Verzoek Kamer kringloopwinkels

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag


Datum: 27 januari 2009
Betreft: AO Vergroening - Verzoek kamer kringloopwinkels

Geachte voorzitter,


Zoals toegezegd in mijn brief van 28 oktober jl. (kenmerk: DV2008/726U), informeer ik u hierna, mede namens de minister van SZW, over de mogelijkheden een erkenningsregeling voor kringloopwinkels, zoals deze in België bestaat, ook in Nederland in te voeren en daaraan de toepassing van het verlaagd BTW-tarief te koppelen.

Het overleg tussen het ministerie van SZW en het Belgische ministerie van Financiën heeft inmiddels plaatsgevonden. Op basis van de verkregen informatie kan ik u het volgende meedelen.

In België bestaat een regeling mede gebaseerd op de BTW-richtlijn (BTW-Richtlijn 2006/112) waardoor kringloopwinkels onder zeer strikte voorwaarden onder het verlaagd BTW-tarief kunnen komen te vallen. Het verlaagd tarief van 6% is voorbehouden aan instellingen (Belgische tekst):
1. van Belgisch recht of van recht van een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
2. die geenszins het stelselmatig streven naar winst tot doel hebben. Met het oog hierop bepalen statuten onder meer dat de eventuele winst in geen geval mag worden verdeeld, maar daarentegen integraal dient te worden bestemd tot het handhaven of het verbeteren van de verstrekte handelingen. Deze statuten bepalen eveneens dat ingeval van liquidatie het totaal van het netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere instelling van dezelfde aard;
3. die in hoofdzaak vrijwillig worden beheerd en bestuurd door personen die, noch voor zich persoonlijk noch via tussenpersonen, enig direct of indirect belang hebben in het exploitatieresultaat;
4. waarvan de werkzaamheden zich uitsluitend beperken tot de verkoop van goederen die zij gratis aan huis bij particulieren of ondernemingen ophalen of op een andere manier gratis ontvangt;
5. waarbij het verlaagd tarief niet leidt tot concurrentievervalsing ten nadele van commerciële ondernemingen die aan de BTW zijn onderworpen;
6. waarvan het doel bestaat, conform een limitatieve opsomming van bij decreet, besluit of ordonnantie aangewezen regelingen, in het tewerkstellen en in het verzekeren van de werkgelegenheid van de laag- of middelmatig geschoolde werkloze werkzoekenden die uit de tradionele arbeidscircuits zijn uitgesloten of bijzonder moeilijk bemiddelbaar zijn; en
7. die daartoe erkend zijn door de overheden die door de decreten, besluiten of ordonnanties inzake sociale erkenning bevoegd worden verklaard.

In de voorwaarden genoemd onder 6 en 7 ligt het onderscheid met het in Nederland geldende re-integratiebeleid. In België kan een kringloopwinkel op basis van de in de limitatieve lijst opgenomen regelingen worden erkend als instelling met bepaalde in die regelingen genoemde activiteiten op het terrein van re-integratie van langdurig werklozen of moeilijk bemiddelbaren. De verleende erkenning kan vervolgens worden ingeroepen bij de toepassing van het verlaagd BTW-tarief van 6%. Als bijvoorbeeld een kringloopwinkel wordt erkend als een invoegbedrijf op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven, geldt deze erkenning ook voor de toepassing van het verlaagd BTW-tarief.
Een dergelijke erkenningsregeling kent Nederland niet, omdat het Nederlandse re-integratiebeleid is gedecentraliseerd aan gemeenten en waar, in tegenstelling tot België, niet het bedrijf maar de persoon wordt gesubsidieerd. Het overleg van het ministerie van SZW met België heeft aldus geen handvatten of inzichten opgeleverd die een andere conclusie zouden rechtvaardigen dan reeds eerder aangegeven, namelijk dat Nederland het re-integratiebeleid anders heeft vormgegeven dan België en dat aansluiting hierbij voor het verlaagd BTW-tarief dan ook niet mogelijk is.

Een door het ministerie van SZW op te zetten regeling die aansluit bij het niveau waarop in Nederland het re-integratiebeleid is geregeld stuit af, zoals ook eerder aangegeven, op praktische bezwaren en onmogelijkheden. Het uitvoeringspanel gemeenten heeft aangegeven dat gemeenten niet bij een erkenning betrokken willen worden als het gaat om de kringloopwinkel in de eigen gemeente. Hier zitten namelijk praktische bezwaren aan verbonden en voorkomen moet worden dat zij het verwijt krijgen niet voldoende re-integratiecliënten te leveren, waardoor de kringloopwinkel in de eigen gemeente niet aan de sociale doelstelling zou kunnen voldoen. Gemeenten hebben namelijk eenvoudigweg niet altijd geschikte kandidaten.
De betrokkenheid van gemeentelijke re-integratieactiviteiten heeft daarnaast, anders dan in België, geen landelijk (of provinciaal) uniform karakter. In de ene gemeente is de betrokkenheid anders vormgegeven dan in een andere en binnen één gemeente kan de betrokkenheid in tijd verschillen afhankelijk van de op enig moment te re-integreren uitkeringsgerechtigden.

Gelet op deze verschillen acht het kabinet een regeling conform de Belgische regeling niet mogelijk.


Hoogachtend,


mr. drs. J.C. de Jager
de staatssecretaris van Financiën