Helikopterdag voor bewoners Maas-Waalgebied

Voor de bewoners van het Maas-Waalgebied is gisteren een informatiedag gehouden bij het Defensie Helikopter Commando op vliegbasis Gilze-Rijen. Het evenement werd geopend door staatssecretaris Jack de Vries.

Het toegestroomde publiek kreeg de kans de helikopters van dichtbij te bekijken, te praten met vliegers en onderhoudspersoneel, en van deze mensen te horen wat zij doen voor de vrede en veiligheid in Nederland en elders in de wereld. Daarnaast kregen de bezoekers inzicht in de vereiste training om de taken zo optimaal mogelijk uit te voeren onder extreme omstandigheden.


Staatssecretaris Jack de Vries legde de bewoners van de Bommelerwaard, het Land van Leusden en Altena en het Land van Maas en Waal uit waarom Defensie waarde aan laagvliegen hecht. “Het personeel in Afghanistan moet immers goed en vooral veilig kunnen werken. Apachehelikopters om grondtroepen met luchtsteun te kunnen beschermen, zijn daarbij onontbeerlijk. Vanwege de gevaren die aan de missies in Uruzgan kleven, trainen de militairen grondig. Dat gebeurt in door Defensie met grote zorgvuldigheid uitgekozen zones, al is ons land natuurlijk dichtbevolkt. Ondanks alle genomen voorzorgsmaatregelen en alle zorgvuldigheid, kan er toch wat misgaan, zoals dus in december 2007 in de Bommelerwaard,” aldus De Vries, die zich de schade van de stroomstoring goed zei te realiseren. Een deel daarvan voor bedrijven moet nog worden afgehandeld, wat veel expertise vergt, legde hij uit. Er zit echter schot in de zaak. Defensie probeert de kwestie zo snel mogelijk te laten verlopen. De Vries zei zich de zorgen van de bewoners van het laagvlieggebied goed te kunnen voorstellen. Naar aanleiding van het ongeval zijn echter extra voorzorgsmaatregelen genomen, en daarnaast komen binnenkort de onderzoeksresultaten op tafel. “Ik vraag u om begrip en steun voor het laagvliegen. Met elkaar moeten we er draagvlak voor creëren én behouden.”

De staatssecretaris merkte op dat in Nederland en zelfs in Europa geen oefenterreinen groot genoeg zijn om te trainen met helikopters (50 km in rechte lijn) en er daarom gebruik wordt gemaakt van laagvlieggebieden. Dat bovendien vliegers jaarlijks dusdanig veel van huis zijn door opleidingen en uitzendingen dat daar de grens is bereikt. “Daarom blijven we tevens in Nederland trainen. Ook het gezamenlijk optreden met de landmacht en marine vraagt om oefeningen op terreinen in de nabijheid van kazernes. En natuurlijk is het van belang dat de vliegers hun eigen vliegbasis goed kunnen in- en uitvliegen, zowel in het donker als overdag.”

De Vries zei verder zich te realiseren dat Defensie soms overlast veroorzaakt, maar dat zoveel mogelijk probeert te voorkomen. “Goed nabuurschap staat hoog in het defensie vaandel. We houden ons aan de wettelijke regels die we in dit land met elkaar hebben afgesproken. Vliegbases hebben zich aan geluidszones te houden, en vliegers aan hoogtes en speciaal aangewezen vlieggebieden. Er wordt niet laag gevlogen boven aaneengesloten bebouwing. Ook houden we rekening met specifieke wensen van de bewoners. Zo mijden we grote evenementen, broedgebieden in bepaalde periodes, veehouderijen en bijvoorbeeld eendenkooien. En als het dan toch mis gaat, heeft defensie een speciaal nummer waar u met zorgen of vragen terecht kunt en waar u eventuele schade kunt claimen.”

De bewindsman blikte nog even terug naar het moment van december 2007 toen een Apache tegen een hoogspanningskabel vloog. Dat leidde tot opgelegde beperkingen die in elk geval van kracht blijven tot de onderzoeken rond het ongeluk zijn afgerond. “We vliegen niet onder hoogspanningskabels door. Militaire vliegtuigen passeren hoogspanningsmasten en kabels op een hoogte van tenminste 30 meter en aan weerszijden moeten ze een afstand van tenminste 100 meter bewaren. U kunt dus van mij aannemen dat het laagvliegen in Nederland op verantwoorde wijze gebeurt."