Antwoorden op kamervragen van Agema over het overlijden van mevrouw E. in de koelcel van het verpleeghuis waar zij woonde

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ/KZ-U-2887929

25 november 2008

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker, mede namens de minister van Justitie, op kamervragen van het Kamerlid Agema over het overlijden van mevrouw E. in de koelcel van het verpleeghuis waar zij woonde.
(2080903030)

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht “Enkeltje naar de hel”? 1)

Vraag 2

Bent u via de Inspectie voor de Gezondheidszorg op de hoogte gebracht van het feit dat in de nacht van 14 op 15 september 2005 in het REC (thans Monteverdi) verpleeghuis in Zoetermeer mevrouw J.M.E. naar het mortuarium (koelcel) is gebracht alvorens een arts haar overlijden had vastgesteld? Zo neen, wat is uw reactie hierop?

Vraag 3

Is het u bekend dat mevrouw E. om half twaalf ’s avonds, liggend op haar rug, naar het mortuarium is gebracht en de volgende dag even na vier uur door de begrafenisondernemer in foetushouding is aangetroffen? Wat is uw reactie hierop?

Vraag 4

Is het u bekend dat de behandelend arts als datum en tijdstip van overlijden 15 september zeven uur in de ochtend heeft aangegeven, en dat mevrouw E. toen al de hele nacht in het mortuarium lag? Wat is uw reactie hierop?

Vraag 5

Bent u voornemens de Inspectie onderzoek naar deze gang van zaken te laten doen, waaronder ook opheldering over de vraag of de behandelend arts heeft geknoeid in het medisch dossier van betrokkene en diezelfde behandelend arts onterecht briefpapier van het Lange Land Ziekenhuis gebruikte? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 1, 2, 3, 4 en 5
Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vragen op 12 september 2006 gesteld door het kamerlid Nawijn (TK 2006-2007, Aanhangsel, 120). In aanvulling hierop wijs ik u op de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag van 6 november 2007 waarin de klachten tegen de betrokken arts zijn afgewezen.

Vraag 6

Wat zijn de richtlijnen in verpleeg- en verzorgingshuizen met betrekking tot het vaststellen van het overlijden van personen? Deelt u de mening dat het zo zou moeten zijn dat een lijkschouwing door een arts moet worden verricht, zodra iemand is overleden, en voordat iemand wordt overgebracht naar het mortuarium en dat dit opgenomen zou moeten worden in de Wet op de Lijkbezorging?

Vraag 9

Deelt u de mening dat een bewoner van een verpleeghuis niet naar het mortuarium kan worden overgebracht alvorens de lijkschouw heeft plaatsgevonden en het overlijden door een arts is vastgesteld? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6 en 9

In verpleeg- en verzorgingshuizen is de regel dat een arts het overlijden vaststelt voordat het lichaam wordt overgebracht naar het mortuarium, tenzij het overlijden ’s-nachts plaatsvindt, het overlijden verwacht kon worden en de familie instemt met het niet direct betrekken van een arts.
Bij de Eerste Kamer is op dit moment het wetsvoorstel (30 696) aanhangig om de Wet op de Lijkbezorging onder meer in die zin te wijzigen dat de dood door de (huis)arts wordt vastgesteld zo spoedig mogelijk na het overlijden (artikel Ba). Ik ga ervan uit dat de verpleeg- en verzorgingshuizen hun regels aanpassen aan deze wijziging van de Wet op de Lijkbezorging.

Antwoord 7

Bent u bekend met het strafrechtelijk onderzoek dat de Officier van Justitie (OvJ) heeft ingesteld naar aanleiding van 20 aangiften van familieleden van (voormalige) bewoners over het handelen van medisch en verzorgend personeel van dit verpleeghuis?

Antwoord 7

In 2004 en 2005 zijn 4 aangiften binnengekomen die kunnen worden gerelateerd aan de wijze waarop personeel van het verpleeghuis zich ten opzichte van bewoners heeft gedragen. Daarnaast heeft het openbaar ministerie enkele brieven ontvangen van verontruste familieleden van (voormalige) bewoners van het tehuis. In de onderzoeken die op basis van de aangiften zijn verricht zijn geen concrete aanwijzingen voor strafbare feiten naar voren gekomen.

Antwoord 8

Bent u bekend met de brief van 16 mei jl. van de OvJ aan enkele familieleden? Deelt u de mening van de OvJ dat het minder wenselijk – en m.i. geheel onwenselijk – is dat pas geruime tijd na het overlijden van een persoon een arts ter plekke komt en dat dit kennelijk vaker het geval is?

Antwoord 8

Ja, dat is mij bekend. Het is van belang dat de lijkschouw spoedig na het overlijden plaatsvindt. Het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging voorziet in het vaststellen van de dood zo spoedig mogelijk na het overlijden.

Vraag 10

Deelt u de mening dat het onterecht is dat er volgens de OvJ geen grond voor strafrechtelijk onderzoek zou zijn, terwijl het nog levend naar het mortuarium overgebracht worden in het kader van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht – het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen of laten van degenen die aanspraak maken op verpleging of verzorging – wel een grond zou kunnen zijn voor nader strafrechtelijk onderzoek?

Antwoord 10

Nee, die mening deel ik niet. De officier van justitie is na bestudering van het dossier tot de conclusie gekomen dat niet gebleken is van het opzettelijk in hulpeloze toestand laten of brengen, zodat er onvoldoende aanleiding is voor het instellen van (nader) strafrechtelijk onderzoek.

Vraag 11

Bent u bereid met het OM te overleggen om alsnog een strafrechtelijk onderzoek te vragen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 11

Nee, de bevindingen van de officier geven daartoe geen aanleiding.

1) De Telegraaf, “Enkeltje naar de hel”, 9 september 2006