Toespraak minister Ter Horst bij conferentie ‘Religie en Publiek domein. Relatie tot gemeentelijk beleid’.
Dames en heren,
Zet twee Nederlanders bij elkaar en je hebt een kerk. Voeg er een derde persoon aan toe en je hebt een schisma.
Religie hoort bij Nederland.
Het bindt en verdeelt.
En wie denkt dat het nu geen rol meer speelt in het maatschappelijke leven, heeft het mis.
Kijk alleen al naar wat het boek “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink teweeg brengt.
Of kijk naar de verontwaardiging op de recente acties van de paus, of neem de worsteling van de EO met een schaars geklede tv-presentator in een homo-editie van het blad Linda.
Religie bindt en verdeelt.
De Nederlandse overheid is bij dit alles geen toeschouwer, ook al kennen wij de scheiding van kerk en staat.
Wij bevinden ons tussen enerzijds Frankrijk met haar volstrekte scheiding van private religie en publieke neutraliteit en Engeland met zijn staatskerk.
In Nederland hebben wij een coöperatieve relatie met de kerk.
Steunverlening, overleg en dialoog worden door scheiding van kerk en staat niet uitgesloten.
Dat brengt voor de meesten van u wel eens vragen en worstelingen met zich mee.
Bijvoorbeeld:
- huiswerkbegeleiding in de moskee: mogen we daar subsidie voor geven?
- - Mag een gemeente met een dominee of imam spreken over de inhoud van zijn preek?
- Een ambtseed in naam van Allah: kan dat bij de gemeente? En hoe zit het met het ambtsgebed?
Het interessante is dat eenduidige antwoorden niet altijd te geven zijn.
Veel hangt af van de context, de lokale omstandigheden en de politieke kleur van de gemeente.
Maar er is wel degelijk houvast te geven.
Praktische handvatten waarmee gemeenten zelf tot een goede afweging kunnen komen.
Onze Grondwet speelt bij die afweging een belangrijke rol.
Onze Grondwet waarborgt – net als internationale verdragen – de vrijheid van godsdienst en het gelijkheidsbeginsel.
Deze twee grondrechten bepalen, samen met het beginsel van scheiding van kerk en staat, de juridische kaders voor het overheidsbeleid op het terrein van religie.
In het tweeluik dat wij vandaag aanbieden aan de Nederlandse gemeenten vindt u zowel de juridische kaders als de praktische handvatten.
Ik denk dat het tweeluik voorziet in een grote behoefte.
Er is veel onzekerheid over de relatie tussen kerk en staat, vooral door de opkomst van de islam.
Dat merk je aan vragen vanuit de gemeenten, maar ook aan de aandacht in de politiek en media voor allerlei kwesties die op dit gebied spelen.
Een lokale subsidie aan een religieuze organisatie leidt tegenwoordig al gauw tot Kamervragen.
Die onzekerheid kan leiden tot krampachtigheid.
Dat is onnodig en onwenselijk omdat de scheiding tussen kerk en staat geen waterscheiding is.
Sterker nog, ik denk dat het heel goed is als een gemeente een ontspannen verhouding heeft met alle genootschappen.
Ik zou als gemeentelijk bestuurder van alle mogelijkheden gebruik willen maken om de mensen van je gemeente te kunnen bereiken.
Niet om de preek mee te schrijven, maar wel om contact te leggen in het geval van maatschappelijke onrust.
Of bijvoorbeeld om medewerking te vinden voor programma’s die radicalisering tegengaan.
Of denk ook aan geestelijke bijstand in het geval van gemeentelijke rampenplannen.
Een recent voorbeeld zagen we onlangs op het terrein van vrouwenhandel.
De politie zette met kennelijk succes een priester in om vrouwen uit Nigeria die slachtoffer waren van vrouwenhandel, aan te sporen aangifte te doen. Ze waren met voodoo bedreigd en alleen een priester kon hun geruststellen.
Is dit pragmatisch? Ja, maar niet alleen. De overheid heeft een principiële taak om belijdenis van godsdienst voor iedereen mogelijk te maken, of in ieder geval niet te belemmeren.
We zorgen ervoor dat er een pluriform aanbod van godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuigingen kan bestaan.
Dat betekent dat je die pluriformiteit ook aantreft in de politieke partijen die de samenleving vertegenwoordigen.
Er is geen scheiding van staat en religie.
Of je je nu laat inspireren door de Bijbel, de Koran, de Thora of de Lof der Zotheid maakt niet uit.
Het is dus niet vreemd dat wij politieke partijen hebben op religieuze grondslag.
Ook een islamitische partij is heel goed mogelijk.
Er zijn dus genoeg redenen voor volkomen legitieme interacties tussen kerk en staat.
Maar er gelden wel een paar elementaire spelregels.
Elementair is dat de overheid zich beperkt tot faciliteren.
Ook kiest ze geen partij voor een bepaalde religie of religieuze stroming.
En daarnaast moeten die contacten met religieuze organisaties op de een of andere manier bijdragen aan de realisering van overheidsdoelen, zoals integratie, onderwijs of dé-radicalisering.
Om één concreet voorbeeld te geven. Mag een gemeente subsidie geven aan een moskee die talencursussen Nederlands organiseert voor Marokkaans sprekende vrouwen? Ja, dat kan.
Zo’n talencursus kan de integratie van Marokkaanse vrouwen bevorderen, en dat is een overheidsdoelstelling.
Het feit dat de organisatie van de cursus in handen is van een religieuze organisatie hoeft subsidie niet in de weg te staan.
De gemeente moet zich er wel van verzekeren dat het geld daadwerkelijk wordt besteed aan de cursus en niet aan religieuze activiteiten.
Ze zou nog kunnen stimuleren dat de cursus in een wijkgebouw wordt gegeven, maar als de doelgroep dan moeilijk te bereiken is kan de moskee een uitkomst zijn.
Tot slot. Veel van dit soort vragen doen zich op lokaal niveau voor. Het vraagt om een zorgvuldige afweging.
Maar zorgvuldig is iets anders dan krampachtig, want nogmaals: ik denk dat het heel gezond is als er ontspannen contact is tussen overheidsorganisaties en religieuze organisaties.
Dit tweeluik is hierbij een zeer nuttig hulpmiddel.
Ik bied het met enthousiasme aan u aan, omdat de vragen en voorbeelden uit uw dagelijks leven zijn gegrepen.
Eén nuancering nog: de antwoorden zijn geen wetmatigheden die in stenen tafelen zijn gebeiteld en die ik u als een Mozes van de Haagse berg kom aanbieden.
Lokale omstandigheden kunnen leiden tot andere uitkomsten.
Het is aan de gemeenten zelf om steeds weer de goede balans te vinden.
Met dit tweeluik en het uitwisselen van praktijkervaringen bent u daar nog beter toe in staat.
Ik wens u veel succes.