Toespraak minister Ter Horst bij conferentie Crossing Borders
'Begin dit jaar heb ik gezegd dat 2008 een grensoverschrijdend jaar moest worden. Voor de bewoners van de grensstreek moet het perspectief ontstaan op een grens die minder en minder irriteert en meer en meer kansen biedt.
Ik was dan ook blij verrast toen ik in onlangs een bericht uit de Limburger onder ogen kreeg met als kop ”Samen topwijn maken in beide Limburgen”.
De Belgisch-Limburgse gouverneur Stevaert ziet kansen om Limburgse wijn in aanmerking te laten komen voor de kwalificatie Appellation d’Origine Controlé. Er zijn steeds meer wijnboeren aan beide zijden van de grens, en wanneer deze goed samenwerken, moet dit volgens hem kunnen lukken. Een mooie kans dus, maar in hetzelfde stuk stond ook hoe lastig het is om die kans te pakken. Want er moeten wél harde afspraken komen over grondsoort, druivenrassen en opbrengst per hectare. Complex, omdat er zoveel kleine wijnboeren zijn, verspreid over verschillende landen.
Het idee is goed, de praktijk is weerbarstig: dat is ook het beeld wat ik heb van de voortgang van grensoverschrijdende samenwerking. Er is dit jaar absoluut vooruitgang geboekt, het meest concreet op het gebied van veiligheid. Maar we kunnen nog niet spreken van een soepel lopende grensoverschrijdende regionale arbeidsmarkt.
Daar moeten we nog veel aandacht en energie in steken. Misschien is het bij dit vraagstuk net als met sommige wijnsoorten, het moet wat langer rijpen voordat het op dronk is. Maar niet te lang, dan wordt het zuur. Met andere woorden: de fles mag nu wel open!
Het belang om te blijven werken aan grensoverschrijdende samenwerking is dit jaar alleen nog maar groter geworden. De economische stagnatie gaat sneller dan we in het begin van het jaar dachten. In tijden van neergaande economie hebben landen een natuurlijke reflex om zich terug te trekken achter hun grenzen en prioriteit te geven aan het eigen belang. Ik denk dat we juist in tijden van neergang verder moeten denken dan de grens. Kijk naar de aanpak van de kredietcrisis in Europa. Waar landen vroeger los van elkaar hun eigen gang gingen, kiest de EU nu meer en meer de weg van een EU-aanpak.
Uiteindelijk levert een gezamenlijke aanpak een betere economische positie op, bijvoorbeeld voor de mensen in de gemeenten van Parkstad Limburg. Het aantal inwoners daalt hier sneller dan verwacht. Nu zijn er zo’n 238.000 inwoners, in 2040 zijn dat er waarschijnlijk een kleine 170.000. De regionale arbeidsmarkt wordt kleiner en kleiner. Maar kijken we vlak over de grens dan liggen er ook veel meer mogelijkheden in het dichterbevolkte Nord Rhein Westfalen op het gebied van arbeidsmarkt en economie. Hier liggen dus kansen en het is nu meer dan ooit tijd om die kansen te benutten.
In Nederland hebben we het afgelopen jaar vooruitgang geboekt. Er is meer aandacht in Den Haag voor grensoverschrijdende samenwerking.
Samen met de staatssecretaris van Europese Zaken, de heer Timmermans, heb ik een intentieverklaring ondertekend met alle betrokken bestuurders van de grensgebieden en de vakdepartementen. De belangrijkste knelpunten zijn geïnventariseerd. Dit jaar levert dus een vaste werkagenda op met prioriteiten.
Voor een effectieve aanpak zijn goede contacten met de buurlanden nodig: ambtelijk is er al contact geweest met Vlaanderen, Nord Rhein Westfalen en Neder Saksen. De bedoeling is om in de loop van 2009 ook op politiek niveau vooruitgang te boeken in een drielanden overleg.
Uit onderlinge gesprekken met mijn collega’s van Duitsland en België blijkt dat we elkaar goed kunnen vinden op het terrein van veiligheid.
Het gezamenlijk oefenen door brandweerkorpsen van Nederland en België en Nederland en Duitsland is makkelijker door een trainingscentrum in Weeze.
Ook de politiekorpsen werken aan een betere gezamenlijke bestrijding van criminaliteit. Uit een onderzoek van de universiteit van Tilburg blijkt dat die samenwerking nog veel effectiever kan door meer gezamenlijk te bepalen welke vormen van criminaliteit we voorrang geven in de bestrijding. Hier ga ik dan ook afspraken over maken.
Vanuit het perspectief van de inwoners, kun je dus zeggen dat de grens minder en minder een hindernis is voor een veiliger leven. Maar hoe hinderlijk is de grens nog op het gebied van de arbeidsmarkt?
Een relevante vraag, want in de loop der tijden zijn mensen steeds mobieler geworden. Er gaan nu bijvoorbeeld zo’n 19.000 mensen vanuit Duitsland en België dagelijks de grens over om te werken in Limburg.
Ik kan me voorstellen dat er meer mensen zijn die dit overwegen, maar tegen praktische bezwaren aanlopen. Kun je bijvoorbeeld wapperend met een Nederlands diploma makkelijk aan de slag in Duitsland of België? Op dat punt valt nog veel te winnen, vooral in de technische opleidingen. Bedrijven hebben nog onvoldoende vertrouwen in mensen die bijvoorbeeld 40 kilometer verderop over de grens, hun opleiding hebben genoten.
Positief is dat de Regionale Opleidings Centra werken aan oplossingen door opleiding en vaardigheden beter op elkaar af te stemmen. Daarnaast wil het ministerie van Onderwijs een diploma mogelijk maken dat aan beide zijden van de grens erkend is.
Veelbelovend is de samenwerking tussen de vier universiteiten van Maastricht, Hasselt, Luik en Aaken in het Euron project. Het realiseren van een gemeenschappelijke master-opleiding is een voorbeeld voor andere regio’s.
Ook willen we vraag en aanbod van arbeid in de regio dichter bij elkaar brengen. We werken aan een betere samenwerking tussen de Nederlandse Centra voor Werk en Inkomen en de Duitse en Belgische partners. Het doel is een betere matching van vacatures en werkzoekenden aan beide zijden van de grens.
In de praktijk blijkt het nog niet eenvoudig om aan de andere kant van de grens te gaan werken. Veel mensen hebben hierover vragen. We streven er dan ook naar om in alle grensregio’s de informatievoorziening te verbeteren. Ik ga met mijn collega’s van Financiën, Volksgezondheid en Sociale Zaken bespreken hoe we in het drielandenoverleg hierover stappen kunnen zetten.
Een heel concreet voorbeeld op dit gebied doet zich voor in Zeeuws Vlaanderen, waar in de tuinbouw veel behoefte is aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Er is over de grens een groot potentieel aan arbeid maar mensen zijn huiverig voor de complexiteit op het gebied van sociale zekerheid en belasting en onzeker over wat je netto overhoudt als je over de grens werkt. De staatssecretaris van Financiën bekijkt nu met de provincie Zeeland hoe die onzekerheid verlaagd kan worden.
Tot slot is van belang de bedrijvigheid in de regio te stimuleren. Een goed voorbeeld vind ik de samenwerking tussen de academische ziekenhuizen in Aken en Maastricht, de opmaat naar een eerste EU-ziekenhuis. Heel concreet al in de vorm van plannen voor een gezamenlijk cardio-vasculair centrum.
Een werkbezoek heeft me overtuigd van de mogelijkheden die er liggen om de steeds kritischer en mobielere patiënten tegemoet te komen. Het heeft bovendien een aanzuigende werking op de vestiging van andere bedrijven in de regio. Het lijkt erop dat er begin volgend jaar overeenstemming is.
Het uitgangspunt bij onze aanpak is steeds: dicht bij de praktijk en haalbare oplossingen. Op die manier willen we voor de burgers in de grensstreek op korte termijn verbeteringen realiseren.
Intussen werken we ook aan structurele oplossingen die wat meer geduld vragen. Ik denk bijvoorbeeld aan de knelpunten op het gebied van grensarbeid die te maken hebben met verschillen in belasting en premieheffing. De Commissie Grensarbeid heeft hiervoor allerlei voorstellen gedaan en het kabinet is bezig een standpunt te bepalen. Het is duidelijk dat hier nog een lange weg te gaan is omdat je niet even verschillende nationale wetgeving op elkaar hebt afgestemd.
Cruciaal is daarom dat we intussen op de praktische voet verder gaan en dat we voorkomen dat er steeds nieuwe knelpunten ontstaan door gewijzigde regelgeving. Ik zal in het kabinet bepleiten dat we bij nieuwe regelgeving een extra oog hebben voor bijzondere effecten op de mensen in de grensstreek. Ook zie ik het nut in van een tijdelijke taskforce grensoverschrijdende samenwerking, bestaande uit medewerkers van de centrale en decentrale- regionale – overheid en een grensmakelaar. Deze taskforce kan zorgen voor samenhang in de aanpak en het proces van grensoverschrijdende samenwerking op het goede spoor houden.
Ook de Europese Commissie denkt met ons mee. Bijvoorbeeld in de vorm van een instrument als de Europese Groepering voor Grensoverschrijdende Samenwerking – bij sommigen beter bekend als EGTS. Het is een constructie waarbij overheden en andere instellingen, zoals ziekenhuizen en universiteiten, met elkaar kunnen samenwerken. Zo’n EGTS heeft vooral een meerwaarde in de samenwerking tussen drie landen. Ik laat het aan u om te beoordelen of deze constructie voordelen heeft. Als u met voorstellen komt, ben ik bereid deze te ondersteunen.
Tot slot. De grens blijft wat mij betreft op de Haagse agenda. Dit jaar is aan de grensoverschrijdende samenwerking een impuls gegeven die moet leiden tot de oplossing van een aantal zaken die nog vastzit.
We hebben een lijst van prioriteiten, we hebben intensievere contacten en een praktische werkwijze van onderop. We hebben dit jaar flink gezaaid, en als we op de ingezette koers verdergaan, weet ik zeker dat 2009 een jaar wordt van oogsten.'