Brief aan de Tweede Kamer over bekrachtiging initiatiefwetsvoorstel constitutionele toetsing

Op 2 december vorig jaar heeft de Eerste Kamer het voorstel van wet van het lid Halsema inzake constitutionele toetsing aanvaard (Kamerstukken 28 331). Het wetsvoorstel behelst de eerste lezing van een grondwetsherziening. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heb ik namens het kabinet als voorlopig oordeel uitgesproken dat, alles afwegende, de voordelen van het voorstel niet op voorhand zwaarder wegen dan de nadelen.

Na de stemming over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft het kabinet beraadslaagd over de vraag of het wetsvoorstel zal worden voorgedragen voor bekrachtiging. Daarbij is in aanmerking genomen dat het om een eerste lezing van een grondwetsherziening gaat. Het enige gevolg van bekrachtiging is daardoor, dat de weg wordt vrijgemaakt voor behandeling van het voorstel in tweede lezing nadat een nieuwe Tweede Kamer zal zijn gekozen.

Het kabinet wil behandeling in tweede lezing niet onmogelijk maken en heeft daarom besloten het wetsvoorstel voor te dragen voor bekrachtiging. Het kabinet acht het gewenst dat dan in elk geval ook de overwegingen opnieuw aan de orde komen die namens het kabinet in het debat met de Kamers zijn gewisseld.

Het standpunt van het kabinet dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen is sinds het debat in de Eerste Kamer ongewijzigd gebleven en dit kabinet zal dit standpunt ook na de verkiezingen blijven innemen.
Voorts zal het kabinet zich rekenschap geven van de mogelijke gevolgen die aan bekrachtiging van dit grondwetsvoorstel in eerste lezing zijn verbonden ten aanzien van een nadere standpuntbepaling van het kabinet met betrekking tot onder meer de wetgevingsprocedure en de rechterlijke organisatie.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst