Vanaf eind dit jaar digitale dossiers in de jeugdgezondheidszorg
‘Eind 2009 krijgt elk kind dat voor het eerst in aanraking komt met de jeugdgezondheidszorg een digitaal dossier. Dat is waar we naar streven!’ Dat zei directeur Jeugdzorg Gemma Tielen, namens minister Rouvoet tijdens de werkconferentie ‘Afronding projectondersteuning invoering digitaal dossier’ op 19 maart 2009 te Amersfoort. Ze schetste daarbij de samenhang tussen de instrumenten die professionals ter beschikking staan om kinderen en de gezinnen waarin zij opgroeien, te ondersteunen.
Dames en heren,
De minister zei het al, hij kan er vandaag niet bij zijn en heeft mij gevraagd namens hem te spreken. En dat doe ik graag. Want we staan aan de vooravond van een belangrijke ontwikkeling. We staan aan de vooravond van de daadwerkelijke digitalisering van de dossiers in de Jeugdgezondheidszorg. Daar bent u aan begonnen omdat een goede gezondheid en ontwikkeling bijdragen aan de eigen kracht van kinderen en de gezinnen waarin zij opgroeien.
Beroepsbeoefenaren in de Jeugdgezondheidszorg die onderling snel gegevens kunnen uitwisselen en minder administratieve rompslomp hebben, kunnen risico’s sneller signaleren. Met het digitaal dossier zetten we een zevenmijlspas in preventie, want kinderen blijven beter in beeld.
Dames en heren, eerst een compliment aan zowel gemeenten als de jeugdgezondheidszorg. Er is al heel wat werk verzet. Veel gemeenten lopen aardig op schema: plannen zijn gemaakt, budgetten zijn goedgekeurd, softwarepakketten zijn gekozen. Nu is het volhouden en doorzetten. Professionals in de Jeugdgezondheidszorg moeten zich een nieuwe werkwijze eigen maken, terwijl het reguliere werk voor kinderen en jongeren gewoon doorgaat. Een nieuwe manier van werken met uniforme registratie om de kwaliteit van informatie voor ieder kind gelijk te krijgen. Daarmee wordt de overdracht van dossiers binnen de Jeugdgezondheidszorg makkelijker en zijn kinderen beter in beeld. En vanaf eind 2009 wordt het werkelijkheid. Vanaf eind dít jaar krijgt elk kind dat voor het eerst in contact komt met de Jeugdgezondheidszorg een Digitaal Dossier. Dat is waar we naar streven.
Tegen gemeenten die nog niet zo ver zijn, wil ik zeggen: maak samen afspraken en ga aan de slag, zodat ook in uw regio’s digitalisering eind 2009 haalbaar is. Ook op landelijk niveau wordt in opdracht van minister Rouvoet hard gewerkt. Door het RIVM en leveranciers van digitale pakketten aan de JGZ-standaarden. Door Nictiz aan de infrastructuur om landelijke uitwisseling mogelijk te maken via het landelijk schakelpunt. Ook dat moet in 2009 klaar zijn. Ook hier is het een kwestie van volhouden en doorzetten.
Dames en heren,
De digitalisering van de Jeugdgezondheidszorg maakt deel uit van het bredere beleidsprogramma van minister Rouvoet: “Alle kansen voor alle kinderen”.
Dat onderstreept het kabinetsbrede streven naar een samenleving waarin alle kinderen gezond, veilig en met plezier kunnen opgroeien. Waarin zij hun talenten kunnen ontwikkelen, en leren een steentje bij te dragen aan de maatschappij. Kortom we willen gezinnen waar nodig ondersteunen om op eigen kracht kinderen goed voor te bereiden op de toekomst.
Met het oog op die ambitie zijn afspraken gemaakt tussen rijk en gemeenten, die staan in het bestuursakkoord ‘Samen aan de slag’. Gemeenten en de Jeugdgezondheidszorg hebben verschillende instrumenten ter beschikking om alle kinderen alle kansen te geven. Denk behalve aan het Elektronisch Kind Dossier, aan de Centra voor Jeugd en Gezin, de Verwijsindex Risicojongeren, de Aanpak Kindermishandeling of de Zorg- en Adviesteams.
Ik grijp vandaag aan om namens de minister de samenhang tussen die instrumenten nog eens te schetsen. Dat doe ik aan de hand van het leven van een kind. Want daar zet u zich immers zo hard voor in, voor alle kansen voor alle kinderen.
Ik neem de vrijheid u mee te nemen naar het jaar 2011. Ergens in Amsterdam wordt Martin geboren. Omdat tegen die tijd de Jeugdgezondheidszorg niet meer met papieren dossiers werkt, registreren consultatiebureau-artsen en verpleegkundigen Martins gezondheid in zijn digitale dossier. Daarin nemen zij ook bijzonderheden op over zijn verdere psychische en sociale ontwikkeling. Alles eigenlijk, wat vroeger op papier stond. Maar nu snel beschikbaar, overzichtelijk en veilig. Alleen de consultatiebureau-artsen en verpleegkundigen van de Jeugdgezondheidszorg hebben immers toegang tot Martins digitale dossier.
In het jaar 2011 zijn inmiddels in alle Nederlandse gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin van de grond gekomen. In deze Centra voor Jeugd en Gezin zijn de Jeugdgezondheidszorg, het consultatiebureau en de GGD, belangrijke partners.
