Brief aan de Tweede Kamer over de zaak Holloway

Naar aanleiding van mijn brief van 9 december 2008 met mijn reactie op de mediaberichten over de zaak Holloway hebt u mij verzocht om aanvullende informatie.

Het strafrechtelijk onderzoek naar de verdwijning van Natalee Holloway betreft geen Nederlands onderzoek maar vindt plaats onder leiding van het Arubaanse Openbaar Ministerie en is nog niet afgerond. De keuze om bepaalde onderzoeksresultaten al dan niet in de openbaarheid te brengen ligt daarmee bij het Land Aruba. Wel is onlangs een zeer gedetailleerde persverklaring uitgebracht door het Arubaanse Openbaar Ministerie met een beschrijving van de laatste stand van het onderzoek. Dit persbericht zend ik u hierbij ter informatie toe.

Tevens heeft het Arubaanse Openbaar Ministerie bekend gemaakt dat er door de Landsrecherche een feitenonderzoek is ingesteld naar de uitlatingen die de Arubaanse minister van Justitie, de heer Croes, deed over de beginfase van het onderzoek naar de verdwijning van Natalee Holloway. Tijdens het onderzoek zullen er door het Arubaanse Openbaar Ministerie geen mededelingen worden gedaan.

Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om uiteen te zetten welke inspanningen er van Nederlandse zijde zijn gedaan om deze zaak op te lossen. In de beginfase van het onderzoek is op Arubaans verzoek op diverse terreinen bijstand verleend. Zo hebben Nederlandse militairen de zoektocht ondersteund en is door het KLPD bijstand verleend met speurhonden. Tevens zijn F-16’s met speciale camera’s ingezet.

Begin september 2006 is op verzoek van Aruba verdergaande bijstand toegezegd. Deze bijstand is toegezegd in de vorm van een herziening (“collegiale toets”) van het onderzoek op basis van het bestaande dossier. Dit onderzoek is in eerste instantie voornamelijk in Nederland uitgevoerd door een team van specialisten uit diverse korpsen en stond onder leiding van het KLPD. Deze herziening gaf voldoende aanknopingspunten om het onderzoek op Aruba voort te zetten.

In 2007 en een deel van 2008 is door het Nederlandse team samen met de Arubaanse collega’s een vervolgonderzoek uitgevoerd naar nog openstaande scenario’s. Hiervoor zijn alle noodzakelijke middelen ingezet. Deze inzet heeft tot op heden (nog) niet geleid tot het oplossen van de zaak. Momenteel wordt het onderzoek nog voortgezet door het Korps Politie Aruba. Op grond van rechtshulpverzoeken van het Arubaanse Openbaar Ministerie zijn daarbij ook in Nederland onderzoekshandelingen verricht.

Naar mijn mening is met de hierboven geschetste inspanningen redelijkerwijs alles gedaan wat van Nederlandse zijde mogelijk was om deze zaak op te lossen.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN

KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten