Verbeteringen in groente- en fruitketens helpen vooral de supermarkten
Volgens het LEI komt 'waardecreatie' in de keten voor groente en fruit niet terecht bij de leveranciers, maar vooral bij de supermarkten. In een toespraak voor het Productschap Tuinbouw gaat de minister in op dit rapport.
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van het Productschap Tuinbouw op 7 januari 2008.
Geachte mijnheer Joustra, dames en heren.
Laat ik beginnen met drie gelukwensen. Allereerst wens ik u en uw familie een gezond nieuwjaar. Ten tweede wil ik de organisatie een compliment geven. Waar vind je zo'n mooie plek en zo'n mooi podium dat de sector zo goed representeert. En dan feliciteer ik het Productschap Tuinbouw met Tjibbe Joustra én Tjibbe Joustra met het Productschap Tuinbouw. Ik weet zeker dat het een goede klik wordt. Met een grote U-bocht keert een oude bekende van het ministerie van LNV weer terug op het nest: de agribusiness. Welkom terug in de sector. Er wachten ook hier grote uitdagingen voor de komende tijd.
De tuinbouw bestrijkt een breed, boeiend en rijkgeschakeerd terrein, met energieke, innovatieve en ondernemende bedrijven. Neem de hoveniers en boomkwekers met boeiende concepten als de Groene Stad en de Entente Florale. Neem de bloembollen, de sierteelt, de groenten, bloemen en fruitsector in de opengrond, met hun ijzersterke imago en grote omzetten in binnen- en buitenland. Denk aan de handel: tot diep in Azië worden de producten aan de deur geleverd. En neem de glastuinbouwsector, die ons vrijwel het gehele jaar rond voorziet van groenten en bloemen.
De gehele sector is bovendien een buitengewoon stevige hoeksteen van de Nederlandse economie: de sector zorgt voor 40% van de agroproductie, en die is totaal 10% van het Bruto Binnenlands Product. Zo'n 450.000 mensen verdienen hun dagelijkse brood in de tuinbouw, en dan heb ik het nog niet over alle indirecte werkgelegenheid. Bovendien is de sector innovatief, concurrerend en bezit uw sector het vermogen om in te spelen op veranderende omstandigheden. Dat maakt de sector een voorbeeld voor andere sectoren, ook buiten de agrarische wereld.
Kortom, mijnheer Joustra, u gaat werken met een paradepaardje. Betekent dat besturen vanuit de leunstoel? Nee, Zeker niet. U begint aan een uitdaging waarin u iets van uw ervaringen uit u vorige banen, op dit moment ook in deze functie kunnen benutten. Want er is dan wel geen sprake van een verhoogd dreigingsniveau in de tuinbouw op het gebied van veiligheid, maar er is toch wel degelijk sprake van een crisis, van economisch zwaar weer. Dus een verhoogd risico wat betreft de toekomst van de sector. Zowel op korte als lange termijn.
Dames en heren We staan voor zeer grote uitdagingen. De kredietcrises maakt banken een stuk voorzichtiger om geld uit te lenen, zo niet té voorzichtig. En geen geld betekent geen investering, geen innovatie. En dat is stilstand en dus achteruitgang.
Bovendien wordt de kredietcrises gevolgd door een recessie. Het Centraal Planbureau voorspelt voor dit jaar zelfs een teruggang van driekwart procent. Wat dat precies voor gevolgen zal hebben voor de tuinbouwsector, is niet met zekerheid te zeggen. De vraag naar tuinbouwproducten zal mogelijk niet dramatisch teruglopen, maar of de productprijzen zullen aantrekken? En wat doet de uitvoer van groenten en fruit? Of de energieprijzen?
Het is moeilijk nu antwoord te geven op deze vragen. Ik wil niet dat een in de kern gezonde sector met een gunstig toekomstperspectief een speelbal wordt van omstandigheden. Om te voorkomen dat u een speelbal wordt heb ik afgelopen november heb besloten om een pakket met regelingen te presenteren die bedoeld zijn om in deze moeilijke tijden, toch investeringen te kunnen doen. Om innovatie en verduurzaming aan te jagen, om de internationale concurrentiepositie te versterken.
Allereerst verhoog ik de garantstelling voor duurzame investeringen. Per aanvraag verhoog ik de garantstelling van 1,2 miljoen euro naar 2,5 miljoen euro. Dus mocht het met de investering onverhoopt toch misgaan, dan staat de overheid voor 80% van het geleende bedrag garant.
Verder verruim ik de fiscale aftrekposten voor milieu-investeringen en versoepelt het kabinet de eisen voor investeringen in Groenlabelkassen.
Ook maak ik me - samen met mijn collega van EZ - hard voor een nieuwe regeling voor het stimuleren van aardwarmte voor het verwarmen van kassen. Deze aardgaswamtegarantieregeling start in april 2009 en er wordt door LNV, EZ en de Rabobank 15 miljoen euro in gestort. Ook bevorder ik de aansluiting van de Warmtekrachtkoppelingen aan het energienet.
