Toespraak van minister Donner ter gelegenheid van het CNV-symposium `Wat is er aan de hand in Nederland` op 29 januari 2009 in Utrecht
Dames en heren,
Het is vandaag een speciale dag. Niet alleen omdat we afscheid nemen van de vice-voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, maar ook omdat het gedichtendag is. Ik wil hier daarom beginnen met een gedicht van een oude dichter des vaderlands. En in dit gezelschap kies ik graag voor een dichtende dominee: P.A. De Génestet.
Geloof niet op gezag, meneer!
Onthou dit wel ter degen.
Geloof alleen wat ik u leer
En spreek mij nimmer tegen!
Zo, de toon is gezet voor een debat over de vraag: ‘Wat is er aan de hand in Nederland?’
Alles en niets.
Er is van alles aan de hand! We zijn in zeer hoog tempo terecht gekomen in een ernstige economische crisis. Een normale cyclische teruggang, die we al twee jaren geleden zagen aankomen, is versneld door de tot grote hoogte opgelopen olieprijzen en vervolgens in vrije val geraakt door de gevolgen van de financiële crisis. De cumulatie van factoren heeft geleid tot een sterke en zeer abrupt vraaguitval. Bedrijven leggen hun productie stil, voorraden worden afgebouwd en werknemers met flexibele contracten worden afgestoten. Faillissementen en ontslagen lopen op.
We zijn in korte tijd de betekenis van het woord crisis aan het ontkrachten. Want opeens is alles een crisis; de energie, de grondstoffen, het voedsel, de zee, het klimaat. Daarmee wordt de crisis steeds meer tot een existentiële crisis van het maatschappelijk bestel in onze tijd; een morele crisis. Maar is een crisis slecht. Het woord crisis is afgeleid van ‘κρινομαι’ in het Grieks wat betekent onderscheiden, schiften, beslissen, oordelen. Allemaal deugden die we allemaal nodig hebben in een crisis. Hipocrates heeft ons begrip van een crisis bepaalt; het eb en vloed van de fundamentele menselijke vloeistoffen; het moment waarop een arts kan zien of een ziekte ten goede of ten kwade keert. Dat is een crisis; de springtij in een normale getijde beweging.
Want dat is de keerzijde. Is er afgezien van de symptomen die we beter zien, nu meer aan de hand in Nederland dan een jaar geleden. Er wordt gezegd dat we in een morele crisis zijn geraakt; maar zitten we in die morele crisis door de moeilijkheden waar we in zitten, of zaten we daar ook al in vorig jaar, toen we vooral niets moesten wijzigen want alles ging zo goed. Is er met de huidige crisis meer aan de hand dan dat we het uiteenbarsten meemaken van een van die zeepbellen, die we al vele malen eerder in de Europese geschiedenis hebben gezien. De Bank van Law en de Mississippi begin 18e eeuw in Frankrijk; de Stille Zuidzee zeepbel in dezelfde periode in Engeland, de Tulpenmanie in de 17e eeuw in Nederland waarbij Amsterdamse grachtenpanden verkocht werden voor een tulpenbol; de heksenjacht in de 15e eeuw, de alchemisten in de 13e eeuw, de magnetiseurs in de 18e eeuw, en ga zo maar door.
In zijn nieuwjaarsspeech gebruikte de burgemeester van Amsterdam een mooie parabel om de aard van de huidige en al die eerdere en zeepbellen duidelijk te maken. We wilden allemaal rijk worden. ‘Er kwam een man in het dorp die eikels kocht; een euro per eikel. Het dorp liep uit en verzamelde eikels die hij allemaal kocht. Hij zegde toe een week later terug te zijn en vijf euro per eikel te zullen betalen. Iedereen zocht de hele week en toen de man terugkwam kocht hij alle eikels; een week later zou de prijs tien euro zijn. De week daarop beloofde hij een prijs van twintig euro. Iedereen zocht maar er was bijna geen eikel meer. Gelukkig kwam er een vreemde koopman langs die een grote hoeveelheid eikels verkocht voor vijftien euro het stuk. De hele lading werd opgekocht. Alleen aan het eind van de week kwam de man niet terug. Toen waren er in het dorp alleen nog maar eikels en ze waren hun geld kwijt.’
In jeugdige overmoed schreef de algemeen secretaris van uw beweging, dat het hoog tijd werd om de vraag naar de aard van de crisis te stellen. Was het een economisch probleem, een cultureel probleem, of beiden? Hoog tijd? We zitten er nog geen vier maanden in de crisis en men wil nu al de geschiedschrijving daarvan. We kunnen de vraag wel stellen, maar je kunt hem niet beantwoorden.
Pas de toekomst zal volledig inzicht hebben in aard en oorzaken van de huidige crisis en van de fouten die bij de aanpak daarvan worden gemaakt. Samenleving, bestuur en politiek zullen echter thans, in ‘de mist’ van de onvolledig tegenwoordige tijd, moeten handelen zonder het inzicht van kennis achteraf en met veel ‘stuurlui aan de wal’. We kunnen niet wachten op een verantwoorde duiding van de crisis en een wetenschappelijk inzicht in de beste aanpak.
Dat is ook niet nodig; de toekomst wordt niet voor ons gemaakt, maar door ons - met de keuzen, aanpak en verwachtingen die we nu maken met het oog op waar we willen uitkomen. Er is thans zoveel aan het schuiven en onduidelijk dat richting geven en handelen een eigen houvast biedt. De toekomst is niet maakbaar. Maar vertrouwen in ons vermogen om eruit te komen, een inspirerend beeld van waar we heen willen en de bereidheid van alle om daar gemeenschappelijk aan te werken, kunnen geleidelijk draagvlak scheppen voor nieuwe ontwikkelingen.
Denk aan Petrus die in vertrouwen over boord stapte en over water liep, tot hij ging twijfelen en de donkere diepten zag waar hij over liep. Toen zakte hij erdoor, maar ook toen was er die uitgestoken hand waar hij zich aan vast kon klampen.
Een morele crisis van het bestel? Het antwoord is deze maand al gezaghebbend gegeven gegeven door de minister-president. Hij schreef, ik citeer: “In de kern is het ook een morele crisis, die is veroorzaakt door hebzucht, gelddenken en egoïstisch handelen, gericht op de korte termijn, door mensen en financiële instellingen die in hun streven naar alsmaar méér onverantwoord grote risico’s namen. Als de kredietcrisis één ding duidelijk maakt, dan is dat de noodzaak om de morele ankerpunten in de economie te versterken.” Einde citaat.
Hebzucht heeft ongetwijfeld een rol gespeeld. Alleen is die hebzucht anders dan al die eerdere keren en hebben we hoop om hebzucht uit mensen te regelen.
Het zal u niet verbazen dat ik het volledig met de minister-president eens ben. Ik wil hier echter niet al te lang stil blijven staan bij de morele kant van de financiële crisis. Vóór we de moraliteit hebben verbeterd, is de crisis alweer voorbij. Het is duidelijk dat we niet volledig kunnen vertrouwen op markten maar daar had ik de crisis niet voor nodig. Sterke morele ankerpunten en stevig financieel toezicht blijken onontbeerlijk om ontsporingen te voorkomen. Maar hoe sterk die ankers ook zijn en hoe stevig het toezicht ook is, de overheid kan nooit voorkómen dat mensen vooral naar de korte termijn kijken of alleen aan hun eigen portemonnee denken. De overheid is niet bij machte het egoïsme wettelijk af te schaffen. Ik vertrouw meer op het vermogen van burgers en bedrijven, van sociale partners en de samenleving, om hun eigen verantwoordelijkheid waar te maken en zelf paal en perk te stellen aan de excessen en extremiteiten waar velen zich nu aan ergeren. De overheid stelt regels, maar de regulering waar ik het meest van verwacht, is zelfregulering. Ik neem aan dat er, juist in dit gezelschap, goedkeurend wordt geknikt bij de herwaardering van het Rijnlandse model. Met meer oog voor gemeenschappelijke belangen op de lange termijn. Met meer hart voor werk en waarden
Dames en heren,
Méér dan de vraag ‘hoe we in de crisis gekomen?’ houd ik me momenteel bezig met de vraag: ‘hoe kunnen we uit de crisis komen?’ Ik zei al, op dit moment moeten we sturen in de mist. Dat hoeft geen probleem te zijn als we voldoende dezelfde richting uitgaan, een duidelijk beeld hebben van waar we uit willen komen en voldoende vertrouwen hebben in ons vermogen om eruit te komen.
In tijdens zoals de huidige, waarin omstandigheden snel veranderen in een negatieve richting, is de natuurlijke reactie om vast te houden aan wat we hebben, te schuilen en te wachten tot de toekomst weer duidelijk is.Dat is een begrijpelijke reactie maar één die dreigt de moeilijkheden onnodig te laten voortduren.Het is als met mist, het duurt langer als men erin stil gaat staan, dan wanneer men rustig vooruit gaat. We kunnen de gevolgen van de financiële crisis niet tegenhouden. Als we werkgelegenheid proberen te houden waar geen vaste baan meer is, dan blijven we langer in werkloosheid hangen dan wanneer we werk maken van nieuwe behoefte en vraag, en dat werk zo vloeiend mogelijk omzetten in werkgelegenheid. Als we die werkgelegenheid en de beschikbare werknemers zo snel mogelijk bij elkaar brengen. En als we niet proberen veranderingen tegen te houden totdat de wereld er weer mooier uitziet, maar veranderingen naar voren halen zodat we sterker staan als de vraag weer toeneemt.
Dat het ruw weer wordt is duidelijk. Ik bespaar ons een herhaling van de vooruitzichten. De eindeloze herhaling van slechte vooruitzichten maakt alleen maar somber en voedt het gevoel van machteloosheid. Als er iets is dat we moeten voorkomen dan is het dat. Massaontslagen kunnen we niet voorkomen maar we moeten zorgen dat het geen massawerkloosheid wordt. Economische neergang kunnen we niet voorkomen maar we moeten zorgen dat het geen depressie wordt.
In een brief aan de Kamer heb ik uiteengezet wat dat inhoudt. Het bevorderen van arbeidsmobiliteit, van werk-naar-werk-trajecten, van scholing en van nieuwe evenwichten tussen flexibiliteit en zekerheid. Want als er een ding is wat onze concurrentiepositie kan versterken, dan is het aanpassingsvermogen en weerbaarheid om met veranderingen om te gaan.
De verbetering en versterking van de arbeidsmarkt is maar één onderdeel van de aanpak van de economische gevolgen van de crisis. Maar het is een wezenlijke voorwaarde om vooruit te komen. Datzelfde geldt voor het financieel stelsel; ook dat is een wezenlijke voorwaarde, voor welke verbetering dan ook. Dat is dan ook het tweede element van de kabinetsaanpak op dit moment, samen met de maatregelen die erop gericht zijn om de kredietverlening en liquiditeit op gang te houden. Ik besef dat er een gevoel groeit dat overheden wel de bankensector helpt maar niet andere bedrijfstakken. Op dit moment wordt daarvoor in Parijs ook over gedemonstreerd, hoewel ik begrijp dat de top van de vakbeweging hier zit of in Davos is. Het is een begrijpelijk gevoel maar volstrekt onterecht. Als de bankensector wordt gesteund is dat niet voor die sector of de bedrijvigheid, maar dan is het om de werkgelegenheid in andere sectoren overeind te houden. De huidige fase van de crisis is getriggerd door het omvallen van één bank; we moeten ons niet indenken wat er zou gebeuren als er meer zijn. De vraaguitval in Nederland betreft juist de huizen- en kapitaalmarkt omdat de kredietverlening terugvalt. Zolang men die voorwaarden niet heeft verzekerd, heeft welke andere stimulering dan ook geen perspectief. Zie andere landen waar men snel met pakketten was en nu al aan de volgende toe is.
Iedereen is op dit moment ook vooral gefocused op wat overheden moeten doen. Maar de mogelijkheden zijn uiteindelijk beperkt. We moeten niet door de huidige ontwikkelingen uit het oog verliezen dat op termijn de voortgaande vergrijzing, het groeiend arbeidstekort, de afnemende voorraden aan energie en grondstoffen en de klimaatveranderingen, de grotere problemen zijn. Om sociale voorzieningen en pensioenen in de toekomst zeker te stellen, kunnen we nu niet alle reserves op gebruiken. Dankzij het beleid van de afgelopen jaren zit er mogelijk wat vet op de botten bij bedrijven en overheid, maar dat vet hebben we nog de hele winter nodig.die kan lang zijn, dus moet je niet beginnen het er nu af te lopen.
