Meer aandacht voor meisjesbesnijdenis bij AMK's en Kinderbescherming
Opleiding en training van medewerkers bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) en de Raad voor de Kinderbescherming over meisjesbesnijdenis, aanstelling van aandachtsfunctionarissen en betere samenwerking tussen de ketenpartners. Dat zijn enkele maatregelen die het kabinet bij de AMK’s en de Raad treft in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking.
Dat schrijven staatssecretaris Bussemaker (VWS) en de ministers Rouvoet en Hirsch Ballin (Justitie) in een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer. De bewindspersonen onderzoeken verder de haalbaarheid van invoering van een ‘medisch certificaat’ in Nederland. Daarin verklaren ouders op vrijwillige basis hun dochter(s) niet te laten besnijden in het land van herkomst.
Met de brief is een onderzoek naar 44 meldingen van vermoedens van VGV die tussen 1 juli 2007 en 1 maart 2008 zijn binnengekomen bij de AMK’s en de Raad naar de Kamer gestuurd.
Onvoldoende basiskennis
VWS en Jeugd en Gezin lieten dit onderzoek uitvoeren om een beeld te krijgen van de aard en herkomst van de meldingen, de afhandeling daarvan en afwegingen om al dan niet aangifte te doen. Uit het onderzoek, uitgevoerd door Adviesbureau Van Montfoort, blijkt dat het voor AMK- en Raadsmedewerkers lastig te bepalen is of een vermoeden van VGV gegrond is of niet. Ook blijkt dat medewerkers over onvoldoende basiskennis van VGV beschikken.
Om de kennis van nieuwe medewerkers te vergroten is afgesproken dat bij het opleiden meer aandacht komt voor bijvoorbeeld risicolanden, de vormen van VGV, de leeftijd waarop het gebeurt en de strafbaarheid. Ook wordt het bestaande handelingsprotocol herzien. Strafbaarheid en nazorg van besneden meisjes wordt daarin opgenomen.
Toch schrijven de onderzoekers dat zaken 'redelijk adequaat' zijn afgehandeld. Medewerkers hebben gesprekken gevoerd met de ouders, vermoedens van VGV uitgebreid onderzocht en in sommige dossiers is de mogelijkheid van aangifte aan de orde geweest.
Meldingen en adviesvragen
De meeste meldingen kwamen van de Jeugdgezondheidszorg en scholen. Aanleiding daarvoor was vaak de vrees dat kinderen meegenomen worden naar het buitenland om besneden te worden. Ook meldden instanties wanneer ze merken dat ouders voorstander zijn van VGV bij hun eigen dochters.
De 44 meldingen en adviesvragen betreffen 27 gezinnen en 51 meisjes, in de leeftijd tussen 0 en 17 jaar:
Bij 2 gezinnen heeft de Raad geen duidelijkheid kunnen krijgen over vermoedens van VGV.
Bij 14 gezinnen ging het alleen om adviesvragen. Omdat het AMK dan slechts tijdelijke bemoeienis heeft, is niet bekend hoe deze zaken zijn afgehandeld.
In 6 gevallen blijft hierover twijfel bestaan. In 1 gezin, waar sprake was van gezinsproblematiek, kwam tijdens het raadsonderzoek aan het licht dat de 2 dochters – waarschijnlijk – zijn besneden voor ze in Nederland kwamen wonen.
Bij 5 gezinnen bestaat na onderzoek geen risico meer van VGV.