Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Gerven en Kant over het onderzoek van de Inspectie naar marketing van de cholesterolverlagers Crestor en Lipitor
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT-K-U-2913816
8 april 2009
Geachte voorzitter,Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Gerven en Kant (beiden SP) over het onderzoek van de Inspectie naar marketing van de cholesterolverlagers Crestor en Lipitor (2009Z02649/ 2080913570).
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Waarom kunt u de Kamer niet informeren terwijl de informatie wel via een Wob-procedure openbaar gemaakt moet worden? 1) 2)
Antwoord 1
Delen uit de Inspectierapporten zijn via een Wob-procedure openbaar gemaakt. Over die gedeeltes kan ik uw Kamer informeren. Enkele passages uit het rapport zijn echter nog onderwerp van discussie tussen één van de farmaceutische bedrijven en de Inspectie. Deze discussie wordt inmiddels gevoerd bij de bezwaarschriftencommissie van het ministerie en bij de voorzieningenrechter. Ik heb er voor gekozen de uitkomst van deze procedures af te wachten en aansluitend de Kamer zo volledig mogelijk te informeren.
Vraag 2
Waarom zijn grote delen van het rapport onleesbaar gemaakt en worden de documenten waarop de rapporten zijn gebaseerd niet verstrekt aan Trouw?
Antwoord 2
Het recht op openbaarmaking op grond van de Wob dient uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering. Bij de te verrichten belangenafweging worden dan ook betrokken het algemene belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen. Het Dagblad Trouw heeft, middels een Wob-verzoek, verzocht om openbaarmaking van de rapporten en de onderliggende stukken. Ik heb de rapporten en de onderliggende stukken getoetst aan de Wob. De belangrijkste weigeringsgrond die bij dit verzoek speelt is die van artikel 10, eerste lid, sub c van de Wob. Dit artikel bepaalt dat het verstrekken van informatie achterwege blijft, voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Het rapport en de onderliggende stukken bevatten veel bedrijfsgegevens in de hiervoor bedoelde zin. Dat houdt in dat het mij niet is toegestaan om deze gegevens te verstrekken. De overige gegevens, die naar mijn oordeel geen bedrijfsgegevens bevatten en ook anderszins niet vallen onder een van de weigeringsgronden van de Wob, heb ik wel openbaar gemaakt.
Tegen de weigering een deel van de gegevens te verstrekken heeft Dagblad Trouw bezwaar gemaakt. Deze procedure loopt nog. Pfizer BV heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit om een aantal gegevens wel te verstrekken. Ook deze procedure loopt nog.
Vraag 3
Waarom heeft u de Kamer inmiddels de rapporten niet alsnog gestuurd? Kunt u dat dan nu wel direct doen (vóór 19 februari 2009) en wel zonder dat delen onleesbaar zijn gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden onder 1 en 2.
Vraag 4
Waarom geeft de Inspectie de zaak niet door aan het OM? Bent u bereid te bewerkstelligen dat dit wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
In de Inspectierapporten is aangegeven welke punten verbetering behoeven. De Inspectie heeft van geïnspecteerden vervolgens hun zienswijze ontvangen. Daarin zijn feitelijke onjuistheden benoemd en is door geïnspecteerden aangegeven welke maatregelen zullen worden getroffen en welke punten inmiddels verbeterd zijn. De handhavingsmiddelen waar de Inspectie ten tijde van het inspectiebezoek over beschikte waren uitsluitend van strafrechtelijke aard, hetgeen door de Inspectie – ook gezien de verstreken termijn – als een te zwaar middel werd gezien. Inmiddels – sinds het in werking treden van de Geneesmiddelenwet – beschikt de Inspectie over een meer op maat gesneden instrument voor de handhaving van reclameregels, namelijk een waarschuwing of bestuurlijke boete. Indien de geconstateerde overtredingen na inwerkingtreding van de Geneesmiddelenwet waren geconstateerd, dan had de Inspectie waarschijnlijk gebruik gemaakt van deze handhavingsinstrumenten.
