Dag van de zorg
De werknemers in de zorg maken het verschil; niet de overheid. Het gaat om toewijding. De overheid kan alleen maar randvoorwaarden scheppen, zei minister Klink op de Dag van de Zorg bij het kerstconcert van de Telegraaf. ,,We kunnen trots zijn op de vaak ook jonge mannen en vrouwen die de kwetsbaarste mensen in onze samenleving dagelijks helpen.’’
Dames en heren,
Graag heb ik gebruik gemaakt van de uitnodiging van de Telegraaf om hier vandaag te zijn. Op deze dag van de zorg. Het is een goed initiatief. Ik ben nu zo’n twee jaar minister en als mij één ding opvalt is het wel de enorme persoonlijke inzet van mensen die in de zorg werken.
Onlangs was ik in de Verenigde Staten op een internationale conferentie over de kwaliteit van de zorg. Nederland was, zo bleek daar, opnieuw het best scorende land als het gaat om de gezondheidszorg. Veel landen, en zeker ook de VS, kijken naar onze zorg, naar de manier waarop wij het hebben ingericht. Maar bij al die lof geldt: uiteindelijk maken de werkers in de zorg het verschil. U en niet de staat maakt het verschil. Zonder toewijding kunnen wij niet. De overheid kan alleen maar de randvoorwaarden scheppen. Daarover straks nog iets meer.
Het is vandaag een Kerstbijeenkomst. Voor iemand met mijn achtergrond is het dan verleidelijk om in te gaan op Kerstmis. Ik doe dat ook, maar niet uit een soort bekeringsijver, maar om aan te geven wat het betekent als de patiënt en de zorgverlener centraal staan. Om te laten zien dat regels en systemen ondergeschikt moeten zijn aan die zorg en toewijding.
Toen zo’n tweeduizend jaar geleden in het zwaar religieuze Israël Jezus en enkele volgelingen op de sabbat een zieke man tegenkwamen met een verdorde en dus lamme hand genas hij die. Vaak zie je dat er dan staat dat Hij met ontferming was bewogen. Beetje ouderwetse term die in feite een combinatie van toewijding en vereenzelviging inhoudt. Hij genas de man. Dat was tegen het zere been van de elite uit die tijd. Schande dat hij niet bij wijze van spreken tot maandag wacht. Waarom nu op de dag dat je niet mag werken? Het antwoord in dit soort gevallen is volstrekt helder. Regels worden hier ondergeschikt gemaakt aan toewijding en goede zorg. ,,Het is toegestaan op de sabbat goed te doen.”
Een andere les die uit onze traditie valt te halen, is dat dit goed doen zich tot alle mensen uitstrekt. Toen alweer zo’n tweeduizend jaar geleden een dame uit een buurland naar Jezus kwam en Hem vroeg om haar dochter te redden, zei Hij aanvankelijk dat Hij uit Israël kwam en daar moest helpen. De vrouw drong aan en uiteindelijk hielp Hij haar. Hier werd het wat wij tegenwoordig tribalisme noemen doorbroken. Hulpverleners maken geen onderscheid tussen mensen met een verschillende afkomst, of tussen mensen met een verschillende status, beurs of machtspositie. Uiteindelijk telt ieder mens. Die houding kenmerkt onze werkers in de zorg. Daarom maakt ú het verschil.
We kunnen trots zijn op de vaak ook jonge mannen en vrouwen die de kwetsbaarste mensen in onze samenleving dagelijks helpen. Het was ook voor mij aangrijpend om te zien wat een goed woord, wat vriendelijkheid en belangstelling, vriendschappelijkheid en meeleven voor effecten oproept bij mensen die in angst zitten over de toekomst. Wat het doet met mensen die langdurig verzorgd moeten worden en dagelijks in een verpleeghuis zijn. Wat het doet, zelfs met mensen die zich nauwelijks meer bewust zijn van hun eigen bestaan. Die zorgverlening inspireert zieke en bezorgde mensen. Die zorgverlening inspireert om te kiezen voor zorgverlening als beroep. Die zorgverlening inspireert maar vraagt ook veel van de werkers in de zorg. De emoties die met pijn en moeite, met vreugde en verdriet soms rond leven en dood gepaard gaan: daar moeten de werkers in de zorg ook zelf mee omgaan en een plaats geven. Daarom is het een mooi en dankbaar beroep, maar ook een zwaar beroep.
