Beantwoording verzoek Mw. Ouwehand antibioticumresistentie
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
9 januari 2009
Op 5 november heeft Mevrouw Ouwehand mij en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzocht om een brief naar aanleiding van uw zorgen over het antibioticumgebruik in de veehouderij. Ik stuur u hierbij mijn reactie, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.Toename van het voorkomen van resistente bacteriëen in de veehouderij wordt geschat door het CVI in Lelystad op grond van de jaarlijkse monitoring van resistentie bij een aantal pathogene- en niet-pathogene bacteriesoorten in de Nederlandse dierhouderij. De gegevens worden per sector gerelateerd aan het antibioticagebruik en besproken in gezamenlijk overleg tussen LNV , VWS en onderzoekers.
In grote lijnen is er in Nederland al jaren sprake van een geleidelijke stijging van de resistentieniveau’s bij de verschillende pathogene- en niet pathogene bacteriesoorten in de dierhouderij en daarmee van de risico’s. Algemeen wordt onderkend dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het toenemende antibioticagebruik in de veehouderij en de toename van antibioticaresistentie. De daarmee gepaard gaande mogelijke volksgezondheidsrisico’s zijn niet altijd even duidelijk. Naast bovengenoemd onderzoek, dat de lange termijn ontwikkelingen zichtbaar maakt, zijn de onderzoekswereld en het beleid alert om eventuele plotseling opduikende volksgezondheidsrisico’s in zowel binnen- als buitenland als gevolg van antibioticaresistentie te kunnen volgen.
Zoals al eerder is aangegeven in de brieven van de Ministeries LNV en VWS naar de TK van januari 2007 en december 2007 en in de reacties op de vele Kamervragen over dit onderwerp zijn de ministeries zich terdege bewust van de resistentieproblematiek als gevolg van veterinair antibioticagebruik en hebben een aantal maatregelen genomen. Onderdeel daarvan was de instelling van de Task Force Antibioticaresistentie. Daarover is de TK in juni 2008 geïnformeerd. Doel van deze Taskforce is dat de verschillende dierlijke sectoren vòòr 2009 onderlinge afspraken maken over reductie van hun antibioticagebruik en resistentie in dieren. De Taskforce presenteerde op 3 december jl. een convenant waarin de afspraken die binnen de dierlijke sectoren zijn gemaakt worden ondertekend.
In 2007 is in opdracht van de Ministeries van LNV en VWS een humaan-veterinair geïntegreerd onderzoeksprogramma gestart naar het voorkomen en risicofactoren van MRSA bij verschillende categorieën landbouwhuisdieren en bij veehouders en werknemers die intensief contact met deze dieren hebben. De eerste onderzoeksresultaten hebben reeds geleid tot aanpassing van de MRSA-richtlijn voor ziekenhuizen waarbij personen in direct contact met levende varkens of vleeskalveren als risicogroep voor MRSA-dragerschap worden beschouwd. Toekomstige onderzoeksresultaten dienen onder andere inzicht te verschaffen in de wijze van verspreiding van MRSA binnen dierlijke productieketens alsmede de mogelijkheden voor interventie. Het antibioticagebruik in de dierhouderij is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
De genoemde risico’s voor de volksgezondheid kunnen betekenen dat mensen die besmet worden door een (multi) resistente pathogene bacteriesoort, zoals bv. Salmonella, bij ziekte moeilijker en langduriger behandeld moeten worden. Getallen over extra behandelkosten ontbreken. In 2008 heeft het ministerie van LNV aan een consortium van kennisinstellingen opdracht verleend voor een onderzoeksproject Antibioticaresistentie. Een van de deelprojecten betreft het opstellen van een risicoprofiel m.b.t. het verband tussen resistentie-ontwikkeling in de dierhouderij en humane gezondheidsschade a.g.v. resistentie.
Over de risico’s van ESBL’s (Extended Spectrum Bèta-Lactamase, resistentie tegen de antibioticagroepen cefalosporine en penicilline) kan worden opgemerkt dat vooral bij vleeskuikens een toename wordt waargenomen van ESBL’s in de E. coli’s en Salmonella’s uit de darm. Overdracht van ESBL’s tussen die bacteriesoorten wordt verondersteld. Om de risico’s goed in beeld te krijgen, zijn door het CVI een aantal onderzoeken naar ESBL gestart en gepland. Zo is op het CVI onderzoek gestart naar de karakterisering van ESBL’s in pluimvee, en is er voor 2009 in samenwerking met GD en PVE onderzoek gepland naar risicofactoren voor aanwezigheid en overdracht van ESBL in pluimveebedrijven in het kader van het Masterplan pluimveehouderij. Daarnaast lopen er onderzoeksaanvragen van het CVI naar de relatie tussen ESBL’s bij dieren en de mens.
Om de verdere verspreiding van ESBL’s en MRSA tegen te gaan lopen er een aantal onderzoeken en zijn er daarnaast nog een aantal gepland. De resultaten van het eerder gestarte brede MRSA-onderzoek komen geleidelijk binnen. Resultaten zijn en worden breed verspreid.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink