Toespraak minister-president bij opening Academisch Jaar Wageningen Universiteit en Research Centrum
De toespraak is in het Engels gehouden.
Bouwen aan de toekomst met kennis, innovatie en ondernemerschap
Majesteit, Excellenties, Meneer de Commissaris van de Koningin, Meneer de burgemeester, meneer Dijkhuizen, meneer Kropff, Meneer Breukink, dames en heren,
Tijdens een bezoek aan China in 2004 had ik een ontmoeting met mijn Chinese ambtgenoot Wen Jiabao. Tijdens het werkdiner begon hij uit zichzelf enthousiast te vertellen over de Wageningen Universiteit. Hij wist precies wat er hier gebeurt en was vol lof. Ik kan u vertellen dat daar in China toen een trotse Nederlandse premier aan tafel zat.
De Wageningen Universiteit is er één met internationale allure en internationale faam. Het is mij daarom een eer en een genoegen hier vandaag het nieuwe studiejaar te mogen openen van zowel Wageningen Universiteit als van de hogeschool Van Hall Larenstein, en dat op deze gloednieuwe locatie. Ik feliciteer Wageningen UR van harte met de campus en dit mooie Forum-gebouw dat vanmiddag door Hare Majesteit de Koningin geopend worden. Maar er is meer goed nieuws. Ongeveer 30% meer eerstejaars dan vorig jaar hebben hun weg naar Wageningen gevonden. Geen enkele andere universiteit doet u dit na.
Dames en heren,
Halverwege de 19e eeuw werd Ierland getroffen door de grootste ramp uit zijn geschiedenis. De Ieren werden geconfronteerd met een periode van ernstige voedselschaarste. Jaren achter elkaar mislukte de aardappeloogst door een toen nog onbekende, maar verwoestende aardappelziekte: Phytophthora infestans. Eén miljoen mannen, vrouwen en kinderen stierven de hongerdood. Miljoenen anderen zochten noodgedwongen hun toevlucht in Noord-Amerika. The Great Famine had het land ontwricht. Woonden er in 1840 nog 8 miljoen mensen in Ierland, 60 jaar later waren dit er minder dan de helft.
In de 21e eeuw is Phytophthora nog steeds een gevreesde vijand van aardappeltelers. De ziekte kan alleen bestreden worden door veelvuldige inzet van bestrijdingsmiddelen. We hebben het dan over kostbare, milieuonvriendelijke bestrijdingsmiddelen.
Al jarenlang zijn wetenschappers wereldwijd naarstig op zoek naar een duurzame oplossing voor dit probleem. Een team van Wageningse onderzoekers heeft gezorgd voor een belangrijke doorbraak: de ontwikkeling van aardappels die resistent zijn tegen de aardappelziekte. Over zeven jaar kunnen ze op het land staan. Dit is een ongekende vooruitgang, voor People, Planet en Profit.
Het is een mooi voorbeeld van Wageningse innovatiekracht en van toekomstgeoriënteerde wetenschap; wetenschap die nauw verbonden is met de samenleving. Het viel me bij meer ideeën die ontwikkeld zijn aan deze universiteit op dat de bedenkers dichtbij hun eigen belevingswereld zijn gebleven. Wat te denken van een melkveecafé, een vlinderkroeg en een hippisch café. Studenten hoeven zich volgens mij geen zorgen te maken over de ontspanningsmogelijkheden in deze stad.
Vandaag gaat het over 'Building our future, for quality of life'. Dit thema spreekt mij aan. Het stelt de toekomst centraal, en er spreekt ambitie en vernieuwingsdrang uit. Dit zijn elementen waarvan het belang niet voldoende kan worden onderstreept, zeker in een tijd waarin steeds meer mensen de nadruk lijken te leggen op behoud van verworvenheden en zich laten leiden door angst voor het onbekende.
Graag sta ik vandaag stil bij de vraag welke elementen onontbeerlijk zijn voor de toekomst van de Nederlandse economie en maatschappij. Centraal staat de vraag met welke stenen we onze toekomst kunnen opbouwen.