Mensen in de politiek moeten werkers in de zorg daartoe in staat stellen. Dat is een plicht aan onze kant. Ook voor ons geldt dat regels goede zorg niet in de weg moeten staan. Ook voor ons geldt dat u iedereen goede zorg moet kunnen geven, ongeacht status en afkomst.
Neemt u van mij aan dat de staatssecretaris en ik ook voortdurend met dat oog naar de zorg kijken. Het is om die reden dat ik heb gesproken over een tweede revolutie in de zorg. In voorgaande jaren is het verzekeringsstelsel gemoderniseerd. Het is zo opgezet dat zorg ongeacht je inkomen of positie voor iedereen beschikbaar is. Dat is belangrijk. Maar de inrichting van de zorg, het zorgstelsel, staat nu nog te veel goede, samenhangende zorg in de weg.
Met name voor chronisch zieken is die samenhang van belang. Zij moeten goede zorg dichtbij huis kunnen ontvangen. Goed in die zin dat verpleegkundigen, huisartsen, fysiotherapeuten en specialisten hun werk gezamenlijk afstemmen op de behoeften van de patiënt. Maatwerk dus. Veel huisartsen en verpleegkundigen werken daaraan. Dat geldt ook voor specialisten. Maar de randvoorwaarden, de regels werken er niet aan mee. Onze bekostiging beloont nog te veel versnipperde zorg. Patiënten kunnen er nog steeds niet van op aan dat behandelende artsen alle informatie hebben die nodig is voor goede zorg, bijvoorbeeld over medicijngebruik. Er zijn kwaliteitsverschillen, maar patiënten kennen die niet. Dat willen de staatssecretaris en ik veranderen. Om u beter in staat te stellen goede zorg te leveren.
Gisteren was ik bij de Diabetes Vereniging Nederland. De bevlogen voorzitter, de heer Van der Velden, en de voorzitter van het Nederlands Diabetes Fonds, de heer Van Schilfgaarden, ondersteunen die aanpak omdat zij vanuit hun patiënten denken. Zij vragen om andere regels rond de manier waarop wij de zorg betalen. Weg met de versnippering is de boodschap. Richt het EPD vooral in voor chronisch zieken en maak daar haast mee. Zij hebben er het meeste baat bij: de diabetespatiënten, de mensen met hartfalen en COPD. Ik zal aan die oproep gehoor geven en de komende jaren, ook rond het EPD, het accent leggen op de chronisch zieken. Want inderdaad: zij hebben het meeste baat bij samenhangende zorg, waarin de internist weet wat de huisarts deed en deze weet wat de fysiotherapeut aan het doen is. Extra aandacht en prioriteit dus voor deze patiënten. Dat is wat ik noemde een tweede revolutie in de zorg. Het gaat dan eens een keer niet om een verandering die van boven af wordt opgelegd, maar om een verandering die van onderaf aan ons wordt gevraagd! De regels moeten ondergeschikt en dienstbaar zijn aan de werkers in de zorg. Want om de patiënt en om de zorgverleners moet het in de zorg draaien. De zorgverleners maken het verschil! En zij moeten meer en meer de spil van de gezondheidszorg zijn.
Daartoe heb ik ook een aantal maatregelen genomen. Er gaat extra geld naar het stagefonds, dat grotendeels is bedoeld voor verpleegkundigen. Dat geld gaat naar zorginstellingen, zodat er meer stageplekken komen en betere inhoudelijke begeleiding en ondersteuning kan worden gegeven. Er komt een gratis hepatitis vaccinatie voor verpleegkundigen in opleiding. Dat scheelt iedere student 130 euro, een bedrag dat eerder wel zelf moesten betalen. Ik vind het ook belangrijk dat verpleegkundigen in het project patiëntveiligheid een volwaardige rol krijgen. Ook daarvoor heb ik extra geld uitgetrokken.
Tenslotte wil ik ervoor zorgen dat de status en de opleiding van verpleegkundigen wordt uitgebreid en wordt verbeterd. Ik sta aan de vooravond om mijn goedkeuring te geven aan de regeling verpleegkundig specialist. Dat betekent dat studenten verpleegkunde zich straks kunnen specialiseren. Ze krijgen dan meer bevoegdheden en ze mogen meer verrichtingen zelfstandig uitvoeren. Als het aan mij ligt, mogen verpleegkundigen straks ook zelfstandig medicijnen voorschrijven. Dit zorgt niet alleen voor extra loopbaanmogelijkheden voor verpleegkundigen, maar zal ook het beroep aantrekkelijker maken. Het is daarmee dus een belangrijke maatregel in de strijd tegen het tekort aan arbeidskrachten in de zorg.