Toespraak minister Ter Horst bij uitreiking diversiteitsprijs politie

In de aanloop naar deze prijsuitreiking, dames en heren, moest ik denken aan een andere prijs. In 2007 ging de Nobelprijs voor de literatuur naar Doris Lessing. Een jaar later gaf ze in een interview aan wat de impact van die prijs was. Sinds ze de prijs had gewonnen was het haar niet meer gelukt om iets fatsoenlijks op papier te krijgen. Al haar energie ging naar de verplichtingen die de prijs met zich meebracht. De prijs had een verlammende werking.

Dat kan niet de bedoeling van een prijs zijn. Maar soms lijkt het alsof ook de diversiteitprijs meer verlamt dan stimuleert.

Ik weet het: een prijsuitreiking hoort een feestelijk moment te zijn. Er is iets te vieren. Een hoogtepunt. Een geslaagde inspanning, een klinkend resultaat. Beloning volgt.

Maar vandaag sta ik eerlijk gezegd met gemengde gevoelens voor u. Het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid dat deze week naar buiten komt is duidelijk. Er is weinig vooruitgang geboekt. Er is bijna nergens sprake van klinkende resultaten op het gebied van diversiteit. Er is eigenlijk zo weinig te vieren dat ik ernstige bedenkingen heb bij het uitreiken van de diversiteitprijs 2009.

Dat spijt me voor ú, want u behoort vrijwel zeker tot dat deel van de politie dat zich met verve inzet voor een diverser politiekorps. Maar de constateringen zijn vooral jammer voor de politie in het algemeen omdat ze zichzelf een slechte dienst verleent.

Even de feiten op een rij. In september 2007 heb ik samen met de korpsbeheerders afspraken gemaakt over diversiteit binnen de politieorganisatie. In feite zijn het hernieuwde afspraken want ook eerder al waren er concrete diversiteitafspraken gemaakt, bijvoorbeeld in het Landelijk Kader Nederlandse Politie van 2003-2006.

Het gaat om afspraken over multicultureel vakmanschap, over de inspanningen die korpsen zouden leveren en concrete streefcijfers per korps. U kent ze. Onlangs heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid de stand van zaken onderzocht. Hun bevindingen vind ik zorgelijk en soms zelfs verontrustend. Een paar punten:

  • slechts de helft van de korpsen heeft de afspraken over diversiteit omgezet in een personeelsplan.
  • Ongeveer de helft van de politieorganisaties geeft onvoldoende strategisch richting aan diversiteitbeleid.
  • De meeste korpsen nemen geen specifieke maatregelen om doorstroom van vrouwen en allochtonen te bevorderen.
  • Een aantal korpsen heeft aangegeven de streefcijfers niet te zullen halen. Sommigen noemen de cijfers zelfs niet realistisch. Twaalf organisaties moeten een enorm gat overbruggen om de streefcijfers te halen.
  • De instroom van allochtonen loopt in de meeste korpsen achter op de doelstellingen.
  • Multicultureel vakmanschap staat nog in de kinderschoenen.
  • En er is veel diversiteit onder diversiteit. Dat wil zeggen: er is weinig sprake van samenwerking. Veel korpsen werken los van elkaar aan diversiteit en profiteren niet van elkaars kennis.

Ik realiseer me dat je nooit zeker bent van de resultaten.
Maar één ding weet je van tevoren wel zeker: als je je niet inspant haal je die resultaten niet.

Het lijkt erop dat de politie - uitzonderingen daargelaten - de diversiteitdoelstellingen wel met de mond belijdt maar niet in daden omzet. Het lijkt erop dat het gevoel van urgentie en commitment ontbreekt, terwijl ieder korps zélf de afspraken heeft gemaakt.

Een paar weken geleden heb ik bij de benoeming van de korpschef Zuid-Holland-Zuid al duidelijk gemaakt dat we de doelstellingen in dit tempo niet halen. Ik heb toen op mijn spreekwoordelijke scheidsrechterfluit geblazen om het spel even stil te leggen. Een time-out. Nodig voor reflectie, een koersverandering en tempoversnelling.

