Kabinetsreactie Commissie Onderwijstijd
De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met een reactie op het advies 'De waarde van een norm' van de Commissie Onderwijstijd (onder voorzitterschap van de heer Cornielje). Het kabinet onderschrijft de constatering van de commissie dat afspraken over voldoende lesuren van goede kwaliteit in het voortgezet onderwijs van grote waarde zijn. Een haalbare maar ambitieuze norm is en blijft een voorwaarde voor goed onderwijs. De aanbevelingen van de commissie worden overgenomen. De belangrijkste zijn:
- Er komt een nieuwe definitie van onderwijstijd en een nieuwe norm van 1.000 uur per schooljaar.
- De zomervakantie gaat terug van zeven weken naar zes weken.
- De school gaat verantwoording afleggen aan leerlingen en ouders over de kwalitatieve invulling van het onderwijs.
De commissie adviseert een nieuwe definitie voor onderwijstijd, waarmee duidelijk wordt welke kwalitatief goede onderwijsactiviteiten onder de nieuwe onderwijstijd vallen. Op basis van het aantal beschikbare lesweken (37,5) berekent de commissie dat de nieuwe norm op 1.000 uur per schooljaar moet komen. Sinds 2006 ligt de wettelijke norm voor onderwijstijd op 1.040 klokuren per schooljaar in de onderbouw en op 1.000 in de bovenbouw.
De zomervakantie wordt vastgesteld op zes weken, net als in het basisonderwijs. Omdat de zomervakantie voorheen zeven weken duurde, vallen vijf dagen vrij. Deze roostervrije dagen mogen door het jaar heen, in overleg met de medezeggenschapsraad van een school, worden ingezet. Op deze dagen zijn de leerlingen vrij. Zij houden dus ook dezelfde hoeveelheid vrije dagen. Leraren wordt de mogelijkheid geboden om deze roostervrije dagen in overleg met de school in te zetten voor scholing, vergaderingen en andere taken. Op deze manier ontstaat de mogelijkheid om de werkdruk beter te spreiden.
Voor de kwaliteit van onderwijs is een optimale kennisoverdracht van belang, evenals een uitdagend en inspirerend lesprogramma dat het maximale uit alle leerlingen haalt. Daarvoor is de betrokkenheid van ouders hard nodig. Het gesprek over de kwaliteit van het onderwijs hoort thuis op het niveau van de school, tussen de professionals en de direct betrokkenen - vooral met ouders en leerlingen. Scholen moeten daarom aan de ouders en leerlingen verantwoording afleggen over de manier waarop de kwaliteit van het onderwijs vorm en inhoud krijgt. De inspectie controleert vooral of dat gesprek op de juiste manier gevoerd wordt. Als een school voldoende onderwijstijd realiseert en het is duidelijk dat alle betrokkenen op schoolniveau tevreden zijn over de kwalitatieve invulling daarvan, kan de Inspectie een stapje terug doen.
Met het overnemen van deze aanbevelingen van de commissie Cornielje ontstaat er een nieuwe norm en een nieuwe situatie, ook op het vlak van handhaving. De Inspectie kijkt niet alleen of de norm is gehaald, maar ook of de school ouders meer betrekt bij de invulling van de norm. In aanloop naar de nieuwe situatie, die vanaf het schooljaar 2011/2012 in moet gaan, zal door middel van pilots toegewerkt worden naar dit systeem van 'high trust'.