Invoering duurzaam leenbeleid voor lage-inkomenslanden
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: BFB 2008-758M
Geachte voorzitter,
De begroting van het Ministerie van Financiën voor het jaar 20081 bevat de volgende passage over exportkredietverzekering (EKV) en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen op pagina 542:
“Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Bij de inzet van exportkredietverzekeringen worden procedures gevolgd ter voorkoming van corruptie. Tevens gelden er milieu en sociale criteria voor aanvragen. De procedures hiervoor zijn in 2007 conform internationale afspraken aangepast. Het kabinet is daarnaast bereid te onderzoeken hoe de EKV, met behoud van de oorspronkelijke doelstellingen, meer ontwikkelingsrelevant gemaakt kan worden.”
Het doet mij genoegen om u, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Economische Zaken, te informeren over de uitkomst van het door het kabinet toegezegde onderzoek naar het meer ontwikkelingsrelevant maken van de EKV. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van uw Kamer.
De OESO-lidstaten hebben onlangs overeenstemming bereikt over Principes voor Duurzaam Leenbeleid bij Exportkredieten aan Lage-Inkomenslanden. Deze principes, die door de OESO op initiatief van Nederland, Italië, het VK, Zweden en Noorwegen zijn opgesteld, gelden voor publieke debiteuren in alle IDA-only landen en sluiten naadloos aan bij het Debt Sustainability Framework (DSF) van IMF en Wereldbank. IDA-only landen zijn lage-inkomenslanden die op grond van hun lage inkomen per hoofd van bevolking alleen gebruik kunnen maken van IDA, het concessionele loket van de Wereldbankgroep. Een overzicht van de landen die het momenteel betreft staat in bijlage 1. Met de invoering van de principes voor duurzaam leenbeleid worden drie belangrijke doelstellingen bereikt:
- Voor de lage-inkomenslanden wordt voortaan alleen aan ontwikkelingsrelevante financieringen exportkredietverzekering verstrekt.
- De verzekerde financieringen voor deze groep landen dienen voldoende concessioneel te zijn om onverantwoorde schuldopbouw te voorkomen en dienen coherent te zijn met de principes van het schuldhoudbaar-heidsbeleid van IMF en Wereldbank.
- De lidstaten van de OESO hebben afgesproken zich alle aan dit beleid te houden, waardoor een gelijk speelveld tussen OESO-lidstaten gewaarborgd is.
Deze principes heb ik per direct ingevoerd voor het beleid van de Nederlandse exportkredietverzekering (inclusief SENO en GOM, die zullen worden geïntegreerd in de EKV). Daarmee wordt de EKV meer ontwikkelingsrelevant voor lage-inkomenslanden.
De OESO-principes voor duurzaam leenbeleid bij exportkredieten aan lage-inkomenslanden bevatten de volgende elementen:
- OESO-lidstaten zullen zich bij het verstrekken van exportkrediet aan publieke debiteuren in lage-inkomenslanden houden aan de geldende concessionaliteitseisen van IMF en/of IDA (Wereldbankgroep) aan alle IDA-only-landen (momenteel 57 landen). Dit betekent dat commerciële kredieten met een looptijd langer dan een jaar alleen mogelijk zijn indien deze passen binnen de programma-voorwaarden en de schuldhoudbaarheidsanalyse van het land.
- Voor IDA-only landen zonder IMF- of IDA-programma en dus zonder concessionaliteitsvereiste (momenteel 10 landen) dienen exportkredietverzekeraars rekening te houden met de schuldhoudbaarheidsanalyse van het betreffende land.
- Bij exportkredieten met een waarde groter dan SDR 5 miljoen (circa € 5,2 miljoen) en een looptijd langer dan twee jaar dient bovendien geverifieerd te worden dat het gefinancierde project past binnen de ontwikkelingsplannen van h et land en een positieve economische bijdrage levert. Transparantie van de besteding en “ownership” van het ontvangende land worden daarmee een voorwaarde voor financiering/dekking bij bedragen groter dan SDR 5 miljoen.
- Voor alle gefinancierde zaken of projecten in de betreffende landen geldt dat ze een netto positief economisch effect moeten hebben. Dat betekent dat de uiteindelijke baten van een project voor een land de totale financieringskosten moeten overstijgen. Dit dient ter voorkoming van “unproductive expenditure”.
- De OESO-landen zullen hun transactiegegevens op lage-inkomenslanden onderling melden en ter beschikking stellen aan IMF en Wereldbank. Wereldbank en IMF maken hun schuldhoudbaarheids-analyses beschikbaar via internet en hebben een speciale electronische postbus opengesteld om crediteuren te helpen bij concrete vragen. Door grotere transparantie kan beter gecoördineerd worden en ontstaat de mogelijkheid van peer pressure.
- Om het initiatief te laten werken is het nodig alle crediteuren – ook niet-leden van de OESO en private crediteuren – erbij te betrekken. Hier wordt in meerdere internationale fora (bijvoorbeeld de Club van Parijs, de EU) aan gewerkt, waarbij Nederland zich actief opstelt. De OESO belegt bijeenkomsten met belangrijke opkomende exporteurs, zoals China, India, Brazilië, Zuid Afrika en Rusland, om met hen te spreken over het bereiken van een gelijk speelveld bij de uitvoering van de Principes. Deze landen zijn ook lid van Wereldbank en IMF en hebben zich derhalve gecommitteerd aan het DSF.
Met de invoering van deze nieuwe principes is o.i. voldaan aan de toezegging die hierover in de begroting 2008 van Financiën over de EKV is opgenomen. Dit betekent dat voldoende ontwikkelingsrelevantie een voorwaarde wordt voor het verzekeren van een exportkrediet aan een publieke debiteur in een lage-inkomensland. Ik acht dit een belangrijke bijdrage aan de versterking van het overheidsbeleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Ik verwijs hierbij naar wat hierover in de MVO-Kabinetsvisie3 is gezegd. Dit MVO-beleid bevat voor de EKV al beleid ter voorkoming van corruptie en een milieutoets; beide zijn in 2007 aangescherpt. Door het invoeren van de principes en de verduurzaming van het leenbeleid wordt de kans op toekomstige kwijtscheldingen op uitstaande exportkredieten – en daarmee op ODA-toerekening aan de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking – bovendien verder verkleind. Ik beschouw dit dan ook als een belangrijke bijdrage aan het beleid ter voorkoming van nieuwe internationale schuldencrises en ter verkleining van de risico’s van schuldkwijtschelding voor de rijksbegroting.
In overeenstemming met het beleid van IMF en Wereldbank erkennen de OESO-leden met deze principes dat concessionele leningen in het algemeen de meest geschikte vorm van externe financiering zijn voor lage-inkomenslanden. Een gevolg van de toepassing van de nieuwe principes voor duurzaam leenbeleid is dat commerciële kredietverzekering op deze landen veelal alleen mogelijk is op basis van een minimum schenkingselement. Exporteurs kunnen, behoudens enkele uitzonderingen in overeenstemming met het DSF, dan alleen zaken doen met deze landen als er ontwikkelingsrelevante subsidiemiddelen beschikbaar zijn. Uitzonderingen zijn onder andere mogelijk als commerciële financieringen passen binnen de niet-concessionele plafonds die de betrokken landen met het IMF hebben afgesproken.
Voor een groot aantal landen kan Nederland concessionele middelen ter beschikking stellen vanuit de voorgenomen regeling voor Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO), waarover de minister voor Ontwikkelingssamenwerking u bij brief van 6 mei 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 V, nr. 116) heeft geïnformeerd. Nederlandse bedrijven die in het kader van ORIO betrokken zijn bij de realisatie van publieke infrastructurele werken, kunnen op basis van die regeling de voor het infrastructuurproject noodzakelijke goederen met EKV-dekking blijven leveren aan de landen waarvoor de regeling van toepassing is. De nieuwe ORIO-regeling zal voldoen aan de internationale afspraken over duurzaam leenbeleid.
De coherentie van de EKV met het Nederlandse beleid voor duurzame ontwikkeling van lage-inkomenslanden is daardoor gewaarborgd. Exportkredietverzekeringen op publieke debiteuren in deze landen zullen alleen worden afgegeven als een toets op ontwikkelingsrelevantie een positieve uitkomst heeft gegeven. Deze toets zal aansluiten op de ontwikkelingstoets onder de ORIO-regeling.
Als bijlagen bij deze brief treft u OESO-document TAD/ECG(2008)15 met de tekst van de afgesproken principes voor duurzaam leenbeleid en een overzicht van de landen waarop het beleid momenteel van toepassing is. Deze landenlijst kan maandelijks door het IMF en de Wereldbank worden aangepast.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Wouter Bos
1: Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 hoofdstuk IXB, nr. 2
2: Deze toezegging heb ik eerder gedaan in mijn brief van 13 juni 2007 over Toerekening van schuldkwijtschelding aan de OS-begroting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 800 V, nr. 102)
3: Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 53