Ouders kunnen er makkelijk binnenlopen met hun vragen over opgroeien en opvoeden wanneer ze dat nodig vinden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt, in beleidstermen, preventieve en laagdrempelige ondersteuning. Zelf of door contact te leggen met bijvoorbeeld bureau Jeugdzorg. Daar kom ik zo nog even op terug.
Net als elk kind, gaat Martin naar school. Laten we zeggen dat hij zich zijn weg naar een Havo-diploma pubert en de verkeerde vrienden krijgt. Zijn schoolprestaties gaan achteruit, hij blijft vaak weg en wordt betrapt op winkeldiefstal. Dat signaleert de school. Het Zorg- en Adviesteam, de liaison van het Centrum voor Jeugd en Gezin op school, bespreekt de situatie met andere hulpverleners zoals Jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk en bureau Jeugdzorg. Zij maken afspraken over hoe zij Martin kunnen ondersteunen. Daarom is een nauwe samenwerking tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Zorg- en Adviesteam, ook wel ZAT genoemd, zo belangrijk.
Waar de school en het Centrum voor Jeugd en Gezin vooral lokaal, preventief werken en lichte ondersteuning kunnen bieden, werken Bureau Jeugdzorg en het veiligheidshuis juist samen op regionaal niveau. Maar uiteraard willen we met z’n allen juist voorkomen dat kinderen met die zwaardere regionaal georganiseerde vormen van zorg in aanraking komen.
Kan het Centrum voor Jeugd en Gezin het probleem niet oplossen dan legt het contact met Bureau Jeugdzorg.
Stel dat iemand het vermoeden heeft dat Martin slachtoffer is van kindermishandeling, dan kan die persoon dat bespreken bij Advies- Meldpunt Kindermishandeling. Natuurlijk is een blauwe plek nog geen kindermishandeling. Het zogeheten AMK doet onderzoek naar het vermoeden en kan zo nodig doorverwijzen naar Bureau jeugdzorg.
De landelijke aanpak kindermishandeling bevordert goede samenwerking tussen hulpverleners onderling. Dat is noodzakelijk want een kind moet hulp kunnen krijgen als dat nodig is. De Jeugdgezondheidszorg is betrokken via Centrum voor Jeugd en Gezin of het Zorg- en adviesteam en alleen als er daadwerkelijk sprake is van mishandeling, zal dit in het digitale dossier van Martin vermeld worden.
Tot slot het veiligheidshuis. Instanties als politie, justitie, bureau jeugdzorg en leerplichtambtenaar werken elk vanuit de eigen expertise samen om overlast en criminaliteit terug te dringen.
Dames en heren, elke hulpverlener die een risico signaleert bij een jongere kan dat melden bij de Verwijsindex risicojongeren. Dat is niets meer dan een elektronische alarmbel waardoor hulpverleners makkelijker met elkaar in contact kunnen komen. Zodat zij van elkaar op de hoogte zijn als ze met hetzelfde kind werken. Dan kan hulp gecoördineerd worden.
Spelen meerdere problemen tegelijk binnen een gezin, denk aan schulden, verslaving, psychiatrische problemen en opvoedproblemen. Dan is het motto: Eén gezin, één plan. Snelle, passende, effectieve hulp aan het gezin, in samenhang gebracht. Dat vraagt uiteraard van de verschillende hulpverleners onderling duidelijke afspraken te maken.
Wat er nu nog in het plaatje van Martin ontbreekt, is de verbinding naar de Gezondheidszorg. Vanuit de Jeugdgezondheidszorg -het Centrum voor Jeugd en Gezin- kan hier ook naar worden doorverwezen.
Om nog even terug te komen op Martin: het is waarschijnlijker dat hij helemaal niet voorkomt in de verwijsindex, want het overgrote deel van de jongeren groeit goed, veilig en gezond op. Anno nu is dat zo’n 85 procent van de jongeren. Tegen de tijd dat Martin uit mijn voorbeeld een jongere is, hebben wij er met z’n allen voor gezorgd dat dat percentage nog veel hoger ligt.
Dames en heren,
we staan nu aan de vooravond van de digitalisering van de Jeugdgezondheidszorg. Vanaf eind 2009 krijgt elk nieuw kind, zoals Martin, een digitaal dossier. Eind dit jaar werkt de Jeugdgezondheidszorg digitaal.
Het Elektronisch Kind Dossier is één van de instrumenten die hulpverleners ter beschikking hebben om met elkaar kinderen, jongeren en de gezinnen waarin zij opgroeien zo goed mogelijk te ondersteunen. Zodat alle kinderen alle kansen krijgen. Onderlinge samenwerking is daarin essentieel.
De VNG heeft het ondersteuningstraject tot nu toe geleid. Dat heeft ze goed gedaan, want het waren de gemeenten die tot nu toe aan zet waren. Nu nemen Actiz en GGD-Nederland het stokje over, want nu zijn de professionals in de Jeugdgezondheidszorg aan zet. Zij moeten zich nieuwe manieren van werken aanmeten. Daar heeft de minister alle vertrouwen in. De invoering van het digitale dossier is een vaarwel aan de papieren dossiers en een grote stap in preventie. Het is doorzetten en volhouden om kinderen beter in beeld hebben. En dat is waar we het voor doen.
Ik wens u, mede namens de minster, veel succes de komende maanden en blijf graag op de hoogte van de vorderingen.
Hartelijk dank voor uw aandacht.