Voordat ik mijn blik op de toekomst richt, wil ik een moment terugkijken. Terugkijken naar de Nederlandse geschiedenis. Waar hebben we in het verleden de toekomst op gebouwd? Waar zijn we groot mee geworden? Daarna zal ik ingaan op de huidige positie van Nederland. Hoe staan we ervoor? Waar ligt onze kracht? Wat kan er beter? Tot slot zal ik ingaan op de bouwstenen voor onze toekomst.
De kracht van het verleden
Maar eerst het verleden. In het vorig jaar verschenen boek 'Plaatsen van herinnering' (1) wordt een beeld geschetst van Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw. Toen ik het deze zomer las, viel me weer op hoeveel dynamiek, ondernemingszin en innovatief vermogen in de Gouden Eeuw in Nederland te vinden was.
Het meest in het oog springt natuurlijk de economische bloei door de zeevaart en de scheepsbouw. Nijvere Hollandse handen en handelaren bouwden ons land om tot een moderne handelsnatie met Amsterdam als bruisend middelpunt. Zonder overdrijven kunnen we stellen dat onze hoofdstad in de Gouden Eeuw het belangrijkste centrum van de wereldhandel was. Het was een plek vol werkgelegenheid, welvaart en groei.
Maar er was meer dan maritieme expansie die deze periode een gouden rand gaf. Denk bijvoorbeeld aan de wetenschappelijke vooruitgang die dankzij Nederlandse wetenschappers is geboekt.
Antoni van Leeuwenhoek die door zijn verbeteringen aan de microscoop als grondlegger van de microbiologie kan worden beschouwd.
Christiaan Huygens, wiens wetenschappelijke verdiensten veel verder gingen dan het uitvinden van het slingeruurwerk. Er is niet voor niets een ruimtesonde naar deze grote natuurkundig theoreticus vernoemd.
Herman Boerhaave, de medicus en botanicus die belangrijke vernieuwingen in het wetenschappelijke medische onderwijs heeft geïntroduceerd.
En niet te vergeten Hugo de Groot. Door zijn baanbrekende werk op het gebied van de rechtswetenschap heeft hij de basis gelegd van het moderne internationale recht.
Een ander mooi voorbeeld van vooruitgang en innovatie is onze molenbouw, energiebron avant la lettre. De historicus Jan Luiten van Zanden omschreef deze als een "hightech industrie waar de ene vernieuwing over de ander buitelde"(2). Molens zorgden ervoor dat Nederlanders konden doen waar we wereldwijd beroemd mee zijn geworden: het inpolderen van land ofwel het creëren van land. De Italiaanse schrijver Edmondo de Amicis schreef er in 1874 het volgende over: "Nederland is een verovering van de mensen op de zee; het is een kunstmatig, een 'gemaakt' land. De Nederlanders hebben het gemaakt - het bestaat omdat de Nederlanders het bewaren, het zou verdwijnen als de Nederlanders het verlieten." (3)
Een fraai staaltje land maken is de inpoldering in 1612 van de Beemster, een meer in Noord-Holland. Op dit nieuwe land ontsproot een andere parel van de Gouden Eeuw: een relatief moderne en marktgerichte landbouwsector. De Nederlandse landbouwer speelde met hoogwaardige producten in op de grote stedelijke markt. Dat was een noviteit in een periode waarin landbouwbedrijven vooral gericht waren op zelfvoorziening. Ook professor Bernhard Slicher van Bath - op deze plek geen onbekende - stond er in zijn standaardwerk 'De agrarische geschiedenis van West-Europa' bij stil.
De landbouwsector ging in de eeuwen daarna een steeds belangrijkere rol spelen in de Nederlandse economie. Toen in de achttiende eeuw onder meer door behoudzucht en gebrek aan ondernemingszin de groei van de stedelijke economie tot stilstand was gekomen, werd de landbouw een belangrijke steunpilaar onder de Nederlandse economie. En dat is zo gebleven. Jan Luiten van Zanden spreekt zelfs van de paradox dat een bloeiende landbouw een van de meest kenmerkende onderdelen is van de erfenis van de 'stedelijke' Gouden Eeuw. (4)
Het laaggelegen Nederland is - letterlijk en figuurlijk - groot geworden door de strijd tegen het water. Een strijd die al eeuwen aan de gang is en ook vandaag de dag nog voortduurt.
Deze strijd heeft ons een ongeëvenaarde expertise op waterbouwkundig gebied gebracht. Al sinds de 17e eeuw wordt in het buitenland gretig gebruik gemaakt van deze kennis.
De Amerikaanse overheid noemt in een rapport dat verscheen nadat New Orleans werd getroffen door de orkaan Katrina de Dutch Approach "de gouden standaard voor stormrisico-reductie".
Daarom zijn de Nederlandse bedrijven Royal Haskoning, Arcadis en Fugro actief in New Orleans. Maar we zien Nederlandse topondernemingen ook optreden in andere landen: Van Oord is betrokken bij een miljardenproject in de Verenigde Arabische Emiraten. En ingenieurs van DHV gaan aan de slag bij de uitbreiding van het Panama-kanaal.
En zo zijn er meer ondernemende Nederlanders te noemen die uitblinken: Anton Philips, Freddy Heineken, Albert Heijn, Hub van Doorne, de familie Fentener van Vlissingen en - meer recent - Joop van den Ende. Allemaal mensen die met doorzettingsvermogen, lef en hard werken een bedrijf van wereldfaam uit de Nederlandse klei hebben opgebouwd.
De hedendaagse positie van Nederland
Dames en heren,
Ik ben aanbeland bij het heden. Hoe staat Nederland er anno 2007 voor? Goed, zo blijkt uit diverse indicatoren. Er is veel om trots op te zijn.
Onze economie draait goed. Het vertrouwen van Nederlandse consumenten en ondernemers in ons economisch klimaat is hoog. De werkloosheid daalt. Ook in internationale vergelijkingen doen we het goed met een negende plaats op de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum en een achtste positie op de IMD World Competitiveness Scoreboard. Maar we zouden geen genoegen moeten nemen met deze positionering. We zouden moeten streven naar een vijfde plaats van de Global Competitiveness Index. Er zijn namelijk tal van ontwikkelingen die deze ambitie rechtvaardigen.
Rond Amsterdam bruist het van de ideeën in de creatieve industrie. Nederland excelleert op diverse terreinen. Ik noemde al het waterbeheer. Maar ook onze agrosector kan zich meten met de besten. Nederland is na de Verenigde Staten de tweede agrarische exporteur van de wereld. We zijn de grootste exporteur van bloemen. Brainport Eindhoven is een innovatieve technologische hightech-regio die zich kan meten met de wereldtop. Denk bijvoorbeeld alleen al aan ASML, de belangrijkste toeleverancier voor 80% van de grote chipproducenten. En in dit rijtje mag natuurlijk ook de regio Wageningen niet ontbreken die zich als Food Valley op het gebied van Flowers en Food een prominente internationale positie heeft verworven.
Kortom: het gaat goed met Nederland. Maar in deze globaliserende wereld is goed niet voldoende. Je moet de beste willen zijn.
Onlangs viel in een Nederlandse krant de volgende kop te lezen: "Niveau universiteiten overschat". (5) Nu weet ik uit ervaring dat krantenkoppen soms meer kunnen suggereren dan met feiten kan worden onderbouwd. Maar deze krantenkop dekte de lading goed.
Karl Dittrich, voorzitter van de NVAO - de organisatie die in Nederland en Vlaanderen de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt - uitte zijn zorgen over het niveau van het Nederlandse universitaire onderwijs. Van twintig procent van de bacheloropleidingen is de basiskwaliteit in het geding door gebrek aan diepgang, te weinig studie-uren, ongemotiveerde studenten en te weinig docenten.
Zijn waarneming wordt bevestigd door het Centraal Planbureau in hun recente rapport "Excellence for productivity?' (6) Het Nederlandse hoger onderwijs scoort internationaal gezien niet goed. Ook blijkt dat het aandeel hoger opgeleiden in Nederland lager is dan dat in een aantal andere rijke landen.
Een ander bureau, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft onlangs het Nederlandse ondernemingsklimaat onder de loep genomen. (7) Het bureau laat zien dat Nederland internationaal gezien ook op de terreinen innovatie en ondernemerschap achterblijft.
