Antwoorden op kamervragen over het bericht dat een man op basis van zijn Joodse afkomst is mishandeld
Voor de beantwoording van deze vragen is een ambtsbericht opgevraagd bij de korpsbeheerder van het regionale korps Amsterdam- Amstelland.
Vragen van de leden Brinkman, Wilders en Fritsma (allen PVV) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen, Wijken en Integratie over het bericht dat een man op basis van zijn Joodse afkomst is mishandeld.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Man mishandeld om Joodse afkomst’?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Hoe beoordeelt u de weigering van de dienstdoende agenten om direct na het incident aangifte op te nemen van mishandeling en kunt u aangeven of er vaker mishandelde burgers worden weggestuurd door de politie?
2. Antwoord
De procedure is dat aangiftes direct of op afspraak worden opgenomen, afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis. In het geval van een mishandeling met een discriminatoir karakter dient er direct aangifte opgenomen te worden. In dit geval is er voor gekozen de aangifte op afspraak op te nemen. De korpsbeheerder heeft in zijn ambtsbericht aangegeven deze inschattingsfout te betreuren maar wel als een incident te beschouwen. Ik sluit mij daarbij aan.
Overigens heeft de korpsleiding de fout erkend en excuses aangeboden aan het slachtoffer van de mishandeling, zoals u heeft kunnen lezen in het bericht in Het Parool.
3. Vraag
Welke opsporingsactiviteiten vinden er plaats of hebben er al plaatsgevonden naar de daders van deze rassenhaat?
4. Vraag
Heeft de mishandelde Joodse man bij het opnemen van zijn aangifte deelgenomen aan een fotoconfrontatie waar hij geconfronteerd werd met foto’s van mogelijke daders van de mishandeling? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op vraag 3 en 4
Op dit ogenblik loopt het onderzoek naar deze mishandeling nog. Over toegepaste onderzoeksmethoden en de resultaten daarvan kan op dit ogenblik geen informatie worden verschaft in het belang van het onderzoek
5. Vraag
Kunt u een overzicht geven van de aangiftes die er in 2006, 2007, 2008 zijn gedaan over deze vorm van mishandeling en rassenhaat en kunt u aangeven hoe vaak Marokkanen hiervan de mogelijke daders waren en of die aangiftes uiteindelijk tot veroordelingen hebben geleid? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe hoog waren die straffen?
5. Antwoord
Dergelijke specifieke gegevens zijn niet bekend over de jaren 2006, 2007. Zoals ook al in de beantwoording van de Kamervragen 2008Z06129/2080904670, ingezonden op 6 november 2008, aan u is medegedeeld zijn de politiekorpsen in het voorjaar van 2008 gestart met het verwerken van alle discriminatie-incidenten in een uniform zaaksoverzicht, zodat een landelijk beeld ontstaat. In het voorjaar van 2009 maken politie en OM gezamenlijk een criminaliteitsbeeld discriminatie over geheel 2008. Hierin zal aandacht zijn voor de verschillende discriminatiegronden, zoals racisme, homoseksuele gerichtheid en geloofsovertuiging. Dit criminaliteitsbeeld discriminatie zal jaarlijks opgesteld worden. Later in het voorjaar van 2009 sturen wij het criminaliteitsbeeld discriminatie 2008 naar de Tweede Kamer. Dit criminaliteitsbeeld kan aanknopingspunten bieden voor het antwoord op uw vraag hoe vaak Marokkaanse Nederlanders als mogelijke daders betrokken waren bij mishandeling met een discriminatoir karakter, voor zover het gaat over het jaar 2008. Het is echter niet mogelijk om bij alle incidenten de kenmerken van de vermoedelijke dader compleet en objectief vast te stellen. Immers, het betreft hier de registratie van aangiftes en meldingen van discriminatie-incidenten door slachtoffers. Pas bij de aanhouding van een verdachte kan definitieve vaststelling van zijn identiteit plaatsvinden. In het zaaksoverzicht van aangiftes en meldingen worden voor zover mogelijk het geslacht, het geboorteland en bijzonderheden van de verdachte opgenomen. Bij bijzonderheden kan gedacht worden aan waarnemingen van het slachtoffer met betrekking tot het signalement van de verdachte, zoals diens etnische kenmerken. Etniciteit wordt niet apart in een kolom geregistreerd door de politie.
6. Vraag
Bent u van mening dat indien dergelijke daders recidiveren, zij moeten worden gedenaturaliseerd en moeten worden uitgezet?
6. Antwoord
Nee. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens dergelijke gepleegde criminele feiten mogelijk is. Invoering van een dergelijke bepaling is mede gelet op de verdragsrechtelijke kaders ook niet mogelijk.