Ik weiger me neer te leggen bij het verloop van het spel. Ten eerste is het belang simpelweg te groot. Een diverser korps wint aan kwaliteit en legitimiteit.

Op de een of andere manier bestaat bij een aantal politiemedewerkers het hardnekkige beeld dat voorkeurbeleid ten koste gaat van kwaliteit. Tegen hen zeg ik: kwaliteit blijft altijd de basis van onze werving en selectie. En de emancipatie van vrouwen en allochtonen is pas echt bereikt als over witte mannen wordt gezegd dat ze worden benoemd omdat ze een witte man zijn. Ik durf de stelling wel aan dat de kwaliteit pas echt achteruit gaat als we niet aan diversiteitbeleid doen.

De tweede reden dat we ons niet moeten neerleggen bij het negatieve beeld, is dat er wel degelijk positieve aanknopingspunten zijn. Er zijn veel mensen - zoals u - die zich inzetten voor diversiteit. En dat is doorslaggevend. De inspectie constateert gelukkig ook dat de aandacht bij de politieorganisaties voor diversiteit de afgelopen twee jaar sterk is toegenomen. En er zijn ook korpsen die het heel goed doen. Vier korpsen hebben zelfs hun streefcijfer voor allochtonen voor 2011 al bereikt: Noord-Holland-Noord, Twente, Utrecht en IJsselland.
Allemaal voorbeelden die navolging verdienen.

Ik beschouw die groep mensen – inclusief u allen hier – als de voorhoede die de rest van de politie gaat meetrekken.

Hoe gaan we verder? Ik heb met de voorzitter van het korpsbeheerdersberaad gesproken. Ook hij is van mening dat we moeten blijven vasthouden aan de gestelde doelen. Maar het belangrijkste zijn de korpsen zelf. Uit het rapport van de inspectie leid ik af dat de korpsen lang niet alle instrumenten inzetten die mogelijk zijn.

Een personeelsplan, een analyse van de omgeving, zicht op de vacatures van de komende tien jaar, een plan voor doorstroming, en last but not least: samenwerking. Daarin valt nog veel te winnen.
Het komt nog veel te veel voor dat korpsen zelf het wiel uitvinden terwijl hun collega-korpsen al veel verder zijn. Waarom profiteren we niet meer van elkaars kennis? Ik was bijvoorbeeld vorige week bij de Politieacademie. Er is hier een schat aan informatie beschikbaar op het gebied van werving en selectie. Voor iedere regio heeft de academie letterlijk in kaart gebracht waar de doelgroepen zijn te vinden en hoe ze het beste zijn te werven. Ik roep ieder korps op: maak hier gebruik van!

En tenslotte de diversiteitprijs zelf.

Allereerst een geruststelling: er is een winnaar! Ik ga een prijs uitreiken. Maar het was een mager oogstjaar en dat vertaalt zich door in de prijs. Naar het oordeel van de auditcommissie was er onvoldoende aanleiding om de genomineerde korpsen in aanmerking te laten komen voor de diversiteitprijs. Er is wel aanleiding om één korps te belonen voor haar duurzame inspanningen op het gebied van diversiteit waarmee dit korps ook resultaat boekt.

Alles overwegende heb ik het volgende besloten:

  1. Ik reik een stimuleringsprijs uit van 50.000 euro. Een lager bedrag, maar dat zegt niets over mijn waardering voor het winnende korps.
  2. Er is een prijs van 25.000 euro voor de beste vakman/vakvrouw en voor het beste diversiteitproject.
  3. Het prijzengeld dat we niet uitreiken gaan we gebruiken om andere korpsen aan betere resultaten te helpen.
  4. Met deze constructie wil ik iedereen aanmoedigen om het komende jaar de stagnatie te doorbreken. Daarvoor zijn voorlopers nodig. Mensen zoals u die geloven in het werk dat ze doen en die zich met veel energie inzetten. Ik wens u daarbij alle succes!

En dan maak ik nu de winnaar van de Stimuleringsprijs 2009 bekend. De winnaar is: korps Amsterdam-Amstelland.

Proficiat!