Volgens het CBS scoort Nederland gemiddeld tot laag op het gebied van innovatie. Het percentage technologisch innovatieve bedrijven is de laatste jaren gedaald. 42% van de bedrijven in de Nederlandse industrie is innovatief te noemen. Ter vergelijking: in Duitsland is dat 74%.
Minstens zo zorgwekkend is dat vernieuwing van bedrijven sterk achterblijft: Nederland heeft slechts 8% snelgroeiende bedrijven, in Italië bijvoorbeeld is dat ruim 26%. En weinig snelle groeiers behoren tot de mondiale wereldtop in hun markt: in de Verenigde Staten zijn veel van de grootste bedrijven als Ebay, Google en Amgen in de jaren tachtig en negentig ontstaan, terwijl in Nederland met uitzondering van een paar bedrijven als TomTom de meeste Nederlandse grote bedrijven vele tientallen jaren oud zijn.
De uitgaven van bedrijven aan research en development zijn in Nederland met 1% van het nationale inkomen ook relatief laag. En hoewel bedrijfsleven en kennisinstellingen veel octrooien aanvragen, blijft het omzetaandeel dat behaald wordt met innovatieve producten internationaal gezien weer achter.
Ook op het gebied van ondernemerschap lopen Nederlanders niet voorop. We benutten de kansen die markten en nieuw ontwikkelde kennis bieden onvoldoende. Het ontbreekt ons aan ondernemingszin. Alle startende en goed draaiende ondernemingen ten spijt, de dynamiek van bedrijven is in veel landen groter dan in Nederland.
De bouwstenen voor de toekomst
Dames en heren,
Met deze analyse van de huidige positie van Nederland ben ik aanbeland bij het derde en laatste deel van mijn betoog. Het antwoord op de vraag welke bouwstenen in mijn ogen cruciaal zijn voor de toekomst van de Nederlandse economie en maatschappij.
Onze huidige welvaartspeil is niet vanzelfsprekend. Vele handen hebben het door de eeuwen heen met vallen en opstaan opgebouwd. Er zullen vele handen én hoofden voor nodig zijn om het te behouden - en verder uit te bouwen. We zullen de kansen die er zijn moeten grijpen en alert moeten inspelen op nieuwe situaties. Wereldwijde ontwikkelingen vinden in een duizelingwekkend tempo plaats. We zien dat in China en India. Om de aansluiting niet te verliezen is voortdurende vernieuwing nodig. Ambitie is nodig om een toppositie in te willen nemen.
Daar komt nog iets bij. Nederland vergrijst. Dat we steeds ouder worden, is natuurlijk geweldig. Maar daar hangt wel een fors prijskaartje aan. De zorgkosten zullen verder toenemen. Minder werknemers zullen in de toekomst de economische motor draaiende houden. In het verleden behaalden we onze economische groei vooral door loonmatiging en grotere participatie. Dat model biedt onvoldoende soelaas voor de toekomst. Eenvoudigweg omdat die bron opdroogt en er geen extra handen meer zijn om het werk te doen. We zullen het dus over een andere boeg moeten gooien om ons welvaartsniveau te behouden en verder uit te bouwen. Het is absoluut noodzakelijk onze arbeidsproductiviteit te verhogen. Er zal slimmer gewerkt moeten worden.
Bij het vergroten van de arbeidsproductiviteit is een belangrijke rol weggelegd voor drie factoren: kennis, innovatie en ondernemerschap. In mijn ogen zijn dit de drie bouwstenen die we nodig hebben voor de toekomst.
Zoals ik eerder aangaf, zijn deze bouwstenen op dit moment onvoldoende sterk om als fundament onder de toekomstige welvaart te kunnen fungeren. Onvoldoende om Nederland ondernemender, innovatiever en concurrerender te maken.
Hoogopgeleid personeel is van levensbelang voor het realiseren van economische groei. In de dynamische kenniseconomie die Nederland wil worden, zal de vraag naar hoger opgeleiden toenemen. Tegen die achtergrond is het zorgelijk dat twee op de drie Nederlandse studenten geen moeite doet om een hoog cijfer te halen (8). Tijdens een ontmoeting met Nederlandse topondernemers vorige week in het Catshuis zei één van hen: "In Nederland heerst er een mentaliteit van: met een 5,4 kom ik er net. Studenten in andere landen zijn veel competitiever. Werken hard om met 'high honours' te kunnen afstuderen."
Het is van vitaal belang dat meer mensen een opleiding in het hoger onderwijs beginnen én afronden. Excellentie behoort te worden bevorderd. Excellentie in het onderwijs en in het wetenschappelijk onderzoek. Daarom krijgen talentvolle, ambitieuze studenten met behulp van beurzen of extra studiefinanciering de mogelijkheid toponderwijs te volgen. Daarom wordt ervoor gezorgd dat de beschikbare onderzoeksgelden terechtkomen bij de beste onderzoekers. Daarom worden onderzoekers bij universiteiten en publieke kennisinstellingen in staat gesteld zich een groter deel van de opbrengsten van intellectueel eigendom toe te eigenen. Eén van de belemmeringen is dat onderzoekers zélf onvoldoende meeprofiteren van de commerciële opbrengsten van hun eigen idee. Daar zal verandering in komen.
Alle inspanningen van de overheid ten spijt, zonder de inspanningen van de sector zelf komen we geen stap verder. We zullen het samen moeten doen. De overheid kan excellentie niet afdwingen, hooguit aanmoedigen. Excellentie is eerst en vooral een zaak van studenten, scholen en universiteiten zelf.
Waarom genoegen nemen met een zesje? Waarom middelmatigheid tot deugd verheffen? Waarom kunnen niet meer Nederlandse studenten cum laude afstuderen? Waarom staan Nederlandse universiteiten niet hoger op internationale ranglijsten? Ik was blij in het strategisch plan van Wageningen Universiteit en Researchcentrum te lezen dat u zich wilt ontwikkelen tot dé Europese kennisinstelling op het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Dat is de spirit! Daar komen we verder mee! En dat u op de goede weg bent, bewijst wel het feit dat studenten uit 107 verschillende landen deze universiteit hebben uitgekozen voor hun vorming.
Dames en heren,
Slimmer werken is dus een noodzaak om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te kunnen bieden. Zonder innovatie lukt dat niet. Innovatie is een interactief spel met diverse spelers: kennisinstituten, bedrijven, consumenten en de overheid. Versterken van het innovatieve vermogen van Nederland zal voor alle betrokkenen een speerpunt moeten zijn. We zullen ons moeten concentreren op de sectoren waar we in uitblinken: energie, agrosector, water, nanotechnologie. Kennis en innovatie zullen beter aan elkaar gekoppeld moeten worden. En innovatie moet gestimuleerd worden daar waar het meeste rendement te behalen is: het midden- en kleinbedrijf. Deze sector is een belangrijke motor achter economische groei. Laten we ervoor zorgen dat kleine en middelgrote bedrijven zonder al te veel belemmeringen kunnen doen waar ze goed in zijn: ondernemen en vernieuwen. De innovatievouchers waarmee ondernemers kennis kunnen inkopen bij instellingen, blijken een goed middel om innovatie en vernieuwing te bevorderen.
Innovatie is meer dan wetenschap en hoger onderwijs alleen. Laten we vooral de belangrijke rol van het beroepsonderwijs niet vergeten. En die van ondernemers. Veel innovatie ontstaat immers in de praktijk. Zo was het in de Gouden Eeuw, en zo kan het ook nu gaan. De Friese ondernemer Wigle Vriesinga laat dat zien.
Zijn bedrijf Carbo Holland verkoopt koolstof. Toegevoegd aan het veevoer zorgt zijn product ervoor dat de koeien meer melk geven en hun mest minder schadelijke stoffen bevat. Bijkomend voordeel is dat de mest van deze koeien in een biogasinstallatie 10% meer energie lijkt op te leveren. Ik zeg bewust 'lijkt'. Want wetenschappelijk onderbouwd is het allemaal niet. Maar daar komt verandering in. Vriesinga krijgt binnenkort medewerkers en studenten van Van Hall Larenstein, onderdeel van Wageningen UR, over de vloer. Zij gaan onderzoeken of het toevoegen van koolstof aan het menu van koeien meer energierendement kan opleveren.
