Toespraak staatssecretaris Bijleveld op de startbijeenkomst Krachtig Bestuur
Dames en heren,
Sinds het Kabinet is aangetreden hebben we het bijna als een mantra herhaald: de lokale overheid is de kern van het openbaar bestuur.
We nemen het lokale bestuur als uitgangspunt; het is de potentiële maat van alle dingen.
Dat is ook de achtergrond van de bestuursakkoorden die we met de gemeenten en de provincies hebben gesloten. Daarin hebben we afgesproken dat veel taken van het rijk aan de lokale overheden worden overgedragen.
We hadden daarbij uitdrukkelijk niet voor ogen om rijkstaken zomaar over de schutting te gooien. Zo van: jullie wilden dat, nou zoek het dan ook maar uit.
Dat niet.
Er is een verhaal van een man die maar niet kan slapen. Hij ligt de hele nacht te woelen en te draaien tot zijn vrouw vraagt; wat is er nou?.
Nou, zegt die man, ik kan niet slapen want ik moet de buurman morgenochtend 5000 Euro betalen. En die heb ik niet. Is dat alles, zegt zijn vrouw?
Ze loopt naar het raam, opent dat en roept: buurman, buurman. Ja wat is er?
Die 5000 Euro, weet je wel, die mijn man je schuldig is? Die heeft ie niet en kan ze je dus ook morgen niet terugbetalen.
Ze doet het raam dicht en zegt tegen haar man: nu ligt de búurman wakker, nou kan jij lekker slapen.
Zo pakken we het dus niet aan.
We voelen ons – met andere woorden –verantwoordelijk voor de taken die we bij u neer hebben gelegd.
U kunt zich dat misschien ook wel voorstellen.
We zien plaatselijk soms grote verschillen.
Nou zijn er verschillen die te maken hebben met fysieke en regionale aspecten; de ene gemeente is agrarisch, de andere is afhankelijk van zware industrie, de een ligt in de bossen, de ander aan bedreigde duinen.
Als je die verschillen ziet, is het leggen van verantwoordelijkheden bij gemeenten heel vanzelfsprekend.
Zij moeten immers beleid ontwikkelen en uitvoeren voor hun eigen inwoners in hun eigen omgeving.
Maar hoe zit het met de verschillen die voortvloeien uit de omvang van een gemeente of uit politieke folkore?
Hoe zorgen we er voor dat de decentralisatie geen gaten slaat in de sociale zorg en hoe zorgen we er voor dat gemeenten niet onder gaan in de Europese regels of complexe milieuwetgeving.
Wij, BZK, zullen ook – en dat blijft nu eenmaal altijd zo - door het parlement steeds aangesproken worden op wat er gebeurd; ook als we er formeel niet meer over gaan.
De decentralisatie - waar we groot voorstander van zijn en die we ook blijven bewerkstelligen, verlost ons dus niet van onze zorg en onze plicht het openbaar bestuur zo sterk mogelijk te maken. En betrouwbaar en dienstbaar, zeg ik maar vlug bij.
En dát is de achtergrond van het programma Krachtig Bestuur.
Wij hebben er alle belang bij dat de lokale overheden krachtige besturen zijn.
En de burgers nog veel meer. Die rekenen vooral op de gemeente,
dat de zaken goed en duidelijk zijn geregeld;
dat ze de dienstverlening krijgen die ze wensen,
dat ze geen last maar steun krijgen van de overheid.
Of dat de overheid in andere gevallen hen niet lastig valt met overbodige of irritante procedures en regels.
Burgers willen een sterk no-nonsense bestuur.
En daar ligt ons gemeenschappelijk belang: het bestuur te versterken.
In vrijwel alle uitingen van BZK valt het woord “samen” voortdurend; ik weet het.
Maar in het geval van het programma Krachtig Bestuur is het niet een wens of een bezweringsformule; het is een voorwaarde en een uitgangspunt.
Wat we willen, willen we mét u of anders níet.
We delen daarbij de verantwoordelijkheid en we willen dat wij u aan kunnen spreken zoals u ons mag aanspreken.
We moeten concrete afspraken maken, anders werkt het niet.
Het programma Krachtig Bestuur wil bruikbare kennis opbouwen; bruikbaar voor het oplossen van actuele bestuurskrachtopgaven.
Het gaat om leren én doen.
De doelen van het programma zijn het begeleiden van de decentralisering en de vereenvoudiging van het interbestuurlijk toezicht.
Maar ook heel concreet: het oplossen van een aantal knelpunten.
Bijvoorbeeld de bevolkingsdaling, krimp: het gegeven dat groei niet meer vanzelfsprekend is, en wat dat betekent voor de gemeenten in hun plannen en hun regionale samenwerking.
Een volgend knelpunt is de arbeidsmarkt.
Alle overheden hebben problemen gekwalificeerd personeel te vinden en de grensgemeenten hebben een eigen situatie, met mensen die aan twee kanten over de grens werken.
Dan is er het punt van de samenwerking van de Waddeneilanden, hoe moet dat en wat is het einddoel.
En als laatste knelpunt is er de samenwerking bij de dienstverlening aan burgers en bedrijven.
We hebben net het Nationale Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en E-Overheid goedgekeurd, maar dat moet verder ingevuld worden.
Dames en heren, als u naar vanmiddag kijkt ziet u dat de thema’s die we met u willen bespreken daar ongeveer parallel aan lopen.
Er zijn acht tafels en dat zijn dus acht gespreksonderwerpen: De Waddeneilanden, Bestuurskrachtmetingen, Bevolkingsdaling, Interbestuurlijk toezicht, Arbeidsmarktproblematiek, de Wet maatschappelijke Ondersteuning, Samenwerking en een tafel over het programma Krachtig Bestuur in het algemeen.
De volgorde is, verzeker ik u, volstrekt willekeurig
Het zijn allemaal onderwerpen die praktische consequenties hebben; waar stappen gezet moeten worden; waarbij u iets van ons verwacht en wij iets van u. En daarover moeten we afspraken maken.
We kunnen ook afspraken maken, want we zijn onder elkaar:
rijk, gemeenten, provincie, VNG, IPO, DCNOISE, Platform Middelgrote gemeenten, Kring van provinciesecretarissen, Vereniging van Gemeentesecretarissen.
Wat een potentiële bestuurskracht!
Je denkt onwillekeurig aan de kracht van de deeltjesversneller van CERN, alleen vermoed ik dat onze resultaten sneller, effectiever en misschien zelfs wel spectaculairder kunnen zijn.
En ook een stuk goedkoper.
De komende drie/vier uur wordt er het een en ander van u gevraagd. Wegdromen is er dus niet bij, vrees ik, maar ik vertrouw er op dat we straks wat in handen zullen hebben.
Aan de slag dus.