Opleiding tot jeugdarts
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
28 November 2008
MEVA/NBO-2874667
Geachte voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg over de Evaluatie Jeugdgezondheidszorg van 3 april 2008 heeft uw Kamer mij verzocht haar te informeren over de 14 artsen die in april jongstleden zijn gestart met de eenjarige aanvullende opleiding tot jeugdarts, maar die hiervoor geen subsidie hebben gekregen. Hierdoor zou deze opleiding geen doorgang hebben kunnen vinden. Ik heb de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) benaderd als beleidsverantwoordelijke voor het subsidiëren van deze zorgopleiding vanuit het Opleidingsfonds met het verzoek hiernaar onderzoek te laten doen. Met deze brief informeer ik u mede namens mijn ambtgenoot van VWS over de uitkomsten hiervan.
Bevindingen
De 1-jarige opleiding tot jeugdarts is sinds 2006 uitgebreid tot een 2-jarige opleiding. Reeds werkzame jeugdartsen hebben sindsdien om hun registratie als jeugdarts te behouden een aanvullende 1-jarige opleiding moeten volgen. TNO biedt hen in april 2009 hiertoe de laatste mogelijkheid. De aanvullende éénjarige opleiding en de nieuwe 2-jarige opleiding komen in aanmerking voor subsidie.
De reden dat de 14 artsen de opleiding thans zonder subsidie van VWS volgen, is dat hun werkgevers, de opleidende zorginstellingen, niet de voorgeschreven procedure hebben gevolgd voor het aanvragen van (subsidie voor) opleidingsplaatsen zoals neergelegd in de Subsidieregeling zorgopleidingen 2e tranche. Hierdoor komen zij niet in aanmerking voor subsidiëring.
De desbetreffende werkgevers bekostigen thans het volgen van de opleiding door deze
14 artsen uit eigen middelen, zodat de 1-jarige aanvullende opleiding in 2008 voor alle
24 aangemelde kandidaten zoals voorzien in april van start is gegaan en doorgang heeft gevonden.
Bij de 2-jarige opleiding tot jeugdarts die in september 2008 is gestart, speelt een vergelijkbare problematiek van niet subsidiabele opleidingsplaatsen.
Maatregelen
Naar aanleiding van de ontstane situatie heeft op initiatief van de Minister van VWS en mij overleg plaatsgevonden met de betrokken partijen (t.w. het CBOG, de koepels Actiz en GGD Nederland, de opleidingsinstituten (TNO en NSPOH) en de Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie) om oplossingen te vinden en herhaling in 2009 te voorkomen.
Voor de opleiding tot jeugdarts heeft het Capaciteitsorgaan een hogere instroom in de opleiding voor 2009 en volgende jaren geadviseerd dan op grond van de beschikbare opleidingscapaciteit mogelijk was. Omdat de opleidingscapaciteit voor jeugdartsen inmiddels groter is dan bij de opstelling van het toewijzingskader voor 2009, heeft de Minister van VWS de maximale instroom alsmede het maximale aantal beschikbare fte’s voor de instroom én de doorstroom voor 2009 met betrekking tot deze vervolgopleiding alsnog verhoogd. De artsen die in september 2008 met de 2-jarige opleiding zouden starten en voor wie in 2008 geen subsidie kon worden verstrekt, beginnen nu daadwerkelijk per 1 januari 2009 en komen dan voor subsidie in aanmerking. Hiermee is een oplossing getroffen voor de knelpunten. Verder hebben de betrokken partijen werkafspraken gemaakt om herhaling te voorkomen.
Een en ander leidt tot het volgende beeld:
April |
24 artsen van wie 10 met subsidie van VWS (1-jarige aanvullende opleiding) |
---|---|
September |
12 artsen van wie 12 met subsidie van VWS (2-jarige opleiding) |
Totaal |
36 artsen van wie 22 met subsidie van VWS |
Januari |
13 artsen (2-jarige opleiding) |
---|---|
April |
19 artsen (1-jarige aanvullende opleiding: laatste cohort) |
September |
76 artsen (2-jarige opleiding) |
Totaal |
108 artsen subsidiabel |
Door de getroffen maatregelen kunnen in 2009 al met al 108 artsen instromen in de opleiding, terwijl in 2008 36 artsen in opleiding zijn gegaan.
Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet