Toespraak minister-president tot het Europees Parlement, Straatsburg, 23 mei 2007
Uiteenzetting van de Nederlandse visie op de bestuurlijke toekomst van de Europese Unie
Meneer de voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, dames en heren,
Hartelijk dank voor uw uitnodiging om met u in debat te gaan over de toekomst van Europa. Ook wil ik hier mijn dank uitspreken voor het zeer nuttige bezoek van voorzitter Pöttering aan Nederland op 12 april jongstleden.
Het is goed om terug te zijn in uw parlement. Ik bewaar goede herinneringen aan de ontmoetingen met u tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004. We hebben prikkelende debatten gevoerd, waar ik veel inspiratie uit heb geput.
Vandaag sta ik hier in een andere hoedanigheid, namelijk als vertegenwoordiger van de lidstaat Nederland.
Een pro-Europees land.
Een land waar de algemene steun voor de Europese samenwerking altijd bovengemiddeld was, en nog steeds is. Eind 2006 stond 75% van de bevolking achter het EU-lidmaatschap.
Een land met een open economie dat veel welvaart en werkgelegenheid dankt aan de kansen die de interne markt biedt.
Een land dat een actieve rol wil spelen in de wereld, getuige ook de Nederlandse betrokkenheid bij opbouwmissies in Afghanistan en elders in de wereld. Daarbij is Nederland op samenwerking aangewezen.
Maar Nederland is ook een van de twee lidstaten waar een duidelijke meerderheid van de bevolking in 2005 'nee' zei tegen het Grondwettelijk Verdrag.
Ik weet dat een grote meerderheid in uw Parlement wél voor het Grondwettelijk Verdrag was. En ik respecteer dat. Maar hoe het oordeel over de Grondwet ook is geweest, het is nu noodzakelijk om gezamenlijk een oplossing te vinden. Een oplossing die voor ons allen acceptabel is. Een oplossing die recht doet aan de zorgen van burgers die in Nederland en Frankrijk heel zichtbaar aan de oppervlakte kwamen. Zorgen die ook elders leven: in landen die al hebben geratificeerd en landen waar nog geen besluiten zijn genomen.
Ik ben er zeker van dat bruggen kunnen worden geslagen. Omdat de overeenkomsten in de toekomstvisies groter zijn dan de verschillen. Omdat we een stevig fundament van gedeelde waarden, en gedeelde belangen hebben.
Mijn visie op de toekomst van Europa, begint bij de vaststelling dat de Unie een zeldzaam succesvol project is. Er is alle reden om trots te zijn op wat we in Europa samen tot stand hebben gebracht.
Het Europa dat verscheurd was door grote oorlogen en scherpe sociale tegenstellingen, kent nu een model van samenwerking en integratie dat in de wereld geen gelijke kent. Een model dat gekenmerkt wordt door evenwicht. Evenwicht tussen economische dynamiek en sociale harmonie. Evenwicht tussen eenheid en verscheidenheid. Het Europese besluitvormingsmodel doet recht aan de gelijkheid van de lidstaten, maar ook aan die van de burgers.
Europa is een gerespecteerde wereldspeler. Een voorbeeld in de wereld. Door onze unieke vorm van samenwerking. Door onze gerichtheid op solidariteit. Door ons vermogen te binden. Verenigd door waarden en dialoog, niet door strijd.
Europa heeft zich vernieuwd. Het resultaat is de Europese Unie. In de wereldgeschiedenis is vijftig jaar een korte periode. Europa is een jonge, maar volwassen constructie. Met een grote toekomst voor de boeg. Stap voor stap voortbouwend op onze verworvenheden nieuwe uitdagingen aangaan. Met daarbij steeds een scherp oog voor de verwachtingen en zorgen van de burger.
Eén van de hoofddoelstellingen van het nieuwe Nederlandse kabinet is om het draagvlak voor de Europese samenwerking verder te verstevigen. Om dat te doen, is het essentieel om goed te doorgronden waarom bijna 62% van onze bevolking 'nee' zei tegen het Grondwettelijk Verdrag. En om daar op de juiste manier op te reageren.
Ik zal in het vervolg van mijn verhaal eerst de achtergronden van het Nederlandse 'nee' schetsen. Daarna zal ik ingaan op wat Nederland voor ogen staat bij de onderhandelingen voor een nieuw Verdrag.
