Brief aan Tweede Kamer over informatie kredietcrisis
Minister-president Balkenende heeft in een brief aan de Tweede Kamer gereageerd op het verzoek van de Tweede Kamer om te beschikken over informatie m.b.t. de kredietcrisis, zoals het rapport van de werkgroep Gerritse en het rapport van de CEC.
In antwoord op uw brief van 12 maart jl. bericht ik u als volgt.
Het is voor mij niet mogelijk om te beoordelen welke fracties uit uw Kamer over welke informatie beschikken. Ik moet er immers van uitgaan dat alle fracties uit uw Kamer (uitsluitend) beschikken over door bewindslieden (formeel) naar uw Kamer gezonden brieven, nota's en wetsvoorstellen.
Nochtans ga ik er van uit dat u doelt op de stukken die onlangs in enigerlei vorm in de media een rol hebben gehad, te weten: het rapport van de werkgroep Gerritse en het rapport van de CEC. Deze stukken betreffen echter ambtelijke stukken ten behoeve van intern beraad resp. ten behoeve van beleidsvorming. Het is in beginsel niet de bedoeling interne ambtelijke stukken te verspreiden. Ik betreur dan ook dat voornoemde stukken (deels) zijn uitgelekt. Het lijkt mij daarom zeer onverstandig om het lekken van stukken als het ware te belonen met openbaring.
Niettemin ben ik mij bewust van het feit dat uw Kamer uitdrukkelijk verzoekt over deze informatie te mogen beschikken. Dat brengt mij tot de toezegging dat zodra het kabinet tot besluitvorming is gekomen en dat aan uw Kamer meldt, het kabinet in dit geval de voornoemde stukken zal meesturen. Daar het in beginsel niet de bedoeling is om interne ambtelijke stukken te verspreiden, verzoek ik u in deze zin, dat toezending van deze stukken nu geen precedentwerking heeft voor de toekomst.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende