtspraak waar een beperkt aantal categorieën rechtszaken wordt aangeboden. Het ligt voor de hand dat de Raad voor de rechtspraak in ieder geval Alkmaar, Dordrecht, Lelystad, Nijmegen, Roermond, Tilburg en Zutphen aanwijst als zittingsplaats. De nevenvestigingsplaats Schiedam wordt om praktische redenen vervroegd geschrapt.