Eerder ingrijpen bij slecht onderwijs
Het kabinet gaat sneller en effectiever ingrijpen bij slecht onderwijs. Daarom heeft het kabinet ingestemd met het wetsvoorstel Goed onderwijs en goed bestuur.
Dit gebeurde op voordracht van de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Met het wetsvoorstel kan de overheid de bekostiging van een basisschool of middelbare school in het belang van de leerlingen beëindigen wanneer er sprake is van aanhoudend slecht onderwijs. In de huidige wetgeving is het niet altijd even goed mogelijk om kwalitatief slechte scholen effectief aan te pakken. Daarom zijn in het wetsvoorstel eisen geformuleerd voor de minimumkwaliteit waar iedere school aan moet voldoen. Ook is vastgelegd wat de procedure is die daarbij wordt gevolgd door de inspectie van het onderwijs en vervolgens de minister van onderwijs.
Het wetsvoorstel geeft het ministerie ook de mogelijkheid het bestuur van een school een aanwijzing te geven in het geval er sprake is van bestuurlijk wanbeheer. Met deze aanwijzing kan het ministerie van het bestuur verlangen dat bepaalde maatregelen genomen worden. Indien de situatie daarom vraagt, kan de aanwijzing bijvoorbeeld inhouden dat het bestuur wordt gevraagd één of meer bestuurders of toezichthouders te vervangen of zich te laten ondersteunen door externe deskundigen. Wanneer de aanwijzing niet door het bestuur wordt opgevolgd kan een bekostigingssanctie worden getroffen.
Tot slot bevat het wetsvoorstel bepalingen die de verdere ontwikkeling van principes van goed bestuur in het primair en voortgezet onderwijs stimuleren. Het gaat dan om de functiescheiding van bestuur en intern toezicht binnen de onderwijsorganisatie en om het ontwikkelen van een gedragscode voor goed bestuur per onderwijssector. Het wetsvoorstel komt voort uit de afspraak in het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen.