Belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten 1992; Dividendbelasting; Bijzondere regelingen
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied Internationaal belastingrecht
Besluit van 4 december 2008, nr. CPP2008/2319M, Stcrt. nr. 244
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
In dit besluit wordt het besluit van 8 december 1998, nr. IFZ 98/1354M inzake de bijzondere regeling voor de dividendbelasting onder het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992 ingetrokken.
1. Inleiding
In het besluit van 8 december 1998, nr. IFZ 98/1354M, is meegedeeld dat in Nederland gevestigde vennootschappen in aanmerking kunnen komen voor een bijzondere regeling onder het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992. Deze bijzondere regeling voorziet erin dat Amerikaanse aandeelhouders van Nederlandse vennootschappen op een administratief eenvoudige wijze hun recht op vermindering van Nederlandse dividendbelasting kunnen realiseren. Op het moment waarop deze regeling werd ingevoerd, bedroeg het tarief van de dividendbelasting 25%. Bij de inwerkingtreding van de Wet werken aan winst (Wet van 30 november 2006, Stb. 2006, 631) is het tarief van de dividendbelasting verlaagd naar 15%. Dit is aanleiding geweest de bijzondere regeling te heroverwegen.
2. Belang van de bijzondere regelingen na 1 januari 2007
De bijzondere regelingen zijn van toepassing op in de Verenigde Staten wonende genieters van portfoliodividend. In het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992 is in artikel 10, tweede lid, onderdeel b bepaald dat Nederland bij portfoliodividend 15% belasting mag heffen. Het nationale tarief van de dividendbelasting is per 1 januari 2007 verlaagd naar 15%. Hiermee zijn deze tarieven gelijk geworden en bestaat er voor een aanzienlijke groep inwoners van de Verenigde Staten geen recht meer op vermindering van de ingehouden Nederlandse dividendbelasting. Het belang van de bijzondere regelingen is voor deze groep inwoners van de Verenigde Staten dan ook vervallen.
Pensioenfondsen als bedoeld in artikel 35 van het belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten zijn onder voorwaarden vrijgesteld van dividendbelasting. Deze vrijstelling van pensioenfondsen wordt in veel gevallen gerealiseerd met een bijzondere regeling. Deze vrijstelling kan echter ook worden gerealiseerd door middel van de vrijstellingsmethode zoals beschreven in de Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2007 belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten van Amerika 1992 (Regeling van 22 oktober 2007, nr. CPP 2007/1566M, Stcrt.nr. 213). Met de vrijstellingsmethode is de situatie voor de pensioenfondsen dus hetzelfde als onder de bijzondere regeling, namelijk een uitkering van dividend waarop geen dividendbelasting is ingehouden.
Verder kunnen de pensioenfondsen onder de regeling van 22 oktober 2007 gebruik maken van de teruggaafmethode, indien geen gebruik is gemaakt van de vrijstellingsmethode bij de uitbetaling. Hierbij bestaat de mogelijkheid om onder voorwaarden een verzoek om teruggaaf via een snelle en eenvoudige (elektronische) procedure in te dienen. Deze regeling is opgenomen in onderdeel 3 van het besluit van 18 juli 2008, nr. CPP 2008/1527M, Stcrt.nr. 146.
Vanwege het vooraanstaande bestaat er niet langer aanleiding om de bijzondere regelingen in stand te houden. Er zullen dan ook geen nieuwe bijzondere regelingen meer worden verleend en de bestaande bijzondere regelingen worden opgezegd.
3. Ingetrokken regeling
Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
Besluit van 8 december 1998, nr. IFZ 98/1354M.
4. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 4 december 2008.
De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
De directeur-generaal Belastingdienst,
drs. M.A. Ruys.