Antwoorden op kamervragen over personeelszorg en posttraumatische stressstoornis bij de politie
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de minister over personeelszorg en posttraumatische stressstoornis bij de politie.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EénVandaag, waarin melding gemaakt wordt van posttraumatische stressstoornis naar aanleiding van de moorden op hoofdagent Cevat en Theo van Gogh? 1
1. Antwoord
Ja
2. Vraag
Deelt u de mening dat de samenleving een bijzondere verantwoordelijkheid heeft jegens politiemensen die letsel oplopen tijdens de uitoefening van hun publieke functie?
2. Antwoord
Ja, ik beschouw het als een maatschappelijke verantwoordelijkheid om daar waar mogelijk alle publieke functionarissen te beschermen tegen en te helpen bij letsel dat zij oplopen bij het uitoefenen van hun beroep. Dat geldt des te meer voor beroepsgroepen zoals de politie waarbij het blootstaan aan schokkende gebeurtenissen inherent is aan het werk.
3. Vraag
Deelt u de mening dat ondersteuning bij klachten van lichamelijke en psychische aard, die als gevolg van het werk zijn ontstaan, behoort tot de kern van goed werkgeverschap bij de politie?
3. Antwoord
Ik deel de mening dat ondersteuning bij klachten van lichamelijke en psychische aard die als gevolg van het werk zijn ontstaan, behoort tot de kern van goed werkgeverschap. Ik hecht een groot belang aan de personele zorg gericht op het begeleiden, ondersteunen en behulpzaam zijn bij de terugkeer van de politieambtenaar. Daarnaast is het op grond van de Arbeidsomstandighedenwet een verplichting voor elke werkgever om psychosociale arbeidsbelasting van zijn werknemers te voorkomen of te beperken.
Vraag
Bent u van mening dat het voor een goede ondersteuning noodzakelijk is om deze beroepsgerelateerde klachten helder te registreren en kennis op te bouwen over de best mogelijke begeleiding? Zo ja, hoe vindt deze registratie momenteel plaats en hoe wordt binnen de korpsen kennis opgebouwd over de meest effectieve begeleiding?
4. Vraag
Wilt u in overleg treden met de politieregio’s om te zorgen voor een goede registratie van lichamelijk en psychisch letsel, zodat de omvang van de problematiek duidelijk wordt en de betrokken personeelsleden beter in beeld kunnen komen?
Antwoord
Ja, ik onderschrijf het belang van een goede registratie van beroepsgerelateerde klachten en de opbouw van kennis over het voorkomen van deze klachten en de wijze van begeleiding aan hen die met deze klachten kampen. De registratie van beroepsgerelateerde klachten is een verantwoordelijkheid van de politiekorpsen. De politiekorpsen voorzien op dit moment bij schokkende gebeurtenissen in nazorg en opvang. Op het gebied van nazorg en opvang volgen de regiokorpsen in grote lijnen dezelfde procedure. In vrijwel alle korpsen vindt na een geweldsincident inzet plaats van een bedrijfsopvangteam. Bij verschillende korpsen zijn daarnaast ook voorzieningen aanwezig in de vorm van een bedrijfspsycholoog, bedrijfsmaatschappelijkwerker of een geestelijk verzorger.
Indien het politiekorps vermoedt dat sprake is van een post traumatisch stressyndroom (PTSS) heeft het politiekorps de mogelijkheid om Psychopol in te schakelen. Psychopol is een bijzondere werkgeversmodule met als doel de re-integratie van politieambtenaren met psychische klachten te bevorderen. Politieambtenaren kunnen terecht bij gespecialiseerde interventiebedrijven die volledig op de hoogte zijn van de psychische klachten die het politiewerk met zich mee kan brengen.
De bedrijfsarts van het politiekorps bepaalt of de politiemedewerker een zodanige stoornis heeft dat behandeling in het kader van Psychopol noodzakelijk is. Daarna vindt verwijzing plaats naar één van de gespecialiseerde centra. De intake gebeurt meestal binnen een aantal dagen, waarna de behandeling al snel kan starten.
