Antwoorden op kamervragen over regionale politiekorpsen die onvoldoende gegevensbescherming waarborgen
Antwoorden op kamervragen van de leden Van Raak en Gerkens (beiden SP), ingezonden 16 oktober 2008.
1. Vraag
Wat is uw reactie op het onderzoek van het College bescherming persoonsgegevens 1) waaruit blijkt dat de wettelijke waarborgen met betrekking tot het verstrekken en bewaren van persoonsgegevens, die juist ter compensatie van de mogelijkheid van ruimere gegevensverstrekking in de wet zijn opgenomen, niet goed worden nageleefd door de politiekorpsen?
1. Antwoord
In de periode van juni tot november 2007 heeft het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) onderzocht in hoeverre de infodesks van de regionale politiekorpsen voorbereid waren op de komst van de Wet politiegegevens (WPG). Het Cbp constateert dat ten tijde van het onderzoek de meeste politieregio’s geen volledig beeld hadden van de in te voeren WPG, nog niet toegerust waren voor de situatie van na 1 januari 2008 en nog geen concrete plannen hadden de noodzakelijke wijzigingen door te voeren. In dit rapport wordt op basis van voornoemde bevindingen geconcludeerd dat “niet wordt voldaan aan de eisen die de WPG stelt aan een zorgvuldige gegevensverstrekking”. Over het onderzoek rapporteert het Cbp een jaar later, in oktober 2008.
Op zichzelf acht ik een dergelijke conclusie zorgwekkend. In dit concrete geval maak ik echter de volgende kanttekening. Het Cbp-onderzoek werd verricht in een periode waarin de WPG nog niet van kracht was. In die periode was zelfs de datum van inwerkingtreding nog niet bekend. Dat veel korpsen ten tijde van het onderzoek nog niet waren voorbereid op de komst van de WPG, is dus wel verklaarbaar. Het voorstel van Wet politiegegevens werd pas eind juli 2007 aanvaard (en in september 2007 uitgegeven). Het zou in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In nauw overleg met de politieorganisatie is gekozen voor een inwerkingtreding van de WPG per 1 januari 2008. Om de korpsen bij de implementatie met raad en daad terzijde te staan is het Project implementatie WPG in 2006 speciaal voor dat doel ingericht door de Raad van Hoofdcommissarissen. In het najaar van 2007 werden vanuit het project diverse - toen reeds volledig voorbereide - trajecten gestart, waaronder een omvangrijk opleidingstraject voor politiefunctionarissen, alsmede de inrichting van een WPG-helpdesk. Ook werd - en wordt nog steeds - expertise beschikbaar gesteld om korpsen te begeleiden bij het inrichten van hun organisatie en werkwijzen conform de eisen van de WPG. Daarnaast beschikken alle korpsen inmiddels over een eigen projectteam dat met de implementatie is belast.
2. Vraag
Was u op de hoogte van het niet goed naleven van deze wettelijke waarborgen door een aantal politiekorpsen? Zo ja, sinds wanneer? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen? Zijn hiervan al effecten merkbaar?
2. Antwoord
Zoals opgemerkt was ten tijde van het onderzoek geen sprake van niet-naleving van de wettelijke waarborgen die de WPG stelt, om de eenvoudige reden dat de WPG toen nog niet van kracht was. Wel was mij op dat moment bekend dat niet alle korpsen waren voorbereid op de komst van de WPG. Toch heb ik invoering van de wet per 1 januari 2008 verantwoord geacht omdat het Project implementatie WPG de korpsen, met inbegrip van de Koninklijke marechaussee, alsmede de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland voor wat betreft de architectuur en de ICT, intensief zou begeleiden met training en advies. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd en zal nog voortduren tot 2010. Naar mijn overtuiging zou een nieuwe meting uitwijzen dat de huidige situatie duidelijk is verbeterd ten opzichte van die ten tijde van het Cbp-onderzoek. Ik ga ervan uit dat dit ook zal blijken uit de eerste privacy audit, die in 2010 zal worden uitgevoerd.
