Antwoorden op kamervragen van Langkamp over salaris voor pleegouders
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
JZ-K-U-2914069
Datum 9 maart 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over salaris voor pleegouders (2009Z02755/2080913780).
Hoogachtend,
de minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Langkamp over salaris voor pleegouders (Ingezonden 17 februari 2009).
Vraag 1
Is het waar dat u zich uitgesproken heeft als voorstander van betaalde pleegzorg?
Vraag 2
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit ook mogelijk wordt gemaakt?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat provincies zelf de salarissen van pleegouders moeten bekostigen gezien het feit dat er dan ongelijkheid in betaling kan ontstaan per provincie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik ben geen voorstander van betaalde pleegzorg. Ik ben wel positief over gezinshuizen die bedoeld zijn voor kinderen met complexe gedragsproblemen. Deze kinderen passen niet in een pleeggezin omdat een pleegouder niet is opgeleid voor die problematiek. In een gezinshuis werkt een professionele gezinshuisouder in dienst van de zorgaanbieder. Hierin onderscheidt een gezinshuisouder zich van een pleegouder, die vrijwillig een pleegkind opneemt. Gezinshuizen zijn geen vorm van betaalde pleegzorg.
Vraag 4
Hoeveel kinderen wachten momenteel op een plek in een pleeggezin?
Antwoord 4
In de cijfers die ik tot mijn beschikking heb over de wachtlijsten in de jeugdzorg bestaat geen onderverdeling naar zorgvorm.
Vraag 5
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de wachtlijsten voor pleegzorg per 1 januari 2010 opgelost zijn?
Antwoord 5
De aanpak van wachtlijsten bij de pleegzorg maakt onderdeel uit van de prestatieafspraken die ik gemaakt heb met de provincies. Deze afspraken houden in dat, gegeven de verwachte groei, eind 2009 jeugdigen niet meer langer dan 9 weken hoeven te wachten op zorg. De middelen die ik de provincies ter beschikking heb gesteld voor deze afspraken worden door provincies dus ook ingezet voor pleegzorg. In welke mate de provincies de middelen besteden aan pleegzorg, is aan de provincies en hangt af van de specifieke zorgbehoefte in hun regio.
Vraag 6
Deelt u de mening dat kinderen en pleeggezinnen altijd pleegzorgbegeleiding moeten krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Antwoord 6
Als er een indicatie voor pleegzorg is afgegeven is begeleiding van kinderen en pleeggezinnen verplicht tenzij er sprake is van pleegoudervoogden.
Vraag 7
Deelt u de mening dat niet alleen de pleeggezinnen met (licht) verstandelijk gehandicapte pleegkinderen en pleegkinderen met ernstige gedragsproblemen meer vergoeding of salaris moeten ontvangen, maar dat dit voor alle pleeggezinnen wenselijk is?
Vraag 8
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur pleegzorg van de William Schrikker Groep, die stelt dat het geen goede zaak is dat een kind garant staat voor een inkomen maar wel vindt dat de onkostenvergoeding omhoog moet?
Vraag 9
Bent u bereid om de onkostenvergoeding voor pleegzorggezinnen te verhogen? Zo ja, per wanneer en met welk bedrag? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7, 8 en 9
Ik heb, zoals toegezegd, een onderzoek uitgevoerd naar de samenloop van kinderbijslag, kindertoeslag (kindgebonden budget) en pleegvergoeding.
Het is mijn voornemen de resultaten van dit onderzoek en de conclusies die ik daaraan verbind zo snel mogelijk na de voorjaarsbesluitvorming in het kabinet over de begroting aan uw Kamer te zenden.
1) Dagblad van het Noorden, 15 februari 2009: "Salaris voor pleegouders gehandicapte kinderen"