In 2007 heb ik opdracht gegeven tot het verrichten van een verkennend onderzoek naar de organisatie van psychosociale opvang bij brandweer, politie en ambulance (Rapport Feiten en Fictie, Impact, 2008. Stichting Impact, Landelijk kennis & adviescentrum voor psychosociale zorg na rampen). Uit het onderzoek kwam naar voren dat bij een substantiële groep werknemers klachten kunnen ontstaan na schokkende gebeurtenissen, maar dat in de praktijk diversiteit bestaat in de manier waarop geüniformeerde hulpverleners worden opgevangen. Meer eenduidigheid in de geleverde zorg zal de kwaliteit ten goede komen. Een landelijke richtlijn met eenduidige afspraken over de manier waarop zorg voor geüniformeerde hulpverleners geleverd moet worden, biedt hiervoor uitkomst. In mijn opdracht wordt deze momenteel ontwikkeld door Stichting Impact. Deze landelijke richtlijn voor de psychosociale zorg van geüniformeerde hulpverlening is gericht op alle geüniformeerde hulpverleners, zoals politie, brandweer, ambulance en defensie. Alle brancheorganisaties van geüniformeerde hulpverleners zijn bij de richtlijnontwikkeling betrokken. De richtlijn zal eind 2009 gereed zijn.
De richtlijn zal mede antwoord geven op de vraag naar registratie van beroepsgerelateerde klachten. De implementatie van de kennis die in de richtlijn beschreven wordt, is uiteraard van zeer groot belang. De aanbevelingen uit de richtlijn zullen worden getoetst aan de praktijk met als doel kennis uit te dragen en de praktische toepasbaarheid te waarborgen.
5. Vraag
Bent u bereid onderzoek te starten naar de aard en omvang van letsel dat politiemensen oplopen tijdens hun werk en naar de best mogelijke manier om als werkgever het herstel te begeleiden? Wilt u de kennis uit dit onderzoek verspreiden onder de politieregio’s?
5. Antwoord
Ik heb thans geen voornemen een dergelijk onderzoek te starten. Indien bij de ontwikkeling van de eerder genoemde landelijke richtlijn blijkt dat een dergelijk onderzoek zinvol is dan zal ik opnieuw overwegen of een dergelijk onderzoek verricht zal worden. In zijn algemeenheid ben ik het eens met het belang van een overzicht van de aard en omvang van beroepsgerelateerde klachten. Kennis hierover bestendigt de acceptatie en bewustwording over de mogelijk langdurige psychosociale gevolgen van schokkende gebeurtenissen. Dit, op zijn beurt, zal de herkenning van klachten door leidinggevenden en onder collega’s verbeteren.
6. Vraag
Wilt u ervoor zorgen dat kennis die elders binnen de overheid, bijvoorbeeld bij het Veteraneninstituut, bestaat over de begeleiding van mensen met posttraumatische stressstoornis ook ten goede komt aan medewerkers bij de politie?
6. Antwoord
Het landelijk kenniscentrum Stichting Impact wordt gefinancierd door de ministeries van Defensie, Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Doordat het kenniscentrum alle relevante kennisdomeinen bestrijkt is integrale kennis over de zorg voor geüniformeerde hulpverlening gewaarborgd. Stichting Impact stelt deze kennis beschikbaar aan alle geïnteresseerde partijen. De genoemde richtlijn is daar een voorbeeld van.
7. Vraag
Bent u bereid voor politiemensen met een posttraumatische stressstoornis een systeem te ontwikkelen vergelijkbaar met het veteranen volgsysteem?
7. Antwoord
Het monitoren en de nazorg voor geüniformeerde hulpverleners krijgt in de genoemde richtlijn veel aandacht. Alle relevante informatie die nodig is voor de invulling hiervan zal meegenomen worden. Praktische implementatie van aanbevelingen zal gericht worden op de eigen cultuur en werkomstandigheden van de verschillende geüniformeerde instanties, dus bekeken moet worden of het genoemde volgsysteem toepasbaar is bij de politie.
8. Vraag
Kunt u inzicht geven in de manier waarop brandweerkorpsen omgaan met het letsel dat hun personeelsleden oplopen?
8. Antwoord
Bij de brandweerkorpsen vindt psychosociale opvang van eigen personeel na een schokkende gebeurtenis plaats op basis van lokale richtlijnen. In de praktijk betekent dit dat na een schokkende gebeurtenis het Bedrijfsopvangteam gealarmeerd wordt, dat lokaal of regionaal opereert. Nadat de direct leidinggevende en directe collega's de allereerste opvang voor hun rekening genomen hebben, verzorgt het Bedrijfsopvangteam de eerste nabespreking. Vervolgens wordt na de bijeenkomst in overleg met de leidinggevende afgesproken of verdere gesprekken noodzakelijk zijn en worden daar afspraken over gemaakt. Mogelijk wordt een traumapsycholoog in het vervolg betrokken, afhankelijk van de ernst van de situatie.
De eerder genoemde richtlijn van de Stichting Impact richt zich op alle geüniformeerde hulpverleners, zoals politie, brandweer, ambulance en defensie. De werkwijze van de brandweer zal hierbij dus ook opgenomen worden. Brandweer Nederland is actief betrokken bij de richtlijnontwikkeling.