Toespraak namens staatssecretaris Klijnsma uitgesproken door directeur Re-integratie en Participatie Petra Lugtenburg tijdens de werkconferentie `Crisis? What crisis!!` op 2 april 2009 in het ROC da Vinci College in Dordrecht

Dames en heren,


Vandaag zou staatssecretaris Klijnsma voor u hebben gestaan. Zij kan echter niet aanwezig zijn omdat zij een debat heeft in de Tweede Kamer. In ons land geldt de regel dat het Parlement altijd voorrang heeft op de andere verplichtingen van een bewindspersoon. Daarom vervang ik haar nu.

De werkconferentie die hier vandaag wordt gehouden heeft als titel ‘Crisis? What crisis!!’ Nou, ik zal het u vertellen.

Een paar maanden geleden waarschuwden we vanuit Den Haag nog voor het gevaar van groenpluk. Dan heb ik het over werkgevers die jongeren voortijdig van school lokken omdat zij nergens aan personeel kunnen komen. Bedrijven hadden tot voor kort vaak zoveel vacatures dat zij niet wilden wachten tot het eind van het schooljaar. Zij buitelden over elkaar heen in hun pogingen om jongeren binnen te halen. Desnoods dan maar vanuit de schoolbanken. Dat was het beeld tot een half jaar geleden.

Toen werd bijna van de ene op de andere dag duidelijk in welke glijvlucht naar beneden de wereldeconomie terecht was gekomen. Nederland, met zijn open economie, ontsprong de dans niet. De crisis sloeg ook hier in alle hevigheid toe. Je hoort nu niemand meer over groenpluk. Bedrijven hebben werktijdverkorting aangevraagd. Zij moeten mensen ontslaan. De werkloosheid loopt op. En als we niet heel erg oppassen worden de jongeren het kind van de rekening. Het wordt moeilijker voor ze om werk te vinden. Volgens het Centraal Planbureau stijgt de werkloosheid onder jongeren harder dan de werkloosheid als geheel. Volgend jaar zit volgens de rekenmeesters van het kabinet 18,5 procent van de jongeren werkloos thuis. Dat zijn 180.000 jongeren. Vorig jaar bedroeg de jeugdwerkloosheid nog acht procent. Een dikke verdubbeling binnen twee jaar. Een dramatische verslechtering.

Een vergelijking met de crisis in het begin van de jaren tachtig dringt zich op. Toen waren meer dan 250.000 jongeren werkloos. Het duurde vaak lang voordat zij werk vonden. Die generatie is nu zo tussen de veertig en vijftig jaar. Velen hebben hun achterstand op de arbeidsmarkt nooit ingehaald. Dat mag niet opnieuw gebeuren. Dat hoeft ook niet. De arbeidsmarkt zit nu heel anders in elkaar dan een kwart eeuw geleden. Toen werden ouderen vervroegd gepensioneerd om ruimte te maken voor jongere werknemers. Nu gebeurt dat als het ware vanzelf. Door onze vergrijsde beroepsbevolking verlaten ieder jaar negentigduizend ouderen de arbeidsmarkt. Zij gaan met pensioen. En jaarlijks komen er zo’n 200.000 jongeren van school. Wel veel meer dan de ouderen die met pensioen gaan, maar het biedt wel kansen voor jongeren. Ook voor jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

We moeten uiteraard niet wachten op dit natuurlijk verloop. Dat is niet genoeg. Niet nu er vanwege de economische dip veel banen verdwijnen. Er moet meer gebeuren. Daarom trekt het kabinet dit en volgend jaar in totaal 220 miljoen euro extra uit voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Jongeren mogen niet extra de dupe worden van de crisis. Samen met de ministeries van OCW, J&G en WWI en de werkgevers- en werknemersorganisaties werken wij aan een plan om de oplopende jeugdwerkloosheid aan te pakken. Staatssecretaris Klijnsma wil dat plan snel klaar hebben. Er mag geen tijd verloren gaan. Scholing en investeren in jongeren zullen in het plan voorop staan.

Naast het extra geld komt er ook een nieuwe wet waar jongeren voordeel van kunnen hebben. De Wet investeren in jongeren, kortweg WIJ genoemd. Daarin wordt geregeld dat jongeren die zich bij de gemeente melden voor een uitkering binnen twee maanden een aanbod voor werk, scholing of een combinatie daarvan krijgen. Zo wordt voorkomen dat jongeren doelloos thuis blijven zitten en hun kansen voorbij laten gaan. Crisis of niet, jongeren moeten een behoorlijke start op de arbeidsmarkt kunnen maken. De WIJ ligt nu voor behandeling bij de Tweede Kamer.

Het kabinet spant zich nu extra in om jongeren te scholen en aan de slag te helpen. In de eerste plaats voor die jongeren zelf. Maar er is nog een belangrijke reden. Als de economie straks weer aantrekt ontstaat in combinatie met de vergrijzingsgolf een tekort aan werknemers. Willen we sterker uit de crisis komen, dan kunnen we dat niet hebben. We zullen daarom alles op alles moeten zetten om iedereen mee te laten doen op de arbeidsmarkt. Jong, oud, man, vrouw, mensen met een beperking, nieuwe Nederlanders. We kunnen het ons straks niet veroorloven dat grote groepen langs de kant blijven staan. Allereerst hebben we iedereen nodig om al het werk te doen waar dan vraag naar is. Anders blijven er vacatures openstaan. Bovendien worden belangrijke voorzieningen zoals de sociale zekerheid, zorg en het onderwijs beter betaalbaar als meer werkende mensen daar via belasting en premies een bijdrage aan leveren.

Dames en heren, ik ga afsluiten. Het is geen makkelijke tijd voor jongeren. Vooral jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen veel extra aandacht en hulp nodig hebben. Zij hadden het al niet makkelijk en dat zal de komende paar jaren niet anders worden. We kunnen niet alle problemen vanuit Den Haag oplossen. Bij de aanpak van knelpunten op de arbeidsmarkt kunnen we regionale en lokale initiatieven niet missen. Dat geldt ook voor de jeugdwerkloosheid, zeker als het gaat om jongeren die het toch al niet makkelijk hebben op de arbeidsmarkt. Daarom juichen wij initiatieven zoals Route 23 toe. Dit is een goed voorbeeld van hoe gemeenten, scholen, bedrijven en hulpverleningsinstanties samen kunnen werken. Met als uiteindelijk doel deze groep jongeren een sluitende aanpak te bieden. Scholing, werk, hulpverlening of een combinatie ervan, het zit hier allemaal achter hetzelfde loket. En de betrokkenen weten elkaar te vinden. Ook dat is belangrijk. Uw voorbeeld verdient navolging. Ik wens u veel succes tijdens deze werkconferentie die de samenwerking nog verder moet intensiveren. Dat is in deze tijd heel belangrijk.