In de vijftig jaar die er liggen tussen het Verdrag van Rome en de Verklaring van Berlijn, is er veel veranderd. De Unie van nu is niet alleen vele malen groter dan de Gemeenschap van de zes van toen, ze heeft ook een veel breder werkterrein.
De uitbreiding is een historisch succes. Het was de juiste keuze. Maar we moeten ook beseffen dat na deze grote uitbreidingsronde de burger tijd nodig heeft om te wennen. Het is allemaal snel gegaan. Voor sommigen te snel. Het gevoel van onderlinge verwantschap moet groeien.
Naast een aanzienlijke uitbreiding, heeft de Unie de afgelopen 15 jaar ook een enorme verdieping doorgemaakt. De voltooiing van de interne markt, de open grenzen, de Euro, het vele nieuwe beleid op belangrijke terreinen als milieu, veiligheid en recht. Stuk voor stuk positieve ontwikkelingen. Maar ook een aantal nieuwe realiteiten die voor burgers niet zonder slag of stoot gemeengoed zijn geworden. De aanwezigheid van Europese regelgeving op tal van terreinen wordt bijvoorbeeld niet altijd begrepen.
En op het moment dat burgers de uitbreiding en de verdieping nog niet hadden verwerkt, hebben wij de burger een oordeel gevraagd over de Grondwet.
De vraag 'stemt u in met de Grondwet voor Europa', werd beleefd als 'wilt u dat Europa het karakter van een staat krijgt?' of zelfs 'wilt u dat Europa uiteindelijk in de plaats treedt van het Nederlandse landsbestuur?'.
Dat was duidelijk een brug te ver.
In iedere lidstaat heeft de term grondwet een andere lading. Voor sommigen is het een symbool voor democratie, voor een beteugeling van het gezag. Dat is natuurlijk ook zo. Maar elders - in ieder geval in Nederland - heeft het woord grondwet nog een heel andere connotatie. Een grondwet hoort bij een nationale staat. Een grondwet zegt iets over nationale identiteit.
Daarom de Nederlandse inzet dat een nieuw Verdrag geen grondwet is. De symboliek van een grondwet, was een belangrijke factor bij het Nederlandse 'nee'.
Er was een gevoel van verlies van controle, een vrees om eigen identiteit kwijt te raken.
Mensen willen een herkenbaar en nabij bestuur. Mensen zien een grens aan wat Europa moet doen. Mensen willen controle hebben over de zaken die we in Europa gezamenlijk hebben te doen.
Uiteraard speelden er meer overwegingen voor mensen om ´nee´ te stemmen. Sommigen vonden dat Europa te veel regels maakt, of teveel dingen doet die we beter nationaal kunnen regelen. Anderen vinden het Brusselse bestuur te ondoorzichtig. Ook zorgen over de Nederlandse financiële bijdrage speelden een rol. En mensen hadden te weinig zicht op de concrete toegevoegde waarde van de Europese samenwerking.
Voor een deel zijn deze vraagstukken op te lossen in een nieuw Verdrag. Voor een ander deel, moeten we ons van deze zorgen - die bij heel veel burgers in de Unie leven - bewust zijn bij onze dagelijkse beleidsbeslissingen. Daar hebben we de afgelopen twee jaar al een goed begin mee gemaakt. Subsidiariteit en minder regelgeving staan bovenaan de agenda, ook in Brussel. Er is meer transparantie. Er is een begroting, die ons tot 2013 in staat stelt te doen wat we moeten doen. En we stellen de juiste beleidsprioriteiten, zoals klimaatverandering en energiebeleid.
Dat is de verdienste van uw parlement, van de voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso en van de voorzitters van de Europese Raad, achtereenvolgens Tony Blair, Wolfgang Schüssel, Matti Vanhanen en nu Angela Merkel. Het toont dat Europa bereid is prioriteit te geven aan de zaken die de burger bezighouden.
