Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over cowboytandartsen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2914323
11 maart 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over cowboytandartsen (2009Z02887/2080913900).
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat er steeds meer cowboytandartsen zijn die niet of nauwelijks Nederlands spreken?
Vraag 2
Deelt u de mening dat, gelet op de kwaliteit van de tandartsenzorg, dit een ongewenste ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Vraag 3
Erkent u dat de toename van buitenlandse tandartsen die de Nederlandse taal niet machtig zijn ongewenst is? Zo nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken van het invoeren van een taaltoets voor zorgwerkers, ook van binnen de Europese Unie?
1, 2 en 3.
In de berichten waarnaar u verwijst gaat het om instellingen voor mondzorg waarbinnen onder leiding van een Nederlandse ondernemer (niet-tandarts), buitenlandse tandartsen werkzaam zijn. In de antwoorden op de vragen van uw lid Vermeij (PvdA) heb ik reeds mijn visie op deze constructies gegeven. Indien binnen deze instellingen tandartsen werkzaam zijn die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen, vind ik dat geen goede ontwikkeling. Immers voor een kwalitatieve zorgverlening is een goede communicatie tussen patiënt en zorgaanbieder essentieel. Het beheersen van de landstaal is daarvoor van groot belang. Om die reden is het onderdeel ‘beheersing van de Nederlandse taal’ een belangrijk element binnen de assessment-procedure die tandartsen met een getuigschrift van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland moeten doorlopen om in het BIG-register te worden opgenomen. Op grond van Europese afspraken, kan een dergelijke eis niet gesteld worden aan tandartsen met een getuigschrift afgegeven door een land binnen de EER of in Zwitserland. Daarvoor geldt overigens wel dat de werkgever zelf een dergelijke eis kan stellen. Ik heb van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inmiddels begrepen, dat in elk geval de instelling Sanasmile een dergelijke eis stelt. De andere instelling die in het artikel staat vermeld (IVM) is inmiddels failliet.
Indien sprake is van de situatie waarbij een niet-geregistreerde tandarts handelingen verricht die uitsluitend aan (geregistreerde) tandartsen zijn voorbehouden, mag dat op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet big), uitsluitend als een geregistreerde tandarts hiertoe opdracht verleent. Ook moet deze laatste lijfelijk in de parktijk aanwezig zijn.
Vraag 4
Bent u bereid, gezien het tekort aan tandartsen omdat we die uit het buitenland moeten halen, meer tandartsen op te leiden? Zo nee, waarop baseert u de gedachte dat dit niet nodig is?
Antwoord 4
Als lidstaat van de Europese Unie streeft Nederland een vrij verkeer van personen binnen de EU na. Dat geldt ook voor tandartsen.
Het overgrote deel van de buitenlandse tandartsen dat zich inschrijft in het BIG-register is uit Europa afkomstig, in het bijzonder uit België en Duitsland. Er is wat dat betreft dus geen sprake van het actief halen van tandartsen uit het buitenland, maar veeleer van natuurlijke migraties binnen de Europese ruimte. Het feit dat er tandartsen uit het buitenland naar Nederland komen, wil wat mij betreft niet automatisch zeggen dat er een tekort is aan tandartsen. Ik kan mij namelijk ook voorstellen dat de instroom vanuit het buitenland het gevolg zou kunnen zijn van een gunstig klimaat voor tandartsen in Nederland. Voorts geldt de overweging dat in Nederland opgeleide tandartsen ook naar het buitenland emigreren waardoor het lastig te voorspellen is wat het netto-effect van de in- en uitstroom is. Ten slotte wijs ik u er voorts op dat inmiddels de eerste generatie van mondhygiënisten-nieuwe stijl in de sector zijn binnengestroomd. Deze professionals zijn opgeleid en bevoegd om ook curatieve handelingen te verrichten en vormen daarmee een belangrijke aanvulling op het bestand tandartsen.
Vraag 5
Deelt u de mening van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) dat er te weinig zicht is op ‘onzichtbare’ tandartsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 5
Alle tandartsen die in Nederland zelfstandig werkzaam zijn, zijn verplicht geregistreerd op grond van de Wet big. In zoverre is er geen sprake van ‘onzichtbare’ tandartsen. Wel ben ik van mening dat de beroepsgroep zelf een belangrijke schakel vormt om de herkenbaarheid en zichtbaarheid naar de samenleving te vergroten. Het initiatief van de NMT om een kwaliteitsregister in te stellen vind ik daarom een goed initiatief.
Vraag 6
Hoe kan het dat in commerciële ketens niet-geregistreerde tandartsen werkzaam zijn?
Antwoord 6
Zie het antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Vraag 7
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg volgens u op dit moment voldoende in staat om toezicht te houden op de (commerciële) tandartsenzorg en eventuele beunhazen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 7
Bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Vermeij (PvdA) over hetzelfde onderwerp, ben ik reeds ingegaan op de rol van IGZ bij het toezicht op de mondzorg. IGZ houdt regulier toezicht op de mondzorg. In geval van meldingen over misstanden of calamiteiten treedt IGZ op.
Vraag 8
Moet een tandartspraktijk een vergunning hebben op grond van de Wet toezicht zorginstellingen (WTZi)? Zo nee, deelt u de mening dat voor het toezicht op kwalitatief goede tandartsenzorg een vergunningensysteem wenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Bepaalde categoriën instellingen zijn op grond van het Uitvoeringsbesluit WTZi aangemerkt als in het bezit van een toelating. Dat wil zeggen dat zij geen aanvraag hoeven in te dienen, maar ‘automatisch’ zijn toegelaten. Het gaat hierbij ondermeer om de categorie instellingen voor mondzorg. Deze instellingen moeten wel voldoen aan de eisen uit wet- en regelgeving zoals de transparantie-eisen uit de WTZi voor bestuursstructuur en bedrijfsvoering en de eisen uit de Kwaliteitswet zorginstellingen. Het is voor de toezichthouder goed mogelijk om aan de hand van het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, het BIG-register of uit andere bronnen zoals internet, instellingen voor mondzorg te identificeren.