Handelingsprotocol tegen eergerelateerd geweld
Toespraak van minister Van der Laan ter gelegenheid van de ondertekening door IOT-federaties van het handelingsprotocol tegen eergerelateerd geweld. Rotterdam, 25 november 2008.
Geachte voorzitter van de Federaties, geachte voorzitter van het Inspraak Orgaan Turken, geachte aanwezigen,
Een paar weken geleden, ik was toen nog gewoon advocaat en kon in de verste verten niet vermoeden dat ik hier vanavond zou spreken, las ik een artikel in de krant over een Somalisch meisje van dertien jaar dat van overspel werd verdacht. Ze hád volgens Amnesty International helemaal geen overspel gepleegd, maar was verkracht door een aantal mannen. In Somalië was dat echter voldoende om het meisje door steniging om het leven te brengen. In een stadion, met duizend man publiek en vijftig stenengooiers. Mijn maag draaide om toen ik dat las.
U zult nu misschien denken: zúlke uitwassen komen in ónze gemeenschap niet voor. Zó extreem niet nee. Maar vorige week kwam het rapport 'Leren van eer op scholen' uit, gemaakt in opdracht van de Regionale Opleidingscentra, de ROC's. Daarin las ik een voorbeeld van een Turks gezin hier in Nederland. Zoon Abdel wordt door zijn vader zwaar onder druk gezet om toe te zien op de familie-eer. Als één van zijn zussen met een vriend wordt gezien, eist de vader dat Abdel de eer van de famillie zuivert. Abdel is ten einde raad, maar gelukkig is hij zo verstandig om naar zijn leerlingbegeleider op school te stappen. Daardoor loopt het allemaal goed af, maar u weet nog beter dan ik dat het ook in ons land en ook in uw gemeenschap soms helemaal fout afloopt. Tot moord aan toe zelfs.
Ik denk dat aan de hand van deze twee voorbeelden wel duidelijk is hoe ik sta tegenover het fenomeen eergerelateerd geweld. Ik wijs dat natuurlijk volstrekt af. Net als de hele Nederlandse samenleving. En dus, tot mijn groot genoegen, net als u.
U heeft als vertegenwoordigers van de IOT-federaties zojuist uw handtekening gezet onder een protocol over uw aanpak van eergerelateerd geweld in ons land. Ik wil u daarmee complimenteren, want u geeft daarmee aan dat u uw verantwoordelijkheid neemt bij het bespreekbaar maken, voorkomen en bestrijden van eergerelateerd geweld. U toont lef. Dat juich ik zeer toe.
Te meer omdat eergerelateerd geweld zo'n enorm probleem is als we het hebben over integratie, misschien wel het grootste obstakel.
Omdat u als Turkse organisaties nu actief bijdraagt aan de oplossing van dit probleem, levert u ook een belangrijke bijdrage aan de integratie van uw achterban in onze Nederlandse samenleving. Ook daarom zwaai ik u graag lof toe.
Het is nu natuurlijk wel zaak dat het niet bij voornemens blijft. Mijn voorgangster heeft met het IOT en drie andere koepels concrete afspraken gemaakt over uw rol in de aanpak van het probleem. Die neem ik graag over. Ik verwacht nu van u dat u wat nu op papier staat, handen en voeten gaat geven. Of zoals ze hier in Rotterdam zeggen: geen woorden maar daden.
De aanpak van het eergerelateerd geweld richt zich wat mij betreft tegen misstanden en misdrijven; niet tegen mensen of families. Dat neemt niet weg dat er, ook misschien wel juist in uw achterban nog een wereld te winnen is. Ik vraag u daarom het taboe op eergerelateerd geweld in uw achterban te doorbreken.
Door mensen er rechtstreeks op aan te spreken, ze te beïnvloeden, ze op andere gedachten te brengen.
Dat kunt u natuurlijk niet in uw eentje en dat doet u ook niet. Ik weet dat u samenwerkt met partijen als de politie, gemeente- en schoolbesturen, hulpverlening en vrouwenopvang. En zo moet het natuurlijk ook. Want die samenwerking is echt onontbeerlijk in de strijd tegen eergerelateerd geweld.
Als iedereen denkt het zelf wel af te kunnen of zegt dat de andere partij eerst z'n werk maar beter moet doen en ik weet dat dergelijke verwijten over en weer in het verleden zijn gemaakt dan komen we geen steek verder. Geen 'wij zij'-reflexen dus, maar sámen doen, sámen dit geweld de wereld uit helpen, om te beginnen uit Nederland. Dát is wat ik van u en van al die andere betrokken partijen vraag.
Ik ga u daarbij helpen door gemeenten aan te spreken en te vragen wat zij doen aan de bestrijding van eergerelateerd geweld. Daarbij zal ik benadrukken dat voor een goede lokale aanpak het belangrijk is dat uw inzet en uw activiteiten worden ondersteund, zowel door de gemeente zelf als door hulpverleners en politie.
Ik wil daarover nog voor de zomer van 2009 concrete afspraken maken met tien gemeenten. Deze gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Arnhem, Enschede, Eindhoven, Delft, Deventer, Almelo en Hengelo zullen voorop gaan in de strijd tegen eergerelateerd geweld.
Verder is met steun van mijn ministerie onlangs een project op twee Regionale Onderwijscentra uitgevoerd. Dankzij dit project weten leerlingbegeleiders en mentoren hoe zij leerlingen weerbaar kunnen maken tegen eergerelateerd geweld en beschikken zij over een handleiding 'omgaan met eergerelateerde zaken'.
Elke reis begint met de eerste stap en met het ondertekenen van het protocol kun je zeggen dat die eerste stap nu is gezet. De eerste stap op weg naar een samenleving waarin niemand zich gedwongen voelt te vluchten voor dreigend geweld van een broer, vader, oom of ander familielid en waarin niemand zich gedwongen of vrij voelt geweld te plegen om de familie-eer te redden.
Dames en heren,
Er valt over eergerelateerd geweld nog veel meer te zeggen. Maar er wordt al genoeg gepraat in dit land. Het belangrijkste vind ik dat we de fase van het ontkennen van het probleem, van het om de hete brij heendraaien, voorbij zijn. En trouwens ook de fase van het benoemen van het probleem. We zitten nu in de fase van het aanpakken van het probleem.
En daar ben ik blij om. Nu gaat het er vooral om dat we met die aanpak eergerelateerd geweld voorkómen. Daar zal ik mij als minister voor inzetten. Samen met u, samen met iedereen die daar een bijdrage aan kan leveren.
Dank u wel.