3. Vraag
Deelt u de mening dat het op zichzelf niet bezwaarlijk is wanneer in bepaalde welomschreven gevallen persoonsgegevens bewaard worden, maar dat het van het grootste belang is hiermee zeer zorgvuldig om te gaan? Deelt u eveneens de mening dat het voor het draagvlak in de samenleving voor het verruimen van opslag en verstrekking van persoonsgegevens van belang is dat de daarmee verbonden wettelijke waarborgen worden nageleefd?
3. Antwoord
Ja, die mening deel ik. Daarom wordt bij de implementatie van de wet bijzondere aandacht besteed aan de waarborgen rond de verruimde mogelijkheden van de WPG, onder meer door het intensief trainen van implementatieteams per korps, van de ‘bevoegd functionarissen’ die ingevolge de wet voorgenomen doelafwijkend verwerken van politiegegevens moeten toetsen en van de privacyfunctionarissen die namens de verantwoordelijke het interne toezicht uitoefenen.
4. Vraag
Hoe heeft u zich vooraf beraden op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe kan het dat de meeste regionale politiekorpsen niet voldoende voorbereid waren op de inwerkingtreding van de Wet politiegegevens per 1 januari 2008? Is er in dit geval sprake van een te ingewikkelde wet, onwetendheid bij de korpsen, of weerstand of onwil?
4. Antwoord
In het najaar van 2007 zijn twee mogelijkheden afgewogen: inwerkingtreding op het moment waarop alle bedrijfsprocessen binnen de politieorganisatie voor de volle honderd procent zouden zijn ingericht conform de WPG, of een snellere inwerkingtreding waarbij de WPG gaandeweg zou worden ingevoerd. Laatstgenoemde optie had veruit de voorkeur, omdat de nieuwe regelgeving beter aansluit bij de lopende ontwikkelingen rond de informatiehuishouding en ICT van de politie. Daarom is besloten de wet per 1 januari 2008 in te voeren. Randvoorwaarde was uiteraard wel dat het verwerken van politiegegevens in de zin van de WPG zal geschieden met inachtneming van de waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer die de WPG daar tegenover stelt. Duidelijk was dat de WPG noch in de processen en de producten, noch in de werkwijzen of de ICT, van meet af aan in al zijn consequenties kon worden ingevoerd. Van weerstand of onwil bij korpsen om de wet in te voeren, is mij niets gebleken. De politieorganisatie is steeds intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van de wet en stond en staat daar positief tegenover.
5. Vraag
Is het waar dat er bepaalde korpsen zijn die niet voornemens zijn wijzigingen door te voeren om zich wel aan de wettelijke waarborgen houden? Wat gaat u daar aan doen?
5. Antwoord
Nee, dat is niet waar. Blijkens het Cbp-rapport hadden veel geënquêteerden nog weinig kennis over de destijds op handen zijnde WPG en heeft een aantal van hen verklaard niet op de hoogte te zijn van voornemens om in de WPG gestelde waarborgen te realiseren. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat de korpsen weigerachtig zijn hun wettelijke plicht na te leven. Feitelijk is daarvan ook geen sprake.
6. Vraag
Op welke termijn zullen de waarborgen die uit de wet voortvloeien, zoals het in de gaten houden wie er toegang hebben gekregen tot de bijzondere politieregisters met gevoelige persoonsgegevens, in het geheel worden nageleefd?
6. Antwoord
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 aangaf, worden de korpsen bij de invoering van de WPG intensief begeleid door het Project implementatie WPG. Vanuit dit project worden de korpsen geïnstrueerd over alle aspecten van de WPG, waaronder ook het aspect van autorisaties waarmee de toegang tot de diverse soorten van politiegegevens wordt gereguleerd. Mede door deze handreikingen vanuit het project zijn de korpsen in staat de waarborgen van de WPG na te leven.
1) ‘Politie infodesk. Onderzoek naar de inrichting van de politie infodesk en de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens’. Onderzoeksrapport, College bescherming persoonsgegevens, oktober 2008
http://www.cbpweb.nl/downloads_rapporten/rap_2008_politie_infodesk.pdf?refer=true&theme=purple