Antwoorden op kamervragen van Langkamp over jeugdzorgmedewerkers die doelwit zijn van haatsites
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
5588093/09/DJJ
18 maart 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over jeugdzorgmedewerkers die doelwit zijn van haatsites (2080909980).
Hoogachtend,
de minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat jeugdzorgmedewerkers steeds vaker te maken hebben met bedreigingen op internet?
Antwoord 1
Het is ontoelaatbaar dat medewerkers van bureaus jeugdzorg via internet bedreigd worden.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat jeugdzorgmedewerkers steeds vaker te maken krijgen met bedreigingen en intimidatie op het internet? Zo ja, wat gaat u hier tegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, die mening deel ik.
Het reageren op bedreigingen tegen de jeugdzorgmedewerker is primair een taak van de werkgever, d.w.z. de bureaus jeugdzorg. De MOgroep Jeugdzorg heeft laten weten dat geweld tegen medewerkers niet wordt getolereerd. De bescherming van de medewerkers is helaas geen nieuw thema voor de jeugdzorg. Wel vormen de bedreigingen op internet voor de MOgroep Jeugdzorg aanleiding om nog nadrukkelijker aandacht te hebben voor de bescherming van de medewerkers en zal de MOgroep Jeugdzorg zich inspannen dat bestuurders nog explicieter werknemers stimuleren bedreigingen te melden. Ook ontwikkelt de MOgroep Jeugdzorg momenteel een landelijk agressieprotocol dat een handreiking is voor het handelen van de professional in geval van bedreiging en geweld. Dit protocol zal komend voorjaar besproken worden met de achterban van de AbvaKabo en daarna in gebruik genomen worden. Veel bureaus jeugdzorg handelen momenteel op basis van eigen protocollen. Voorts zal het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnenkort een pilot starten waarin gezocht wordt naar best practices om het geweld binnen de jeugdzorg tegen te gaan.
Vraag 3
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de toename van de omvang van bedreigingen van jeugdzorgmedewerkers en de oorzaken ervan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja. Het programma Veilige Publieke Taak, in 2006 ingesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zal bij de volgende (één-)meting medio 2009 naar de omvang en aard van de geweld tegen werknemers met een publieke taak ook de jeugdzorg betrekken.
Vraag 4
Bent u bereid de internetproviders van bom-op-jeugdzorg.hyves.nl, anti
jeugdzorg2008.hyves.nl en You Tube te verzoeken om haatdragende en intimiderende uitspraken aan het adres van jeugdzorgmedewerkers van het internet te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het benaderen van internetsites om gesignaleerde bedreigingen van medewerkers te verwijderen is primair een taak van de diverse bureaus jeugdzorg. Indien bureaus jeugdzorg hier problemen bij ervaren, zal ik uiteraard nagaan op welke manier van mijn kant ondersteuning geboden kan worden.
Vraag 5
Hoe vaak doen jeugdzorgmedewerkers aangifte van bedreigingen of intimidaties op het internet? Wanneer zij aangifte doen, welke mogelijkheden heeft de politie dan?
Antwoord 5
Op dit moment zijn hierover landelijk geen cijfers bekend. In het onderzoek van het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal hiernaar eveneens onderzoek worden gedaan.
De politie kan na opname van de aangifte de zaak opsporen indien zij voldoende daderindicatie heeft. Vervolgens kan de politie, indien het opsporingsonderzoek tot een verdachte en strafrechtelijk bewijs heeft geleid, de zaak aan het Openbaar Ministerie voorleggen.
Vraag 6
Zijn alle jeugdzorgmedewerkers voldoende op de hoogte wat te doen als zij te maken krijgen met intimidatie of bedreigingen? Zo nee, hoe gaat u er voor zorgen dat zij hiervan voldoende op de hoogte raken?
Antwoord 6
Diverse Bureaus Jeugdzorg werken momenteel met een agressieprotocol, waarin
opgenomen staat welke vervolgstappen ondernomen kunnen worden bij bedreigingen. De MOgroep Jeugdzorg ontwikkelt momenteel een landelijk eenduidig agressieprotocol, waarmee geborgd is dat alle jeugdzorgmedewerkers op de hoogte zijn van de mogelijke vervolgstappen.
Vraag 7
In hoeverre voelen jeugdzorgmedewerkers zich gesteund door hun organisatie? Is hier onderzoek naar gedaan? Zo nee, bent u van plan hier onderzoek naar te doen?
Antwoord 7
Het is onbekend in hoeverre jeugdzorgmedewerkers zich gesteund voelen door hun organisatie. Ten aanzien van het te verrichten onderzoek verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 3 en 5.
Vraag 8
Zijn er voldoende mogelijkheden voor ouders om bij een onafhankelijke instantie hun klacht kwijt te kunnen? Zijn er wachtlijsten bij het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg?
Antwoord 8
Klachten kunnen worden ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissies van de verschillende bureaus jeugdzorg. Het is bij de MOgroep Jeugdzorg niet bekend of er sprake is van wachtlijsten.
Vraag 9
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de komst van het tuchtrecht in de jeugdzorg?
Antwoord 9
Binnen het Actieplan Professionalisering Jeugdzorg vindt onder meer ontwikkeling plaats van een beroepscode, een beroepsregister en het tuchtrecht. In een tijdelijk kwaliteitscollege tuchtrecht wordt momenteel gewerkt aan kennisontwikkeling op dit terrein. Dit mondt halverwege 2010 uit in een advies aangaande de beroepscode, een beroepsregister en het tuchtrecht.