En - last but zeker not least - heb ik, samen met de Rabobank, het Landbouweconomisch Instituut (LEI) de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de prijsopbouw van tuinbouwproducten. Want natuurlijk ….. de kostenkant is uitermate belangrijk. Maar hoe zit het eigenlijk met de opbrengsten? Want duurzame en kwaliteitsproducten maken - en u weet, dat stimuleer ik op alle onderdelen - kost geld en dat moet zich ook vertalen aan de opbrengstenkant. Dat gebeurt onvoldoende. Vooral bij groenten en fruit zijn de afzetprijzen voor de tuinders laag. Hoe komt dat? Wat is er aan de hand met de afzetkracht? Hoe is in de keten de marge verdeeld? En: Is er wel een marge?
Dames en heren, op die vragen geeft het LEI antwoord. Het definitieve onderzoek met alle antwoorden komt volgende week. Toch beschik ik over enige voorkennis, die ik met u wil delen.
Het LEI constateert dat in de ketens voor groente en fruit - in de afgelopen decennia - belangrijke verbeteringen zijn doorgevoerd. Dat heeft geleid tot meer efficiëntie bij de leveranciers, en dus tot wat wij noemen 'waardecreatie'.
Echter, de vruchten van de 'waardecreatie' zijn niet terechtgekomen bij de leveranciers, maar vooral bij de supermarkt en de handel. Aldus het LEI. Er is dus wel zeker een marge, maar die marge wordt niet evenredig verdeeld. Het LEI heeft het zelfs over 'het recht van de sterkste'. Stel u krijgt een groothandel op bezoek. Die vraagt u om voor een bepaalde prijs te leveren. Als u dat niet doet dan gaat de groothandelaar naar de buren. Zo worden goede ondernemers in de tuinbouw tegen elkaar uitgespeeld. En dat is niet gezond voor het evenwicht in een keten. Het bevordert bovendien de economische positie van de keten niet. Voor de korte en langere termijn is het nodig dat de sector dit aanpakt.
Ik roep dan ook alle spelers op, en daarmee bedoel ik echt alle schakels, in actie te komen om te kijken hoe die afzetkracht kan worden versterkt. Ik roep dan ook de telersverenigingen, afzetorganisaties, groothandel en supermarktketens op om met elkaar in gesprek te gaan. En om daarbij te kijken naar mogelijkheden om de marges in de keten zorgvuldig te verdelen.
En als ik u nog een suggestie aan de hand mag doen: het kan uiterst waardevol zijn om na te gaan of Gemeenschappelijke Marktordeningsgelden in te zetten zijn voor het versterken van de afzetkracht en marktpositie. De Nationale strategie voor de GMO groenten en fruit die voor de periode 2009-2013 is opgesteld biedt hier de ruimte voor. Voor 2009 gaat het dan om 80 tot 100 miljoen euro. Daar kun je vast ook iets mee doen om de afzetkracht te verbeteren.
Dames en heren, Ik laat het bij deze suggesties. Want u weet in uw hart allemaal dat toekomstgericht ondernemen niet kán zonder ketendenken. Niet kan zonder de wil om samen te werken, om te standaardiseren, ook voor de herkenbaarheid op zowel de nationale als de internationale markt.
De heer Joustra zei in zijn speech: 'Alle dragende organisaties en ondernemingen in de sector zullen intensief en gecoördineerd moeten gaan samenwerken'.
Daar voeg ik graag nog een element aan toe. En dat is 'samenwerking op basis van sterk ondernemerschap'. Want dames en heren, ik heb u eerder iets gezegd over het pakket met regelingen die bedoeld zijn om in deze moeilijke tijden, toch investeringen te kunnen doen. Daarbij moet het gaan om innovatie en verduurzaming en niet om het compenseren van bijvoorbeeld hoge energieprijzen. Alleen investeringen in de structuur van de sector kunnen ervoor zorgen dat de tuinbouwsector sterker uit deze crisis komt. En dat is, dames en heren, waar ik samen met u voor wil gaan.
Juist in moeilijke tijden moet gewerkt worden aan het ontwikkelen en testen van nieuwe ideeën. Juist in tijden van crises moet innovatie hoog op ieders lijstje staan. Dat vergt moed, dat vergt durf, maar de Nederlandse tuinbouwsector heeft eerder getoond grote uitdagingen aan te kunnen.
Dames en heren,
Juist dat heeft u gemaakt tot die buitengewoon stevige hoeksteen van de Nederlandse economie. Tot een paradepaardje, zoals ik de sector al eerder kenschetste. Doe die geuzennaam eer aan en stijg boven uzelf uit. Ga voor de hoogste trede op het erepodium. Net zoals de winnaar van de Tuinbouw Ondernemersprijs die ik zometeen ga bekendmaken.
Dames en heren,
Ik wens u hier in de zaal - en uw tuinbouwcollega's in het veld (en op het ijs, want veel van uw collega's houden van schaatsen) - een persoonlijk gelukkig, innovatief, ondernemend en succesvol 2009 toe.