Toespraak staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de Voedselbankenconferentie op 3 december 2008 in Utrecht

Dames en heren, hartelijk welkom. Ik ben blij dat u met zovelen gehoor hebt willen geven aan onze uitnodiging om vandaag te praten over hoe we als overheid, gemeenten en voedselbanken meer en beter met elkaar kunnen samenwerken.

Er zijn in Nederland meer dan honderd voedselbanken actief, waarvan zo'n 15.000 mensen regelmatig gebruikmaken omdat ze, om welke reden dan ook, niet rond kunnen komen. Uit een voorlopig onderzoek blijkt dat ongeveer een kwart van de gemeenten mensen doorverwijzen naar een voedselbank. Toch zou het - om maar meteen met de deur in huis te vallen - beter zijn als de gemeente zelf directe hulp zou bieden. Want alleen duurzame hulp biedt structurele hulp. Wat niet wegneemt dat ik heel erg blij ben met de inzet van de vele vrijwilligers bij de voedselbanken en de hulp die u evenzovele mensen biedt.

Ik heb in het verleden het bestaan van voedselbanken meer dan eens een smetje op het blazoen van onze sociale zekerheid genoemd. En dat vind ik eigenlijk nog steeds. Want met het huidige welvaartsniveau, met de huidige voorzieningen zouden ze er niet hoeven te zijn. Ik heb ooit als wethouder gezegd me te schamen voor voedselbanken. Het is jammer dat ons stelsel van sociale zekerheid kennelijk niet honderd procent sluitend te maken is. Het is bijna dekkend. Inderdaad bijna.

Toch mogen we de voedselbank nooit beschouwen als een deel van ons stelsel van sociale zekerheid. Naar internationale maatstaven hebben we een stelsel dat grenst aan het perfecte. Ons sociaal minimum is bijna het hoogste van de EU. Het systeem is vooral bedoeld om te ondersteunen en te activeren. In de praktijk is het echter nog niet perfect. Dat zou pas het geval zijn als er geen 15.000 mensen regelmatig voor hulp aanklopten bij de voedselbank. Maar de groep is relatief klein als je het afzet tegen de groep die we wel weten te bereiken: namelijk 1 miljoen huishoudens met een inkomen tot 20% boven het minimum. Daarmee wil ik de 15.000 niet wegrelativeren of me er bij neerleggen. Iedere man of vrouw die we om welke reden dan ook niet kunnen bereiken en die daardoor in grote problemen komt, is er één te veel.

Nu zullen er altijd mensen zijn die pech hebben in het leven en daardoor in financiële problemen raken. Bijvoorbeeld door psychische aandoeningen. Mensen voor wie arbeid geen perspectief is en voor wie een beschaafde samenleving zorg draagt. Het zijn vaak mensen die moeilijk bereikbaar zijn. Met wie je soms alleen door de brievenbus kunt communiceren omdat ze zich letterlijk en figuurlijk afsluiten voor hulp. Maar die we wel willen helpen. Dat is ook de reden waarom ik vind dat we als overheid ook achter de voordeur moeten kunnen kijken.

Je kunt ook pech hebben als gevolg van een scheiding. Arbeidsongeschikt worden waardoor je inkomen dramatisch daalt. Ook dat is vaak niet te voorzien. En dan heb je de mensen die zich door eigen toedoen in de nesten werken. Die schulden maken. Kortom; de redenen waarom iemand gebruik maakt van een voedselbank zijn heel divers. Feit is wel dat het vaak mensen betreft die veelal niet weten dat ze voor heel veel hulp ook bij hun gemeente terecht kunnen, dan wel de overheid juist mijden.

Wat de voedselbanken in ieder geval hebben aangetoond is dat de coördinatie van de hulpverlening in veel gemeenten een probleem is. En dat terwijl juist de gemeente in heel veel gevallen hulp kan bieden. Of het nou om schuldsanering of het zoeken van een woning gaat. Voedselbanken zouden ook veel meer moeten doorverwijzen, iets meer dan de helft doet dat -gelukkig- inmiddels. Ook zouden de vrijwilligers bij de voedselbanken daarover beter geïnformeerd moeten zijn. Maar het mag nooit de bedoeling zijn dat voedselbanken de rol van reguliere hulpverlening overnemen. Het is altijd additioneel. Noem het noodhulp. Voedselbanken bieden geen structurele oplossing. Een voedselpakket is geen oplossing om mensen duurzaam uit de armoede te helpen. Daar is de reguliere hulpverlening voor. En gelukkig zie je steeds meer vormen van samenwerking. Gemeenten die bijvoorbeeld loketten op de locaties van de voedselbanken openen om de klanten direct van dienst te kunnen zijn, zoals ik recentelijk -op werkbezoek- in Groningen zag.

Ik ben er op tegen dat gemeenten mensen doorverwijzen naar de voedselbank in plaats van zelf hulp te bieden. Hoewel ik erken dat het in sommige gevallen niet anders kan. Ik zal u een voorbeeld noemen. Bij een bezoek aan de voedselbank in Katwijk ontmoette ik een man die een baan had. Keurig 2200 € per maand verdiende en toch moest aankloppen bij de voedselbank. Omdat hij met een schuld van 50.000 € bij de bank zoveel moest aflossen dat er weinig overbleef om te besteden. In dat geval kun je als overheid niets anders dan inzetten op schuldsanering en preventie. We hebben een nieuwe wet in de maak om schuldhulpverlening ook een wettelijke taak van gemeenten te maken. Gemeenten kunnen mensen helpen bij het maken van betere afspraken over aflossing van de schulden. Ze beschikken doorgaans over fondsen voor bijzondere noden. Die fondsen kunnen snel en flexibel worden ingezet om doorverwijzing naar een voedselbank tegen te gaan. Gemeenten die zo'n fonds niet hebben, kunnen er eentje opzetten.

In veel, misschien wel de meeste andere gevallen kun je je afvragen of gemeenten niet veel méér kunnen doen dan doorverwijzen. Dat betekent inzetten op meer mensen aan het werk èn het terugdringen van niet-gebruik van aanvullende inkomensvoorzieningen. Gebleken is dat de voedselbank door de jaren heen een belangrijke vindplaats is geworden voor mensen die geen of onvoldoende gebruikmaken van inkomensvoorzieningen.

Ook adviseer ik: Maak regelingen toegankelijker, vereenvoudig formulieren. Het Rijk doet dat ook. Bovendien wordt goed naar de toeslagen gekeken, om ook deze eenvoudiger en toegankelijker te maken.


Wat doen we nog meer?


  • We gaan de bijstand voor ouderen overhevelen naar de SVB.
  • Geld is vrijgemaakt voor ouderen om tegemoet te komen in de energiekosten.
  • Er is € 350 miljoen extra naar gemeenten gegaan voor armoedebeleid en schuldhulpverlening.
  • Gemeenten kunnen het inkomensbeleid van het Rijk met gemeentelijk maatwerk aanvullen. Zij staan het dichtst bij de burger en zijn daardoor ook het beste in staat om te beoordelen wat nodig is: Gezinnen met kinderen die op de armoedegrens leven subsidiëren met een tegemoetkoming in de ouderbijdragen, schoolreisjes, schoolboeken, reisgeld voor het openbaar vervoer of een fiets en computers met internetaansluiting.

Armoede is meer dan alleen een laag inkomen. Het heeft vooral te maken met onvoldoende mee kunnen doen. Een gebrek aan kansen. Werk is en blijft de beste weg uit de armoede. Dat betekent ook investeren in mensen. Zorg voor opleidingskansen voor wie dat nodig heeft, bijvoorbeeld alleenstaanden en jongeren. Zorg dat kinderen zich kunnen ontplooien. We hebben met zijn allen afgesproken in deze kabinetsperiode het aantal kinderen dat om redenen van armoede niet meedoet, met zeker de helft omlaag te brengen. Ook vandaag worden er weer kinderconvenanten met gemeenten getekend. Om, zoals dat heet, de reproductie van armoede tegengaan.Ik wil dat er een eind komt aan het automatisme dat kinderen uit arme gezinnen, en onevenredig vaak zijn het allochtone gezinnen, minder kansen hebben dan andere kinderen. Want het overdragen van armoede van ouder op kind is niet eerlijk. Ieder kind is gelijk.

Wat ik de afgelopen jaren vooral heb geleerd is dat armoedebeleid niet alleen het verstevigen van de materiele positie van mensen inhoudt. Maar dat armoedebeleid investeren is in mensen. Ik zeg altijd maar: Een tas boodschappen is beperkt houdbaar. Hoe belangrijk ook, het brengt mensen niet echt in de positie dat ze krachtiger worden om hun eigen toekomst aan te kunnen.

U hebt ongetwijfeld de Frogers op TV gezien. Maar stel nou dat ze een echt bijstandgezin zouden zijn, zonder vermogen. Gemakshalve situeren we ze even in Utrecht. Uit de informatie op de websites www.berekenuwrecht.nl en www.utrecht.nl blijkt dat ze aanspraak kunnen maken op een pas die korting geeft op sport, recreatie, cursussen, musea, theater, dagtochtjes etc. Verder komen ze in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en het waterschap. Voor een collectieve verzekering met korting op de premie.

Verder een computer voor het oudste kind dat in het voortgezet onderwijs zit en een éénmalige bijdrage van honderd euro voor een internetaansluiting. Ook andere schoolkosten worden vergoed tot een maximum van honderd euro.

Er zijn tegemoetkomingen in de ziektekosten. Er is een langdurigheidstoeslag:

euro 486 per jaar bij langer dan 5 jaar in de bijstand. Bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden: Overblijfkosten, dieetkosten, extra stookkosten, de kapotte wasmachine wordt vervangen etc. En dan ben ik vast niet compleet. Maar de conclusie is dat al met al deze vergoedingen op kunnen lopen tot € 1500 en 2000 per jaar of meer, uiteraard afhankelijk van de situatie. Het zou goed zijn als op TV de Frogers, op bezoek bij de voedselbank, daar ook op zouden worden gewezen.

Het is mijn stellige overtuiging dat gemeenten veel meer mogelijkheden hebben (meer nog dan ze vaak denken), dan wel kunnen ontwikkelen om net als voedselbanken ook hulp in natura te bieden. Veel gemeenten kennen fondsen 'bijzondere noden', maar omdat die fondsen nauwelijks bekend zijn wordt er ook nauwelijks gebruik van gemaakt. Ik heb met de vier grote steden onlangs uitvoerig hierover gesproken en zij hebben mij beloofd deze fondsen vaker te zullen inzetten. En mensen er op te attenderen in plaats van ze door te verwijzen naar voedselbanken.

En dat zouden meer gemeenten moeten doen. Ik wil bij deze de gemeenten die geen fondsen hebben, oproepen ze te creëren. Zodat je op grond van bijzondere overwegingen mensen alsnog kunt helpen. Net zo snel en adequaat als de voedselbanken. En als mensen dan al bij voedselbanken terechtkomen is het belangrijk ze daar zo snel mogelijk te begeleiden. Ook dat zag ik in Groningen waar op de locatie van de voedselbank ook onderwijs en coaching wordt aangeboden.

Ik wil dat gemeenten en voedselbanken op het lokale niveau met elkaar afspraken maken. In het bestuurlijk akkoord heb ik met de VNG afgesproken de samenwerking tussen gemeenten en voedselbanken te verbeteren.

Samen met een aantal gemeenten, de VNG en een voedselbank heb ik een concept intentieverklaring voor betere samenwerking opgesteld, die vandaag zal worden ondertekend. Deze intentieverklaring biedt een basis die gemeenten en voedselbanken verder kunnen aanvullen. Ook met de vandaag gepresenteerde Toolbox met goede voorbeelden van samenwerking, is een instrument ontwikkeld dat bijdraagt aan de verbetering van de samenwerking.

Een laatste punt waar ik nog uw aandacht voor vraag is de verkleuring van de armoede. En dan heb ik het over allochtone gezinnen waar uit culturele of religieuze overtuiging alleen de man werkt. Die is vaak laagopgeleid met geen al te grote arbeidsmarktperspectieven. Dat betekent dat het gezinsinkomen altijd laag zal zijn. Mijn pleidooi: Help ook de vrouw aan werk. Ik geef u het voorbeeld van de gemeente Gorinchem die momenteel actief bezig is met het aan de slag helpen van allochtone vrouwen. Een heel specifiek project in het kader van de nuggers-aanpak. Het succes ligt bij één Turkse medewerkster die ze in dienst hebben en die Turkse vrouwen op een heel eenvoudige manier benadert met de vraag: Wilt u met een paar dagen werken in de week duizend euro per maand verdienen? En luidt het antwoord ja, dan kan de vrouw direct de volgende dag beginnen. Het is een groot succes. Het plan was tussen de zomer en eind van het jaar 25 vrouwen aan het werk te helpen. Dat is nu al opgeschroefd naar 100.

Duizend euro per maand er bij is pas echte armoedebestrijding. Je zou ook naar oudere kinderen in het gezin kunnen kijken. Of zij ook niet door middel van een bijbaantje een bijdrage kunnen leveren. Niet zozeer aan de huishoudpot, maar ik denk bijvoorbeeld aan het kopen van eigen kleding. Dat leidt ook weer tot verlichting van de uitgaven. Ik kocht van mijn eerste salaris voor 27,50 gulden op de markt een jas voor mijn zus. Het is helemaal niet erg te onderkennen dat je in een armoedige positie zit als je je tegelijkertijd voorneemt daar ook wat aan te doen. Het is prima als de overheid er bij kan helpen, maar mooier is het als je jezelf uit die situatie ontworstelt. De ervaring leert dat velen dat gedaan hebben en dat het hen geen windeieren heeft gelegd. En zo is het uiteindelijk met heel veel mensen goed gekomen.

Ik geloof niet dat een voedselpakket van twee maaltijden in de week gedurende een aantal weken een structurele oplossing is. Het is een pleister. Geen geneesmiddel. En het is prima dat er een pleister wordt aangeboden. Maar het gaat mij, het gaat het kabinet, om duurzame hulp.

En dat doen we samen.

Ik dank u wel.