Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over de financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2895623
Datum 8 december 2008
Betreft Kamervragen
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het kamerlid Koser Kaya over de financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist (2080905470).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Koser Kaya over de financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist.
(2080905470)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de nieuwe financieringsstructuur voor de opleiding van arts in opleiding tot specialist (AIOS) inflexibel en inefficiënt is? 1)
Antwoord 1
Allereerst verwijs ik naar mijn antwoorden van 27 oktober 2008 op de op 7 oktober 2008 ingezonden kamervragen van het lid Zijlstra over regelgeving rond het ‘opleidingsfonds’. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 van die antwoorden is de essentie van de subsidieregeling het verdelen van een aantal door mij beschikbaar gestelde opleidingsplaatsen. Ik streef er naar om de plaatsen op basis van heldere (kwaliteits-)criteria te verdelen, uitgaande van gelijke kansen voor alle instellingen. Als de plaatsen zijn verdeeld betracht ik terughoudendheid met het honoreren van tussentijdse mutatieverzoeken ten opzichte van de subsidieverlening gedurende het subsidiejaar. De bekostiging via het opleidingsfonds is ontwikkeld om marktverstorende effecten voor opleidingsinstellingen weg te nemen. Zij zouden immers hogere DBC-tarieven in rekening moeten brengen als gevolg van opleiden. We moeten evenwel niet naar de andere kant doorslaan, namelijk dat een ziekenhuis met gesubsidieerde assistenten in opleiding in een gunstigere positie komt ten opzichte van instellingen die niet opleiden. Mutatieverzoeken die ook maar enigszins te maken lijken te hebben met bedrijfsvoering, het opvangen van diensten of financiën worden daarom niet gehonoreerd.
Voor de bekostiging van ouderejaars AIOS volg ik simpelweg het opleidingsschema dat door AIOS en opleiders wordt opgesteld. Dit betreft circa 80% van de toe te wijzen plaatsen. Ik verwacht dat AIOS en opleiders dat schema weloverwogen opstellen, gezien de hoge maatschappelijke kosten die gepaard gaan met opleidingen van medische specialisten. Een dergelijk zorgvuldig opgesteld schema kan in het huidige systeem jaarlijks worden gewijzigd en meer frequente wijzigingen zouden meer uitzondering dan regel moeten zijn (zie ook het antwoord op vraag 2).
Tegen bovenstaande achtergrond merk ik specifiek naar aanleiding van het artikel waarnaar wordt verwezen het volgende op.
- Het opleidingsfonds is niet bedoeld om (tijdelijke of langdurige) reguliere zorgproductie van een instelling of maatschap te vervullen. Daarvoor moeten maatregelen worden genomen in de bedrijfsvoering.
- Gelet op het beschikbaar aantal opleidingsplaatsen en de meerjarige duur van de
opleidingen ligt het voor de hand gewenste mutaties in het totaal aantal AIOS via de jaarlijks instroom te beïnvloeden. Op basis van adviezen van het Capaciteitsorgaan wordt periodiek de instroom per specialisme vastgesteld die jaarlijks kan beginnen met de opleiding. In deze ramingen wordt uitgegaan van eventuele uitval van AIOS, om welke reden dan ook. Om 100 specialisten op te leiden laat ik bij een uitval van bijvoorbeeld 10% dan ook 111 AIOS instromen.
Voor de vervanging van bijvoorbeeld tijdelijk uitval bij zwangerschapsverlof, zie ik geen andere aanleiding dan bedrijfsvoering om de AIOS te vervangen met een nieuwe AIOS. Dat acht ik om twee redenen niet wenselijk. Ten eerste is in de opleidingssituatie de zorgproductie niet het primaire doel en zou derhalve vervanging van de kandidaat niet aan de orde moeten zijn. De kandidate zal overigens na de zwangerschapsverlofperiode weer de opleiding kunnen voortzetten. Ten tweede zou vervanging leiden tot structurele verhoging van het aantal kandidaten in opleiding nadat de zwangerschapsverlofperiode van bedoelde kandidate is afgelopen en zij de opleiding weer voortzet.
– Als opleiders dan wel instellingen er voor kiezen om meer AIOS te laten beginnen met de opleiding dan door mij is beschikt, dan kan dat, maar de consequenties zijn dan wel voor de instelling of opleider.
Ten slotte verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 wat betreft het verdelen van de opleidingsplaatsen over de opleidingsinrichtingen.
Vraag 2
Aan wie behoort de financiële rugzak toe? Behoort deze volgens u toe aan de zorginstelling of aan de AIOS?
Antwoord 2
De instroomplaatsen worden in het verdeelplan aan de instellingen toebedeeld. Zij selecteren kandidaten om bij hen met de opleiding te beginnen. In het veld heeft men de opleidingen zodanig georganiseerd dat een AIOS zelden tot nooit in één instelling de opleiding volgt. Na enige tijd vertrekt de AIOS naar een tweede of soms zelfs derde instelling om alle onderdelen van de opleiding te kunnen volgen. Dit wordt vooraf vastgelegd in het opleidingsschema van de desbetreffende AIOS dat door AIOS en opleiders/opleidingsinstellingen gezamenlijk wordt opgesteld. De financiering voor de ouderejaars wordt vervolgens verdeeld op basis van deze plannen.
Omdat het hier gaat over een gezamenlijke set van afspraken tussen AIOS en opleiders/opleidingsinstellingen, kan men feitelijk niet zeggen dat de financiering ofwel de AIOS toebehoort, ofwel de opleider/instelling. De financiering volgt de opleiding van de AIOS en slaat neer bij die opleider/instelling die de opleidingsinspanning levert binnen het door mij beschikte aantal.
Vraag 3
Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor de huidige financiële inflexibiliteit en wie met een oplossing dient te komen? Bent u dat of is dat het College Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG)? 2)
Antwoord 3
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.
1) Medisch Contact, 7 november 2008, “Op dood spoor”
2) Medisch Contact, 14 november 2008, “CBOG wil gesprek met Klink”