Vriesinga is een ondernemer pur sang. Hij zegt zelf: "Ik ben handelaar en heb één doelstelling: zo veel mogelijk verkopen. Wetenschappelijk onderlegd ben ik niet, wel nieuwsgierig."
Zoveel mogelijk willen verkopen en nieuwsgierigheid; het is een prima basis voor een goede ondernemer. En het is ook een prima mentaliteit om vooruitgang te boeken en dynamiek te genereren.
Ik mis dat teveel in Nederland. En dat is jammer. Want we zijn tot zoveel in staat.
We hebben zoveel kennis en ervaring.
We hebben zoveel talent en creativiteit.
We hebben zoveel innovatief vermogen en nieuwsgierigheid.
Kennis, innovatie en ondernemerschap zijn de stenen waarmee we onze toekomst kunnen opbouwen. Maar met stenen alleen kun je niets bouwen. Voor een stevig bouwwerk is cement nodig. Het cement voor ons bouwwerk is ambitie.
De ambitie om hard te werken.
De ambitie om te vernieuwen.
De ambitie om te excelleren.
We zullen daarvoor de mentaliteit van middelmatigheid achter ons moeten laten en het ondernemersbloed sneller door onze aderen moeten laten stromen. Harold Goddijn, de CEO van TomTom, zei me vorige week: "Vaak hebben Nederlandse ondernemers onvoldoende 'drive' om als bedrijf te willen groeien." Dat is natuurlijk zonde. En onnodig. Want we kunnen het wel. Dat hebben de ontwikkelingen in de Gouden Eeuw wel laten zien. Topondernemers als Philips, Heineken en Van Oord hebben dat wel bewezen.
Daarom moeten er goede condities voor ondernemerschap zijn. Goede condities voor bestaande ondernemers én nieuwkomers. Nieuwe bedrijven dagen bestaande organisaties uit ook te innoveren. Nieuwe bedrijven zorgen voor dynamiek. Dynamiek die hard nodig is voor economische groei. Dynamiek die kan worden aangewakkerd door het wegnemen van bureaucratie en verstikkende regels. Dynamiek die kan worden versterkt door lagere drempels voor het starten van een bedrijf. Daarom moeten leerlingen en studenten gedurende hun opleiding in aanraking komen met ondernemerschap.
Hier in Wageningen heeft u dat goed begrepen. Op allerlei manieren probeert u hier ondernemerschap te stimuleren en kennis en business te koppelen. En met succes.
Onlangs heeft het blad FEM Business een ranglijst gepubliceerd van de 25 meest briljante techbedrijven van dit moment. Twee daarvan hadden Wageningse wortels. Zowel Calendula Oil als NSure is tot stand gekomen door financiële ondersteuning van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Beide bedrijven hebben veel potentie. Hopelijk kunnen ze die waarmaken met een goede mix van ondernemingsgeest, vernieuwingsdrang en ambitie.
Daan van Doorn, bestuursvoorzitter van voedingsbedrijf VION die eerder dit jaar de ondernemersprijs van het Wageningen Universiteit Fonds kreeg, geeft aan waarom dat zo belangrijk is: "We hebben namelijk ondernemers nodig om de wereld verder te krijgen."
Wageningen UR heeft een roemrijk verleden en een veelbelovende toekomst.
Ik wens u allen een inspirerend, innovatief en ondernemend nieuw jaar toe.
Dank u wel.
[1] Maarten Prak (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, 2006
[2] Jan Luiten van Zanden, 'De Beemster. Een voorbeeldige inpoldering', in: Maarten Prak (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, 2006, p. 111-119
[3] Edmondo de Amicis, Nederland en zijn bewoners, oorspronkelijke Nederlandse vertaling Leiden, 1876
[4] Jan Luiten van Zanden, 'De Beemster. Een voorbeeldige inpoldering', in: Maarten Prak (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, 2006, p. 111-119
[5] De Volkskrant, Niveau universiteiten overschat, 27 augustus 2007
[6] Centraal Planbureau, Excellence for productivity?, juni 2007
[7] Centraal Bureau voor de Statistiek, Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers 2007, juli 2007
[8] Vereniging van Universiteiten VSNU, WO-Monitor 2004 en 2005. VSNU-kengetallen, Analyse en Interpretatie, juni 2007