Brief aan de Tweede Kamer over interne rapportage Aruba
De commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken heeft mij gevraagd om een reactie te geven op een artikel in het Antilliaanse Dagblad van 5 februari jl. waarin wordt gemeld dat de Arubaanse minister van Justitie aangeeft het vertrouwen op te zeggen in Nederland. Dit krantenartikel verscheen naar aanleiding van een interne ambtelijke rapportage van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Aruba aan mij die openbaar is geworden. Het lid mevrouw Ortega-Martijn (CU) stelde mij een aantal vragen inzake deze kwestie (kenmerk 2009Z02100 / 2080912630). Naar aanleiding van het verzoek en de vragen wil ik u in deze brief een toelichting geven op de kwestie. Ik ga er vanuit dat met deze brief de vragen van mevrouw Ortega beantwoord zijn.
In de eerste plaats hecht ik eraan op te merken dat ik het buitengemeen ernstig vind dat deze rapportage bij derden terecht is gekomen, waarna de rapportage door de minister van Justitie van Aruba, de heer Rudy Croes, in de publiciteit is gebracht. Ik heb daarom direct opdracht gegeven voor een intern onderzoek. Uitgezocht wordt hoe dit kon gebeuren, of maatregelen nodig zijn en welke lessen getrokken kunnen worden. U zult begrijpen dat ik gedurende dit onderzoek niet op de uitkomsten daarvan vooruit kan lopen. Ik verwacht u voor het geplande Algemeen Overleg met de commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken op 3 maart te kunnen informeren over de uitkomst van het onderzoek. Vooruitlopend op de uitkomst van het onderzoek, heb ik direct maatregelen genomen teneinde te voorkomen dat in het vervolg deze rapportages onbedoeld bij anderen dan de geadresseerden terechtkomen. Uit het onderzoek zal blijken of nog aanvullende maatregelen nodig zijn.
Het is de taak van de vertegenwoordiging van Nederland in Aruba om mij te rapporteren over politiek en maatschappelijk relevante ontwikkelingen in Aruba. Waar ambassades deze rol hebben voor het Koninkrijk in het buitenland, heeft de vertegenwoordiging deze rol binnen het Koninkrijk voor Nederland. Deze reguliere ambtelijke rapportages geven informatie over de ontwikkelingen in en samenwerking met het betreffende land, in casu Aruba. In zijn algemeenheid is het aan de vertegenwoordiging om in te schatten of informatie relevant is om aan mij te melden en of deze informatie gerubriceerd moet worden. De rapportages zijn voor intern gebruik en worden indien daar aanleiding toe bestaat gebruikt bij de voorbereiding van beleid, bijvoorbeeld in het kader van de staatkundige veranderingen.
Ten aanzien van de gewraakte passage in de rapportage waarnaar het Antilliaans Dagblad verwijst, merk ik op dat deze passage geen oordeel of analyse van de vertegenwoordiging betreft, maar een parafrasering van een gesprekspartner. Ik heb kennisgenomen van deze reguliere (overigens vanwege de informatie erin door de vertegenwoordiging gerubriceerde) rapportage.
Ik heb de afgelopen week twee keer met minister-president Oduber gebeld om aan te geven dat ik het een buitengewoon vervelend incident vind en dat ik de publiciteit die eraan gegeven is betreur. De Nederlandse regering heeft er alle vertrouwen in dat Aruba en Nederland gezamenlijk verder zullen werken aan het versterken van het welzijn van en de rechtzekerheid voor de Arubaanse bevolking. Minister-president Oduber komt in maart naar Nederland. Dan zullen we vanzelfsprekend de relatie tussen onze twee landen bespreken.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten