Conferentie Werkende gezinnen
Dames en heren,
Nederland heeft zich altijd van andere landen onderscheiden, door een sterke gezinscultuur, waarin kinderen meer dan elders als kinderen werden gezien. Zo kregen kleine kinderen al in de 17e eeuw een kusje voor het slapen gaan- een gewoonte die door streng calvinistische tijdgenoten uit bijvoorbeeld Engeland, werd gezien als voorbeeld van een te zachte aanpak.
Ook Nederlandse schilderijen uit die tijd laten kinderen anders zien dan in andere landen gebruikelijk was. Zie je op bijvoorbeeld Italiaanse doeken vooral engeltjes en het kindje Jezus, op Nederlandse schilderijen zie je kinderen zoals ze echt zijn: met ondeugende koppies en vieze luiers.
De Engelse historicus Simon Schama heeft in zijn boek Overvloed en Onbehagen, over de Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw, veel over die typische verhouding van Nederlanders met hun kroost geschreven.
Hij zegt daarover, ik citeer: Het is duidelijk dat de Nederlanders in de gezinsliefde hun beste eigenschappen belichaamd zagen, en daarin schuilt een belangrijk raadsel van hun familiecultuur.
Je zou dus kunnen zeggen dat het idee van het gezin als hoeksteen van de samenleving al in de Gouden eeuw gemeengoed was. Daar ligt ook, denk ik, de oorsprong van die sterke moederschapscultuur, die óók al zo typisch Hollands is.
Misschien zijn we daar bij de bron van de trage opmars van de professionele kinderopvang in ons land. Misschien kan ik beter zeggen: bij de trage opmars van de buitenshuis werkende vrouw als normaal verschijnsel.
Want laten we nog eens teruggaan in de geschiedenis, maar nu naar de 20e eeuw. Naar halverwege de jaren vijftig - een tijd, die nog maar vijftig jaar achter ons ligt.
In die tijd kon een vrouw geen auto of huis kopen, of een bankrekening openen, zonder schriftelijke toestemming van haar man. Vrouwen waren, zoals dat toen heette, 'handelingsonbekwaam' en stonden in het wetboek op één lijn met misdadigers, zwakzinnigen en kinderen.
Ook was het in die tijd gebruikelijk, vrouwelijke ambtenaren te ontslaan op de dag nadat ze waren getrouwd. Het gaf geen pas dat een getrouwde vrouw een plek op de arbeidsmarkt bezet hield van een mannelijke kostwinner, was de gedachte daarachter.
Halverwege de jaren vijftig, om precies te zijn in de jaren 1955 en 1956, waren het vrouwelijke kamerleden, onder aanvoering van PVDA kamerlid Tendeloo, die aan beide wetten een eind maakten.
Dames en heren,
Dat zijn toch dingen om even bij stil te staan, een dag na internationale vrouwendag. Wij kunnen nu genieten van een grote keuzevrijheid - en dat beschouw ik als een groot goed, maar ik realiseer me ook dat we, in het licht van de Nederlandse geschiedenis, eigenlijk nog maar heel kort onderweg zijn.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de kinderopvang, dan zie je dat pas in het jaar 2000 een kentering inzette. Vrouwen die na 2000 hun eerste kind kregen vinden het veel gewoner om hun kind (een deel van de tijd) naar de crèche te brengen, dan vrouwen die in 1990, of eerder, een kind kregen. Dat blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel planbureau van 2006.
Die kentering zie je gelijk terug in de cijfers. Om u een idee te geven: tussen 2004 en 2007 gingen er maar liefst 220.000 kinderen meer naar de kinderopvang, dan in de jaren ervoor.
Ondertussen zijn er zo'n 655.000 kinderen die er gebruik van maken. Dat is een record: nooit eerder was het zo gewoon om een beroep te doen op kinderopvang. Nooit eerder ook stak de overheid er zo veel geld in: in deze kabinetsperiode alleen al 2,65 miljard euro extra om de aanhoudende groei te kunnen blijven betalen.
Maar misschien moet ik zeggen; nooit eerder was het zo gewoon dat zo veel vrouwen buitenshuis werkten.
En omdat mannen dat al deden en ook blijven doen, moeten stellen met kinderen nu samen keuzes maken waar het gaat om de verdeling van arbeid- en zorgtaken. Zo vormen ze werkende gezinnen.
Werkende gezinnen zijn zo'n nieuw fenomeen in onze samenleving dat de samenleving er nog niet helemaal op is ingericht.
Daarom zijn we hard bezig aan een paar inhaalslagen. Ik noemde al de forse investeringen in de kinderopvang. Ik noem daarbij ook de forse investeringen in de Voor- en Vroegschoolse Educatie, met speciale programma's om achterstanden te bestrijden, die kunnen worden gebruikt in peuterspeelzalen en in crèches.
Ook stimuleren we de vorming van zogenaamde brede scholen. Daar komen onderwijs en andere voorzieningen - op het gebied van sport, cultuur, kinderopvang en zorg- op één plek samen, en dat een werkdag lang.
Dat is een zegen voor werkende ouders en het geeft kinderen optimale kansen zich te ontplooien. Denk bijvoorbeeld aan een doorlopende leerlijn van voorschool naar basisschool, die in een brede school veel makkelijker te realiseren is.
De tussenschoolse opvang - dat wil zeggen, het overblijven tussen de middag- vraagt nog om verbetering. Daar investeren we dan ook 40 miljoen euro in. Bovendien komen we brede scholen financieel tegemoet, als zij in hun huisvestingsplannen rekening houden met de overblijffunctie. Daarvoor is 29 miljoen beschikbaar.
We zijn dus al hard bezig met kinderopvang, tussenschoolse opvang en naschoolse opvang, om werkende ouders tegemoet te komen.
En er zijn nieuwe initiatieven. Zoals bijvoorbeeld het vijf gelijke schooldagen model dat op dit moment op verschillende plaatsen wordt ingevoerd. In dat model gaan alle kinderen vijf dagen naar school en duurt de onderwijsdag van acht tot twee uur. Aansluitend gaan de kinderen naar de buitenschoolse opvang waar ze kunnen kiezen uit activiteiten op het gebied van sport, cultuur of andere vormen van ontspanning.
Duidelijk is, dat overal wordt nagedacht over praktische oplossingen. Een goed moment om maar eens in kaart te brengen wat volgens werkende ouders en werkgevers de beste manieren zijn om sluitende dag - en jaararrangementen te organiseren. Wat werkt het beste voor de kinderen en wat werkt het beste voor werkende ouders? Op die vragen hopen we antwoorden te krijgen tijdens een conferentie in mei, die ik samen met de ministers Donner en Plasterk zal voorbereiden.
Wat de uitkomsten ook zijn, voor mij staat een ding vast: de school van de toekomst heeft méér te bieden dan onderwijs alleen. Want zoals ook de brede school laat zien, zijn combinaties van onderwijs en andere taken niet alleen goed voor de kwaliteit van het onderwijs, maar ook voor de kwaliteit van leven van werkende ouders.
Dames en heren,
Een werkend gezin is voor mij een gezin waarvan alle leden zich buitenshuis kunnen ontplooien, op basis van eigen keuzes en afspraken.
Dat vraagt om nieuwe verhoudingen tussen man, vrouw, maatschappij- en dat zeg ik met een knipoog naar de gelijknamige actiegroep die in 1968 de vrouwenemancipatie op de kaart zette.
Het zijn vooral de voorwaarden buitenshuis - schooltijden, kinderopvang, werkgevers- die bepalen hoeveel onderhandelingsruimte er binnenskamers is.
Optimale keuzevrijheid ontstaat, waar de overheid optimale randvoorwaarden schept. Daarom werken we daar hard aan!
Dank u wel.