Gezien het feit dat de Inspectie destijds niet beschikte over passende handhavingsmiddelen en gelet op de sindsdien verstreken tijd en het feit dat de betreffende bedrijven inmiddels zaken hebben verbeterd dan wel maatregelen daartoe aan het treffen zijn, is de Inspectie niet voornemens om alsnog tot vervolging over te gaan.
Vraag 5
Wat is uw mening over de brief die Pfizer begin dit jaar naar alle huisartsen stuurde om te wijzen op het risico als huisartsen hun plannen doorzetten Lipitor te vervangen door een goedkope, patentloze variant? 3)
Antwoord 5
De firma Pfizer heeft er voor gekozen artsen te informeren over de wijziging van de vergoedingsvoorwaarden per 1 januari 2009. Deze brief ging vergezeld van een blok met (niet ingevulde) artsenverklaringen van Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De brief van Pfizer geeft de wijziging in de vergoedingsvoorwaarden goed weer. Verder benadrukt de brief de risico’s van het switchen van cholesterolverlager. Het is inderdaad waar dat het switchen van bijvoorbeeld een duurdere naar een goedkopere cholesterolverlager zorgvuldig dient te gebeuren. Artsen moeten dit weten en naar mijn idee weten ze dat ook. De brief van Pfizer is dan ook in principe een overbodige brief die informatie bevat die bij artsen reeds bekend is. Ik heb u dit op 3 februari 2009 ook gemeld in reactie op Kamervragen
Vraag 6
Bent u bereid de inspectie ook onderzoek te laten doen naar het handelen van zogenaamde MOL’s (medische opinieleiders) en in elk geval op korte termijn volledige transparantie te eisen? 4) Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 6
De inspectie en het ministerie hebben het programma Gezonde Scepsis van Stichting DGV in 2008 gevraagd om een onderzoek te doen naar het vóórkomen van MOL’s en naar de banden van MOL’s met financierende bedrijven. De inspectie is momenteel nog in afwachting van de eindresultaten van dit onderzoek. Overigens ben ik samen met de inspectie voorstander van transparantie over de banden van MOL’s met financierende (farmaceutische) bedrijven. Ik zal er dan ook bij de beroepsgroepen en de farmaceutische industrie op aandringen om te komen tot meer transparantie. Verder overweeg ik serieus regelgeving op dit terrein, bijvoorbeeld à la de Sunshine Act uit de Verenigde Staten. Echter, ik zal eerst met betrokken partijen overleggen in hoeverre transparantie over de banden tussen de farmaceutische industrie en artsen/onderzoekers via bijvoorbeeld zelfregulering tot stand kan komen.
Vraag 7
Op welke manier neemt u ook internationaal stelling tegen de zogenaamde ghostwriting? 1)
Antwoord 7
Een belangrijke sleutel voor het tegengaan van zogenaamde ghostwriting zit bij de redacties van vooraanstaande peer reviewed tijdschriften. Publicaties in dergelijke tijdschriften doen ertoe. De redacteuren van deze tijdschriften zijn de afgelopen jaren kritischer gaan kijken naar de (al dan niet gemelde) belangenverstrengeling van de schrijvers van artikelen. Een andere relevante factor is aangedragen in het rapport ‘Wetenschap op bestelling’ van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) uit 2005. De KNAW concludeert dat opdrachtgevers te veel invloed op wetenschappelijke studies willen uitoefenen, inclusief de wijze waarop de publicatie tot stand komt. Een manier om met die druk om te gaan is het toepassen van de wetenschappelijke onafhankelijkheidsverklaring. Deze verklaring zou volgens de KNAW standaard onderdeel moeten zijn van een wetenschappelijk onderzoekscontract. Ik ondersteun deze boodschap en ben bereid deze ook internationaal uit te dragen.
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1391
2) Trouw, 13 februari 2009
3) Trouw, 3 januari 2009
4) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 2908