Antwoorden op kamervragen van Velzen en Polderman over het voedingsadvies vis en gezondheidsclaims op visoliecapsules
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden van Velzen en Polderman over Het voedingsadvies vis en gezondheidsclaims op viscapsules (2080904770).
Vraag 1
Wat is uw mening over het voedingsadvies van het Voedingscentrum om twee keer per week vis te eten (waarvan 1 keer vette vis) terwijl volgens onderzoekers dit opgeteld bij inname van normale hoeveelheden eieren, zuivel en vlees, leidt tot een stevige overschrijding van de maximale dosis toxische stoffen? Wat vindt u ervan dat in België mede door het eten van vis 50% van de bevolking een te hoge dosis toxische stoffen binnenkrijgt, en dat dit vooral bij zwangere vrouwen en hun ongeboren baby’s tot (ernstige) problemen kan leiden? 1)
Antwoord 1
Het Voedingscentrum adviseert consumenten om twee keer per week vis te eten, waarvan ten minste één keer vette vis ter preventie van hart- en vaatziekten. De consument wordt erop gewezen dat het gezondheidsrisico door blootstelling aan giftige stoffen niet opweegt tegen de gezondheidswinst door regelmatig vis te eten. Kortom: je hebt zoveel baat bij twee maal per week vis eten, dat het andere daardoor te verwaarlozen is. Ook wordt de liefhebber van wilde paling erop gewezen niet langdurig zelfgevangen paling uit de Nederlandse grote rivieren te eten. Daar zit meer dioxine in dan verantwoord wordt geacht. Liefhebbers van vis worden wel gewaarschuwd om niet te veel vis te eten (maximaal 4 keer per week).
Vraag 2
Kunt u het verschil verklaren tussen de toegestane 4 pg toxische stoffen per gram vis en 12 pg gif per gram paling? Waarom is dit verschil gemaakt? Hoe is dit advies tot stand gekomen?
Antwoord 2
Er wordt onderscheid gemaakt tussen dioxines en dioxine-achtige PCBs. Beide hebben echter dezelfde werking. In eerste instantie zijn er alleen normen gesteld voor dioxines (bv. 4 pg TEQ/g vis) omdat onduidelijk was wat de gehaltes aan dioxine-achtige PCBs waren en wat dus de impact zou zijn van het opnemen van die stoffen in de norm. Sinds eind 2006 zijn de PCBs opgenomen in de norm en is die voor vis verhoogd van 4 naar 8 pg TEQ/g vis. Echter, besloten is om naast deze gecombineerde norm ook de norm voor alleen dioxines voorlopig te handhaven. Vervolgens heeft Nederland in Brussel gepleit voor een verhoging van de norm voor paling van 8 naar 12 pg TEQ/g omdat daarmee het bevissen van het IJsselmeer mogelijk bleef. Bij het doorrekenen van de consequenties van zo'n normverhoging is wel rekening gehouden met de lage consumptie van paling door de Nederlandse bevolking. Bovendien is de meeste paling afkomstig uit de visteelt en in deze paling zijn de gehaltes ver onder de norm.
Vraag 3
Op welke gegevens is het voedingsadvies om twee keer per week vis te eten gebaseerd? Kunt u een overzicht geven van de wetenschappers, maatschappelijk organisaties en bedrijven die door onder andere het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad zijn geconsulteerd bij de totstandkoming van dit voedingsadvies? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid, gezien uw financiële bijdrage aan het Voedingscentrum, te onderzoeken of het voedingsadvies op het gebied van vis aan herziening toe is? Zo ja, op welke termijn zal dit herziene advies tot stand komen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Het voedingsadvies dat u aanhaalt, is gebaseerd op het Gezondheidsraadadvies Richtlijnen goede voeding uit 2006 (www.gr.nl). In het adviesrapport staat de samenstelling van de commissie beschreven die het rapport heeft opgesteld (bijlage B van het adviesrapport) en wie hebben deelgenomen aan een speciale werkconferentie over visolievetzuren (bijlage C van het adviesrapport). Het Voedingscentrum heeft dit wetenschappelijke advies in praktische richtlijnen vertaald.
Het advies van de Gezondheidsraad is nog actueel. Wanneer daar aanleiding voor is dan zal ik de Gezondheidsraad vragen het advies te evalueren en zonodig te herzien.
Vraag 4
Wat is uw mening over het gegeven dat 75% van de oorspronkelijk beschikbare wilde vis inmiddels is verdwenen door overbevissing, en dat bij huidig beleid de commercieel te vangen vis mogelijk al over 15 jaar op is? Wat vindt u ervan dat met het oog hierop voor iedere kilo kweekvis 2 tot 6 kilo wilde vis als visvoer nodig is, en dat voor iedere liter visolie 20 tot 100 kilo vis nodig is? 2)
Antwoord 4
Ten aanzien van uw vraag over de overbevissing, verwijs ik naar mijn brief van 3 juni 2008 aan de Kamer (ref. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 26 737, nr. 8) waarin ik reageer op de aanbevelingen van Dos Winkel en Daniel Pauly. Voor het tweede deel handelend over visvoer en visolie verwijs verwijs ik u naar mijn antwoord van 19 november 2008 aan de Kamer(Tweede Kamer, Kamervragen met antwoord 2008-2009, nr. 707) waarin ik reageer op een artikel uit de “Annual Review of Environment and Resources” dat ingaat op visvangst bestemd als voer voor andere dieren.
Vraag 5
Wat is uw oordeel over de mededeling in dit programma dat de toxische stoffen die in vis voorkomen, ook in visoliecapsules voorkomen? Worden dergelijke producten regelmatig gecontroleerd? Zo ja door wie, en met welke frequentie?
Antwoord 5
Voor mensen die geen vis eten zijn met visolie verrijkte levensmiddelen of visoliecapsules een aanvaardbaar alternatief. Er bestaat een norm voor dioxinegehalte in visoliecapsules. De VWA handhaaft deze norm. De onderzoeksgegevens die hieruit voortkomen geven aan dat deze norm in het algemeen niet wordt overschreden.
Vraag 6
Deelt u de mening die in het programma werd verkondigd dat er valse gezondheidsclaims worden gemaakt door fabrikanten van visoliecapsules? 3) Vindt u dat consumenten op deze manier misleid worden? Deelt u de mening dat gezondheidsclaims altijd aangetoond dienen te worden en anders niet gehanteerd mogen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 6
Gezondheidsclaims mogen niet misleiden en de producenten zijn verantwoordelijk voor een gedegen onderbouwing van de gezondheidsclaims.
Het gebruik van gezondheidsclaims op voedingsmiddelen is onlang Europees geregeld met het van toepassing worden van de Verordening Voedings- en Gezondheidsclaims (EC 1924/2006). Deze verordening harmoniseert onder meer de onderbouwing van claims. Een oordeel over de onderbouwing vergt een analyse van alle relevante en wetenschappelijk verantwoorde studies. De Europese Voedselveiligheid Autoriteit (EFSA) heeft van de Europese Commissie de opdracht gekregen de onderbouwing van honderden bestaande gezondheidsclaims te beoordelen. Een panel van wetenschappers bij EFSA is daar nu mee bezig. Na het advies van EFSA zullen de Europese Commissie en de lidstaten in 2010 een lijst met goedgekeurde gezondheidsclaims publiceren. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) ziet toe op de naleving van de claimsverordening en, na publicatie van de lijst, op een correcte toepassing daarvan.
In feite stappen we dan over van toezicht op het gebruik van claims die op de markt zijn, naar voorafgaande goedgekeuring van onderbouwingen.
1) TV-programma Radar, 3 november 2008; volgens onder andere Maaike Bilau onderzoeker van Universiteit Gent
2) TV-programma Radar, 3 november 2008; volgens Dos Winkel
3) TV-programma Radar, 3 november 2008; volgens Prof. Em. Gerard Hornstra van Wageningen Universiteit