Antwoorden op kamervragen over criminele jeugdgroepen
Antwoorden op kamervragen van de leden Kuiken en Heerts (beiden PvdA) over criminele jeugdgroepen.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de cijfers over criminaliteit en overlast door groepen jongeren? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Hoe beoordeelt u de gegevens van dit onderzoek? Welke trends ziet u in de geografische spreiding van deze groepen, de daderpopulatie en de vormen van overlast en criminaliteit?
2. Antwoord
Het bericht van RTL4 is gebaseerd op beleidsmatige informatie afkomstig van een aantal politieregio’s. RTL4 heeft op basis van deze informatie zelf een analyse gemaakt en daaraan conclusies verbonden. De politie heeft op voorhand de kanttekening geplaatst dat de regionale cijfers onderling niet vergelijkbaar zijn en niet bij elkaar kunnen worden opgeteld. Dit hangt samen met de gebezigde zogenoemde “shortlistmethodiek’ (instrument om problematische jeugdgroepen in beeld te brengen) die zich goed leent voor inventarisatie binnen het werkgebied van afzonderlijke korpsen, maar nog niet een goed landelijk totaal beeld oplevert. Hiermee is duidelijk dat, zoals de politie ook van plan is, toegewerkt moet worden naar een meer uniforme methode zodat op landelijk niveau deze gegevens bruikbaarheid verkrijgen. De aantallen die door RTL4 naar voren zijn gebracht (1800 ‘jeugdbendes’) moeten daarom worden genuanceerd.
De politieorganisatie is recent een subsidie verleend om de doorontwikkeling van de shortlistmethode te stimuleren zodat de registratie in de regio’s op een uniforme wijze gebeurt en de gegevens aldus kunnen worden gestapeld. Uiteindelijk is dan een landelijk beeld van de jeugdgroepen beschikbaar op basis waarvan concreter kan worden gestuurd.
3. Vraag
Welke acties onderneemt u om de omvang van het aantal hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen te verminderen?
3. Antwoord
Jeugdgroepen vormen een belangrijke bron van ergernis voor burgers. Daarbij gaat het vooral om respectloos gedrag, belediging en intimidatie. Dit baart ons zorgen. Daarom heeft het Kabinet inmiddels diverse maatregelen ingezet om deze jeugdgroepen aan te pakken. Het gaat hierbij om zowel maatregelen in preventieve als in repressieve zin. Naast een brede inzet op het voorkomen dat jongeren vervallen in criminaliteit is ook een adequate aanpak van de politie en lik op stuk beleid door het OM en de rechtsprekende macht voorzien. Dit geldt in het bijzonder wanneer overlast gepaard gaat met strafbare feiten. In het actieplan overlast en verloedering van dit kabinet, zijn 12 maatregelen opgenomen om overlast door risicojongeren terug te dringen. Het beschikbare instrumentarium is de laatste jaren uitgebreid en enkele wetsvoorstellen zoals het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast waarmee nieuwe bestuurlijke en justitiële instrumenten worden geïntroduceerd om ernstige overlast tegen te gaan, zijn momenteel in voorbereiding of al in behandeling bij de Tweede Kamer.
Wij werken aan een aanpak voor veelplegers. Onderdeel hiervan is ook het stapelen van zaken. Indien boetes niet betaald worden, worden deze zaken gezamenlijk aangebracht bij de rechter. De inzet van het kabinet is om met concrete maatregelen gemeenten te ondersteunen zodat zij de lokale problematiek op maat kunnen aanpakken samen met partners. Steeds meer gebeurt dat in de Veiligheidshuizen. Eén van de maatregelen betreft de zogenoemde campussen voor jongeren tussen de 12 en 27 jaar zonder zicht op opleiding of arbeid die dreigen af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag. In 9 pilotprojecten wordt hiermee nu ervaring opgedaan. In dit kader wijzen wij u ook op het overzicht van maatregelen in de brief die wij mede namens de Ministers voor Wonen, Wijken en Integratie en voor Jeugd en Gezin op 25 september 2008 naar uw Kamer verzonden hebben aangaande de overlastgevende Marokkaans-Nederlandse jongeren (Kamerstukken II, 2008-2009, 28 684, nr. 169). Binnenkort stuurt het kabinet uw Kamer een nadere uitwerking van de brede aanpak in de beleidsbrief over Marokkaans-Nederlandse probleemjongens.