Voordat ik inga op de zaken die Nederland nastreeft in een nieuw Verdrag, wil ik iets benadrukken. In vier lidstaten werd een referendum gehouden. Twee maal werd het 'nee', tweemaal werd het 'ja'. In totaal zeiden achttien lidstaten via hun eigen democratische procedures 'ja' tegen het Grondwettelijk Verdrag. In uw parlement was brede steun voor het Grondwettelijk Verdrag. Wij kunnen en willen daar niet omheen. Maar ik hoop dat we ons zullen concentreren op de gezamenlijkheid. Op de overeenkomsten, niet op de verschillen.
Het Nederlandse kabinet wil constructief een gezamenlijke oplossing nastreven. Dat is met het oog op de toekomst van Europa ook hard nodig. De punten waar Nederland zich op richt, zijn rechtstreeks gericht op de zorgen van de burgers die de afgelopen twee jaar naar boven kwamen.. Niet meer, maar ook niet minder. Dat is ook nodig voor het draagvlak voor ratificatie van de het nieuwe Verdrag.
In dat licht denk ik dat er, afgezien van specifieke wensen van instellingen en lidstaten, twee grote gezamenlijke ambities zijn bij het nieuwe Verdrag:
In de eerste plaats willen we het democratisch functioneren van Europa verbeteren.
In de tweede plaats willen we de slagvaardigheid van Europa vergroten.
Europa's uitdaging is steeds geweest om de instellingen zo in te richten dat aan beide, soms tegenstrijdige doelstellingen, zo goed mogelijke recht wordt gedaan. Het institutionele evenwicht dat de Conventie en de vorige IGC uitwerkten, biedt verbeteringen. Zowel van het democratisch gehalte, als van de slagkracht. Nederland wil die verbeteringen behouden, mits overeenstemming daarover hand in hand kan gaan met een geloofwaardige aanpak van de zorgpunten van de burger.
Ik zal u in een viertal punten schetsen wat Nederland voor ogen staat om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
1. Voortzetting van de succesvolle methode van verdragswijziging: stap voor stap Europa beter maken, met oog voor evenwicht
Ik schetste u daarnet dat de symboliek van een grondwet een belangrijke rol speelde bij het 'nee'. Daarom pleit Nederland voor een wijzigingsverdrag, net als Amsterdam en Nice. Dat is een succesvolle voortzetting van de methode-Monnet: kleine stappen vooruit, met een concrete betekenis. Het zet de schijnwerper op de verbeteringen, op de democratische waarborgen, op de verhoging van slagvaardigheid. Zo kunnen we een positief debat hebben, en onder de schaduw van de verworpen Grondwet uitkomen. Kortom: zowel de naam, de vorm, als de inhoudelijke elementen die het beeld van een grondwet geven, verdienen heroverweging.
2. Versterking van de subsidiariteitstoets, met een belangrijke rol voor nationale parlementen
Ik kom bij mijn tweede punt. Nederland hecht zeer aan verbetering van het democratisch functioneren van de Unie. Een centrale les uit het referendum is dat Nederlanders zeker willen zijn dat ze meebeslissen. Ze willen dat hun stem in Europa wordt gehoord. De institutionele voorstellen van het Grondwettelijk Verdrag zijn een stap vooruit. Ik noem alleen al de regel dat het Europees Parlement steeds meebeslist als er in de Raad bij meerderheid wordt besloten. Maar verbeteringen zijn mogelijk. Bij de subsidiariteitstoets van Europese wetgevingsvoorstellen zouden nationale parlementen een steviger rol moeten krijgen. Als een meerderheid van de nationale parlementen een negatief oordeel velt, moet dat consequenties hebben. Meer betrokkenheid van de nationale parlementen gaat niet ten koste van het Europees Parlement. Deze toetsing vindt plaats in de allereerste fase van de besluitvorming. Een oordeel over subsidiariteit is bij uitstek iets voor nationale parlementen. Het Europees Parlement houdt zijn volledige rol in de codecisieprocedure. Er wordt geen inbreuk gemaakt op het initiatiefrecht van de Commissie. Zoals u me laatst ook zei, meneer de voorzitter, het Europees Parlement en de nationale parlementen vullen elkaar aan. Als democratische partners.
3. Slagvaardigheid vergt meerderheidsbesluitvorming, maar wel met heldere grenzen
Naast democratischer, moet en kan Europa ook slagvaardiger. Klimaatverandering, energiebeleid, terrorismebestrijding en migratie vragen een voortvarende gezamenlijke aanpak. Het Grondwettelijk Verdrag bevat belangrijke verbeteringen, met meer meerderheidsbesluitvorming. Maar we kunnen er niet omheen dat mensen bang zijn voor het opgeven van veto's. Bang zijn voor een sluipende uitbreiding van bevoegdheden. Daarom moeten we hier duidelijk zijn. Geen daadkracht zonder draagvlak. Waar nodig moeten we dus de stap naar meerderheidsbesluitvorming durven zetten. En ik ben bereid die keuzes te verdedigen. Maar alleen als de soevereiniteitsoverdracht een bewuste keuze is, omgeven door de juiste waarborgen. De bevoegdheden van de Unie moeten helder zijn begrensd. Alleen dan kunnen we de aarzelingen over het overdragen van soevereiniteit verminderen. Nederland zal op dit terrein met voorstellen komen.
Een bijzonder punt dat hiermee samenhangt, heeft ook uw parlement intensief bezig gehouden. Ik heb het over de relatie tussen de interne markt enerzijds en de bewegingsvrijheid van de lidstaten bij de vormgeving van hun publieke diensten anderzijds. Ook daar kan meer helderheid worden geschapen, zonder afbreuk te doen aan de de interne markt. Ik ben voor een sterke interne markt. Daar hebben burgers van alle lidstaten profijt van. Maar bij zaken als het pensioensysteem, de sociale zekerheid en het onderwijs willen de lidstaten de vormgeving af kunnen stemmen op de nationale situatie. Europa moet daarvoor ruimte bieden. Bijvoorbeeld door het vastleggen van een aantal criteria voor diensten van algemeen belang.
4. Uitbreidingscriteria verankeren in het Verdrag
Tot slot mijn vierde punt. Ik denk dat het goed is om de uitbreidingscriteria op te nemen in het nieuwe Verdrag. We hebben collectief de wijsheid gehad om de Unie uit breiden. Ik sta volledig achter die beslissing. Maar niemand kan er omheen dat bij de burgers ook twijfels leven over de uitbreiding. In Nederland leeft de perceptie dat de Unie haar eigen regels niet of niet voldoende serieus neemt. We hebben criteria, maar die worden in hun ogen niet strikt nageleefd. Dit tast de publieke steun voor Europa aan. Opneming van de criteria in het nieuwe Verdrag is dus geboden.
Dames en heren,
Europa is in vijftig jaar ver gekomen. De verwachtingen zijn hoog. Gezamenlijk kunnen we het voorbeeld geven bij de aanpak van de klimaatverandering, bij de strijd tegen armoede en onveiligheid in de wereld. Samen kunnen we Europa's economisch potentieel benutten in een steeds meer geïntegreerde wereldeconomie. Samen moeten we ons inspannen voor een betrouwbare aanvoer van energie en grondstoffen. Samen moeten we de mensonterende uitwassen van illegale migratie bestrijden. Daarvoor hebben we een sterke en slagvaardige Europese Unie nodig. Een Unie die het vertrouwen van zijn inwoners geniet.
Een verdrag dat de vier elementen in zich draagt die ik u zojuist schetste, zal ik in Nederland voluit verdedigen. Omdat ik geloof dat de tijd daar rijp voor is. Omdat ik groot vertrouwen heb in het voorzitterschap van Angela Merkel, en daarna José Socrates. En omdat ik geloof dat we samen de volgende stap kunnen zetten. Maar bovenal omdat dat Verdrag nodig is om samen de uitdagingen van deze tijd aan te gaan.
Ik kwam laatst de woorden van Robert Schuman, een van onze visionaire founding fathers, weer tegen. En ik werd weer getroffen door de wijsheid en juistheid ervan. In zijn verklaring van 9 mei 1950 zei hij:
"De vereniging van Europa kan niet ineens worden verwezenlijkt, noch door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht. Het verenigd Europa zal moeten worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij een feitelijke solidariteit als uitgangspunt zal moeten worden genomen".
Ik denk dat Schumans woorden nog niets aan actualiteit hebben ingeboet. En ook vandaag nog leidend kunnen zijn bij onze gezamenlijke opdracht verder te bouwen aan Europa.
Dank u wel.