Reparatiewet Wft
de Koningin
Uw brief (Kenmerk): W06.07.0490/III
Ons kenmerk: FM 2008-00540 U
Onderwerp: Reparatiewet Wft
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 december 2007, no. 07.004224, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 februari 2008, no. W06.07.0490/III, bied ik U hierbij aan.
De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het advies rekening zal zijn gehouden.
In reactie op het advies van de Raad van State merk ik het volgende op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door de Raad van State is gehanteerd.
1. Algemene opmerking van de Raad van State over het wetsvoorstel
Alvorens in te gaan op de specifieke door de Raad in zijn advies genoemde punten (hieronder vanaf punt 2), wordt opgemerkt dat het voorstel, naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad om het in zijn geheel nogmaals te bezien en het daarbij te controleren op correctheid, consistentie en volledigheid, niet alleen is gecontroleerd op de door de Raad in zijn advies opgebrachte punten, maar integraal. Dit heeft, naast de vanaf punt 2 in dit nader rapport genoemde wijzingen, geleid tot aanpassingen van het voorstel. Zo is gekeken of een wijziging van een artikel in de Wet op het financieel toezicht (Wft) consequent is doorgevoerd in alle soortgelijke artikelen in de Wft. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de artikelen 1:58a, tweede lid, en 1:58c, derde lid, op dezelfde wijze zijn aangepast als artikel 1:58, tweede lid. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de wijzigingen van de artikelen 2:9 en 2:53. Voorts zijn de redactionele omissies en verschrijvingen die zijn opgemerkt tijdens de integrale toetsing alsnog geredresseerd in het wetsvoorstel. Als voorbeelden daarvan kunnen worden genoemd de nieuw in het voorstel opgenomen redactionele wijzigingen van de artikelen 1:93, 1:93aa (nieuw), 2:6, 2:97, 2:98, 2:103, 3:53 en 3:72. Het voorstel bevat hierdoor meer artikelen dan het voorstel dat aan de Raad was voorgelegd.
Het voorgaande wil overigens niet zeggen dat de Wft na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel geen omissies of onjuistheden meer bevat. Zoals in de algemene toelichting bij het wetsvoorstel te lezen is, worden de gebreken in de Wft in twee fasen hersteld. Door het onderhavige reparatiewetsvoorstel zullen de nu bekende verschrijvingen, onjuiste verwijzingen en technische omissies in de Wft en in een aantal andere wetten worden hersteld. In een volgend wetsvoorstel zullen wijzigingen van de Wft worden voorgesteld die meer inhoudelijk van aard zijn (Wijzigingswet Wft). Het onderhavige wetsvoorstel herstelt derhalve de thans opgemerkte technische gebreken in de Wft. Inhoudelijke fouten, beleidsmatige aanpassingen en later opgemerkte technische omissies zullen, voor zover herstel niet op korte termijn noodzakelijk is, op een later tijdstip door voornoemde Wijzigingswet Wft worden hersteld.
2. Artikel I, onderdeel A
De aanbeveling van de Raad om de toelichting bij het vervallen van de definitie van cliënt aan te passen, is overgenomen. In de toelichting wordt vermeld dat wanneer het begrip “cliënt” wordt gebruikt in de Wft, het begrip de betekenis heeft die het heeft in het normale spraakgebruik en dus ook de zakelijke afnemer omvat. Op grond van het voorgestelde artikel 1:15a (Artikel I, onderdeel D, in het wetsvoorstel) is het ingevolge de wet bepaalde ook van toepassing op personen aan wie een financiële onderneming voornemens is een financiële dienst te verlenen.
3. Artikel I, onderdeel B
In reactie op de opmerking van de Raad wordt opgemerkt dat het onderwerp bij nader inzien zodanig inhoudelijk is dat het voorstel om artikel 1:5 te wijzigen niet langer in het onderhavige wetsvoorstel is opgenomen. In het kader van de Wijzigingswet Wft (zie hierboven onder punt 1) zal dit onderwerp nader worden bezien, mede met inachtneming van de opmerking van de Raad.
4. Artikel I, onderdeel M
Naar aanleiding van de opmerking van de Raad moet worden opgemerkt dat de door de Raad bedoelde verplichting wel in het huidige artikel 1:58, tweede lid, is opgenomen en dat deze per vergissing is verwijderd bij de voorgestelde herformulering van artikel 1:58, tweede lid, in het onderhavige wetsvoorstel. De verplichting is alsnog in het tweede lid opgenomen. Voorts heeft de opmerking van de Raad aanleiding gegeven het derde lid opnieuw te bezien. In dat lid wordt de verplichting opgenomen om de andere toezichthoudende instantie in kennis te stellen nadat het verbod is uitgevaardigd. Het voorstel is aangepast in de zin dat het derde lid vervalt. De verwijzingen naar artikel 1:58, derde lid, in de artikelen 1:58, vierde lid, aanhef (nieuw), 1:58a, derde lid, 1:58b, derde lid, 1:58c, vierde lid, 1:58d, tweede lid, 1:66, tweede lid, en 1:67, tweede lid, zijn naar aanleiding daarvan aangepast.
Ook zijn overeenkomstig het advies de artikelen 1:58a, tweede lid, en 1:58c, derde lid, op dezelfde wijze aangepast als artikel 1:58, tweede lid.
5. Artikel I, onderdeel V
Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is de verwijzing naar artikel 5:81 vervangen door verwijzingen naar de artikelen 5:74 en 5:79. In deze bepalingen zijn namelijk wel verboden opgenomen.
De oorspronkelijk opgenomen verwijzing naar artikel 5:71, zesde lid, bleek onjuist en is dus vervallen.
6. Artikel I, onderdeel CC
De opmerking van de Raad is aanleiding geweest om de verhouding tussen de artikelen 2:8 en 2:10 niet in dit voorstel mee te nemen, aangezien deze materie te inhoudelijk van aard is voor een reparatiewet. In het kader van de Wijzigingswet Wft (zie hierboven onder punt 1 en de algemene toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel) zal dit onderwerp nader worden bezien mede met inachtneming van de opmerking van de Raad. Eenzelfde inhoudelijk probleem sp eelt in de verhouding tussen de artikelen 2:54 en 2:52. De voorgestelde technische wijzigingen van de artikelen 2:10 en 2:54 staan los van de door de Raad opgemerkte spanning en worden gehandhaafd in het onderhavige wetsvoorstel.
7. Artikel I, onderdeel GG
In overeenstemming met het advies van de Raad van State wordt voorgesteld artikel 2:27, vierde lid, te laten vervallen.
8. Artikel I, onderdeel II
Naar aanleiding van deze opmerking is het voorstel herzien. Bij de omzetting van de sectorale wetten naar de Wft was beoogd dat de ontheffingsmogelijkheden die bestaan tijdens lopend toezicht en de ontheffingsmogelijkheden die bestaan in het kader van de vergunningaanvraag, dezelfde zijn. Dat is ten onrechte niet steeds het geval. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State is de gehele Wft op dit punt opnieuw bekeken. Dit heeft ertoe geleid dat ook de artikelen 2:37, 2:41, 2:49, 2:51, 2:67, 2:68 en 2:99 worden aangepast.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Financiën,