Daarom, vraag niet alleen wat moet de overheid doen, maar ook wat kunnen we zelf doen; als sociale partners, als bedrijven, als werknemers.Ook in deze crisis zal de oplossing uiteindelijk niet bij de overheid liggen maar in de samenleving. Neem bijvoorbeeld de pensioenproblematiek. Het is bij uitstek een onderwerp waar nu de pensioenfondsen en de sociale partners aan zet zijn. De pensioenfondsen zijn in zwaar weer geraakt door de val van de beurskoersen én de lage rente. Daardoor zijn de dekkingsgraden sterk gedaald. Eind vorig jaar heeft De Nederlandsche Bank, na overleg met mij, besloten de pensioenfondsen meer tijd te gunnen om te beslissen over de maatregelen die nodig zouden zijn om hun financiële positie te herstellen. Nagenoeg alle pensioenfondsen hebben uitstel gekregen tot 1 april van dit jaar om te komen met herstelplannen waarin wordt aangegeven op welke manier de dekkingsgraad op het vereiste niveau wordt gebracht.
Het is op dit moment nog onduidelijk hoe de financiële positie van de pensioenfondsen zich zal ontwikkelen. Er is sprake van een zorgelijke situatie bij sommige fondsen, vandaag zijn daarover ook weer berichten over verschenen. Over enkele weken weten we meer. De Nederlandsche Bank zal binnenkort, na onderzoek bij twintig fondsen, in kaart brengen hoe de pensioenfondsen invulling geven, of kunnen geven, aan hun herstelplannen. Deze informatie zal worden gebruikt om zowel op fondsniveau als op macroniveau een beeld te vormen over de stand van zaken. Medio volgende maand zal vervolgens een afstemmend overleg tussen De Nederlandsche Bank, de pensioensector en mijn departement worden gevoerd. Op basis hiervan kan in de tweede helft van februari worden besloten of aanvullende maatregelen van de zijde van De Nederlandsche Bank en/of mijn ministerie noodzakelijk zijn.
De verantwoordelijkheid voor eventuele maatregelen met betrekking tot de inhoud van aanvullende pensioenregeling ligt bij de sociale partners. Het is primair aan de pensioenfondsen om in deze moeilijke tijden hun verantwoordelijkheid te nemen en tot een goede mix van maatregelen te komen om de toekomstige pensioenen op een verantwoorde manier veilig te stellen én het vertrouwen van deelnemers en gepensioneerden in hun fonds te verzekeren. Daarbij komen tal van vragen aan de orde. Ook structurele vragen over de inhoud en de vormgeving van de pensioenregeling. Dat is nu primair aan de pensioenfondsen. Vandaar mijn verbazing dat hun gedachten nu kennelijk aan mij worden toegeschreven, om dat te bestrijden. Kennelijk behoef ik mijn stokpaardjes niet eens meer te bestijgen om anderen hun stellingen te laten betrekken. Het heeft iets moois om tal van bestuurders als Don Quichotte de windmolens te zien bestrijden, die ik daar niet neergezet heb. Blijft wel dat er in de komende tijd stappen gezet moeten worden om het pensioenstelsel te versterken.
Daarmee kom ik terug bij de vraag: ‘wat is er aan de hand in Nederland?’
Er is van alles aan de hand. We zitten niet alleen in een financiële crisis, maar ook in een klimaatcrisis, een voedselcrisis, een energiecrisis en, wie weet, een morele crisis. Al die problemen lossen we hier niet op een donderdagmiddag op, maar ik heb wel het vertrouwen dat we er samen uiteindelijk uit zullen komen. Door onze blik op de toekomst te richten. Door te investeren in duurzame werkzekerheid en een duurzame economie. Door als een zuinige penningmeester met onze centen om te gaan en als een zorgzame rentmeester met de aarde om te gaan. Door als een slimme werknemer in eigen werkzekerheid te investeren en als een slagvaardige werkgever in innovaties met toekomst te investeren. Door ons hoofd, ons hart en onze handen te gebruiken.
En dat brengt me weer bij de predikant in de poëzie waarmee ik ook begon. Ik sluit mijn toespraak op deze gedichtendag graag af met een gedichtje van P.A. de Génestet:
Sprekers, hoorders, denkers, daders
Vindt ge in soorten, rijp en groen.
Zeldzaam vindt ge wel vereenigd
Spreken, hooren, denken, doen.
Dank u wel.