4. Vraag
Deelt u de mening van de Raad van Hoofdcommissarissen dat het aantal groepen jongeren dat overlast en criminaliteit veroorzaakt niet sterk toeneemt, maar dat de ernst van de delicten wel toeneemt en dat jongeren op jongere leeftijd crimineel actief worden?
4. Antwoord
Op 22 oktober jl. heb ik samen met mijn collega’s van Justitie, Wonen Wijken en Integratie en Jeugd en Gezin gesproken met de burgemeesters van tien gemeenten. In dit gesprek is door de gemeenten aangegeven dat het aantal overlastgevende en criminele jongeren weliswaar kleiner is geworden, maar dat de ernst van de overlast zou zijn toegenomen (harde kern problematiek).
Ook is het zo dat jongeren steeds jonger delinquent gedrag vertonen, de politie heeft meer en meer te maken met erg jonge verdachten. Zo is in het tijdvak 2000 t/m 2005 het aantal 12- en 13-jarige verdachten jaarlijks met gemiddeld 12% toegenomen, een stijging die zich nog wat sterker manifesteert bij autochtone jongeren (+13%) dan bij allochtone (+10%) of nog meer dan in het bijzonder bij Marokkaanse jongeren (+8%) (Criminaliteit en Rechtshandhaving 2007, CBS/WODC. 2008, tabel 4.40).
Het is niet duidelijk of deze toename wijst op jeugdigen die meer delinquent worden, of dat de politie sterker is gericht op het normoverschrijdende gedrag van jongeren en daarbij vaker een formele reactie laat volgen (opmaken proces-verbaal, doorverwijzing naar Halt of inzending naar OM). Juist vanwege deze ontwikkeling richt de aanpak van het kabinet zich niet alleen op de jongere zelf, maar ook op het gezin.
5. Vraag
Wat is uw reactie op de vraag van de Raad van Hoofdcommissarissen om meer jeugdagenten?
5. Antwoord
Ons inziens zijn de middelen en de benodigde capaciteit bij de politie goed over het land verdeeld. De verdeling binnen een regio is de verantwoordelijkheid van het regionale college. De korpsbeheerders zullen worden aangesproken op die situaties waarbij er onverklaarbare verschillen lijken te bestaan tussen de problematiek en de politie-inzet die daarop wordt gepleegd.
6. Vraag
Vindt u dat de inzet van extra jeugdagenten geen zin heeft als de preventie en aanpak van de hinderlijke en overlastgevende groepen niet op orde is? Komt het voorkomen van jeugdcriminaliteit nu niet te veel op het bordje van de politie terecht?
6. Antwoord
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 is aangegeven, is bij de aanpak van zowel hinderlijke, overlastgevende als criminele jeugdgroepen een integrale aanpak noodzakelijk, waarbij de lokale situatie leidend is. Dit betekent niet alleen inzet door de politie, maar evengoed inzet vanuit het Rijk, de gemeenten en andere lokale veiligheidspartners zoals zorginstellingen.
7. Vraag
Waarom maken nog niet alle politiekorpsen gebruik van eenzelfde registratiesysteem om jeugdgroepen in kaart te brengen?
7. Antwoord
De prioriteit heeft bij de politie gelegen in het ontwikkelen van een lokaal ketenproces samen met de gemeenten en andere partners. Nu dat proces goed op gang is gekomen zijn door de politie beschikbare middelen aangewend, waaronder zoals aangegeven bij vraag 4 een subsidie vanuit mijn ministerie, om het informatieproces te verbeteren. Het doel is om eind 2009 dit proces zo op orde te hebben, dat alle regio’s op dezelfde wijze registreren en een landelijk beeld beschikbaar is.
8. Vraag
Wordt er voldoende kennis en informatie gedeeld tussen de verschillende jeugdagenten/coördinatoren van de verschillende korpsen?
8. Antwoord
Ja. Het jeugdnetwerk is binnen de politieorganisatie goed op orde.